Instantie: Kantonrechter Breda, 6 juli 1997

Instantie

Kantonrechter Breda

Samenvatting


Verzoekster wenst de arbeidsovereenkomst met verweerder te ontbinden omdat
verweerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hierdoor is de werkverhouding
tussen partijen onherstelbaar beschadigd en een vertrouwensbasis ontbreekt.
Verweerder werkt als analist bij verzoekster. Verweerder is op 27 februari
1997 veroordeeld door de rechtbank Breda tot een gevangenisstraf van vijftien
maanden waarvan vijf voorwaardelijk wegens het plegen van ontucht met minderjarigen.
Verweerder heeft van aanvang af verklaard onschuldig te zijn aan de tegen
hem gerezen bedenkingen en heeft dan ook hoger beroep ingesteld. Tevens
stelt verweerder dat hij op het werk nooit alleen is met minderjarigen.
De rechtbank is het met de verweerder eens dat de vrees voor problemen
op de werkvloer van de werkgever irreëel is. Er is onvoldoende bewijs van
een unaniem verzet tegen terugkomst van verweerder. Voorts is van belang
dat, naar het oordeel van de kantonrechter, het op de weg van de werkgever
ligt om, daar waar een strafrechtelijk onderzoek en naderhand een strafrechtelijke
veroordeling onrust op de werkvloer hebben teweeggebracht, een bemiddelende
en ook voorlichtende rol te spelen teneinde het ontstaan van mogelijke
vooroordelen tegen te gaan. Er is niet gebleken dat daartoe inspanningen
zijn verricht.
De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van een zodanige verandering
in de omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk
of na korte tijd moet eindigen.

Volledige tekst

De beschikking van 6 juli 1997

2. Het verzoek en het verweer

Het verzoek strekt, voor zover er tussen partijen nog een arbeidsovereenkomst
bestaat, tot ontbinding van die arbeidsovereenkomst op grond van gewichtige
redenen, kosten rechtens. Verzoekster voert als grondslag voor haar rekest
aan dat door de strafrechtelijke veroordeling van verweerder de werkverhouding
tussen partijen (en een groot aantal collega’s van verweerder) onherstelbaar
beschadigd is en een vertrouwensbasis ontbreekt.
Verweerder betwist de door verzoekster aangevoerde grondslag. Primair heeft
hij geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Subsidiair wordt verzocht
de beslissing aan te houden in afwachting van het verdere verloop van zijn
strafzaak.
3. De beoordeling

Verweerder – geboren 22 juli 1961 – is sedert 1 februari 1983 in dienst
bij het Medisch Centrum De Klokkenberg te Breda in de functie van analist
tegen een brutoloon van a 4536 per maand.

Uit de stukken is komen vast te staan dat per 1 april 1997 het thoraxcentrum
van Medisch Centrum De Klokkenberg is overgegaan naar verzoekster.
Verzoekster heeft het verzoek voorwaardelijk ingesteld, namelijk voor het
geval er een arbeidsovereenkomst tussen haar en verweerder totstandgekomen
is. In deze procedure zal, gelet op het voorwaardelijke karakter van het
verzoek, niet nader worden ingegaan op de vraag of er een arbeidsovereenkomst
tussen partijen bestaat.
Verweerder is als medisch analist werkzaam bij het klinisch chemisch laboratorium.
Vanaf 7 november 1996 heeft verweerder feitelijk geen werkzaamheden verricht,
zulks in verband met detentie en arbeidsongeschiktheid. De bedrijfsarts
heeft verweerder met ingang van 21 april 1997 weer arbeidsgeschikt geacht.

Aan het verzoek is ten grondslag gelegd dat zich een verandering van omstandigheden
heeft voorgedaan die daaruit bestaat dat de vertrouwensbasis tussen enerzijds
verzoekster en verweerder en anderzijds een groot aantal laboratoriummedewerkers
en verweerder ontbreekt, doordat men niet meer met verweerder wil samenwerken.
Verweerder is sedert begin november 1996 onderwerp van een strafrechtelijk
onderzoek en is op 27 februari 1997 veroordeeld door de rechtbank te Breda
tot een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 5 voorwaardelijk wegens
het plegen van ontucht met minderjarigen. De terugkomst van verweerder
zou – zo blijkt uit de stellingen van verzoekster – niet meer gewenst zijn
in verband met gerezen afschuw bij zijn collegae.

Verweerder heeft verklaard zijn werkzaamheden weer zo spoedig mogelijk
te willen hervatten. Verweerder heeft van aanvang af aan verklaard onschuldig
te zijn tegen de hem gerezen bedenkingen. Van het inmiddels gewezen vonnis
is hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof.

De kantonrechter volgt het standpunt van verweerder dat, nu nog geen onherroepelijke
veroordeling gevolgd is het volgens het geldende rechtssysteem voor moet
worden gehouden dat verweerder (vooralsnog) onschuldig is. Van belang is
voorts dat de vermeende ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden in
de privé-sfeer.

Met verweerder is de kantonrechter van oordeel dat ter zitting door verzoekster
geuite vrees van collegae voor problemen op de werkvloer irreëel is. Gebleken
is dat verweerder tijdens zijn arbeidsongeschiktheid regelmatig contacten
heeft onderhouden met diverse collegae. Van een unaniem verzet tegen de
terugkomst van verweerder zoals verzoekster heeft betoogd is onvoldoende
gebleken; slechts een deel van de collegae is gekant tegen de terugkomst
van verweerder. Evenmin is gebleken dat zich in het 14-jarige dienstverband
van verweerder met De Klokkenberg voorvallen in de sfeer van de thans gerezen
verdenking hebben voorgedaan danwel nadere niet te tolereren gedragingen.
Verweerder heeft onweersproken gesteld in de uitoefening van zijn werkzaamheden
nooit alleen met minderjarigen te zijn.

Voorts is van belang dat, naar het oordeel van de kantonrechter, het op
de weg van de werkgever ligt om, daar waar een strafrechtelijk onderzoek
en naderhand een strafrechtelijke veroordeling onrust op de werkvloer hebben
teweeggebracht, een bemiddelende en ook voorlichtende rol te spelen teneinde
het ontstaan van mogelijke vooroordelen tegen te gaan. Met uitzondering
van een poging van dhr. Van Rijsbergen van de afdeling personeelszaken
van het Medisch Centrum Klokkenberg is niet gebleken dat daartoe inspanningen
zijn verricht. Mogelijk heeft hierbij een rol gespeeld de volgens verzoekster
gewijzigde opstelling van het Medisch Centrum Klokkenberg kort voor de
datum van overgang van het thoraxcentrum, doch deze omstandigheid kan niet
aan verweerder worden tegengeworpen nu verzoekster als opvolgend werkgeefster
– zoals in deze procedure wordt aangenomen – een eigen verantwoordelijkheid
heeft op dit gebied.
De houding van verzoekster ten opzichte van verweerder is van begin af
aan afwijzend geweest, zo is ter zitting gebleken.

Gesteld noch gebleken is dat verweerder in de uitoefening van zijn werkzaamheden
niet naar behoren zou functioneren.
Gelet op het vorenstaande moet worden geoordeeld, dat er geen sprake is
van een zodanige verandering in de omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst
billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd moet eindigen, zodat het verzoek
zal worden afgewezen.

4. De kosten
(….)

Rechters

Mr Slot