Instantie: Commissie gelijke behandeling, 15 juli 1997

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Verzoekster is werkzaam als zelfstandige en heeft een arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Zij is zwanger. De verzekeraar verstrekt een uitkering in verband met zwangerschap
mits de vermoedelijke bevallingsdatum ten minste twee jaar na aanvang van
de verzekering ligt. Door deze voorwaarde komt verzoekster niet in aanmerking
voor een uitkering. De verzekeraar stelt dat zij deze beperkende voorwaarde
hanteert ter voorkoming van misbruik van de uitkering. De Commissie oordeelt
dat er sprake is van onderscheid op grond van geslacht. Bij de betreffende
verzekering zijn geen wachttermijnen gesteld aangaande het recht op uitkering,
behalve als er sprake is van zwangerschap of bevalling.

Volledige tekst

(…)
4. De overwegingen van de commissie

4.1. In geding is de vraag of de wederpartij jegens verzoekster onderscheid
maakt op grond van geslacht als bedoeld in de Algemene wet gelijke behandeling
(AWGB) door in de polisvoorwaarden te bepalen, dat de uitkering in verband
met zwangerschap wordt verstrekt op voorwaarde dat de vermoedelijke bevallingsdatum
tenminste twee jaar na aanvang van de verzekering ligt.
(…)

4.3. Ten aanzien van het verstrekken van de uitkering in verband met zwangerschap
als zodanig overweegt de Commissie als volgt.
De wederpartij biedt arbeidsongeschiktheidsverzekeringen aan en verstrekt
in dat kader een uitkering in verband met zwangerschap. Reeds eerder heeft
de Commissie geoordeeld dat bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen het
niet verlenen van een uitkering bij arbeidsongeschiktheid welke is ontstaan
door zwangerschap of bevalling (anders dan dat de arbeidsongeschiktheid
gevolg is van complicaties daarbij), direct onderscheid op grond van geslacht
oplevert als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, AWGB en mitsdien
in strijd is met deze wet. Het verstrekken van een uitkering in verband
met zwangerschap in het kader van de arbeidsongeschiktheidsverzekering
als zodanig leidt derhalve niet tot onderscheid in de zin van genoemde
wet. Het betekent dat de wet op dat punt wordt nageleefd en dat door deze
uitkering te verstrekken sprake is van gelijke behandeling van mannen en
vrouwen. De door de wederpartij aangeduide vrijheid om verzekeringen aan
te bieden, wordt derhalve beperkt door het wettelijk verbod op het maken
van onderscheid naar geslacht. Uit de AWGB vloeit voort dat bij het aanbieden
van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen de arbeidsongeschiktheid die ontstaat
door zwangerschap of bevalling -ook los van verzekering van complicaties
daarbij- dient te worden meeverzekerd.

4.4. Ten aanzien van de vraag of de beperkende voorwaarde die de wederpartij
stelt bij de uitkering in verband met zwangerschap in strijd is met de
AWGB overweegt de Commissie het volgende.
Vooropgesteld moet worden dat de wederpartij de vrijheid heeft bij het
aanbieden van verzekeringen als de onderhavige, bepalingen op te nemen
ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik. Ook deze vrijheid wordt
echter beperkt door het wettelijk verbod op het maken van onderscheid naar
geslacht. Dit betekent dat de voorwaarden die in het kader van voorkoming
van misbruik bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen worden gesteld, niet
mogen leiden tot een verschil in behandeling tussen mannen en vrouwen.
De Commissie stelt vast dat bij de onderhavige arbeidsongeschiktheidsverzekering
geen wachttermijnen zijn gesteld aangaande het recht op uitkering, behalve
als sprake is van zwangerschap of bevalling. In dat geval wordt een wachttermijn
van twee jaar gehanteerd.
Zowel in de Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen als in de AWGB wordt
onderscheid op grond van zwangerschap en bevalling aangemerkt als direct
onderscheid op grond van geslacht. De Commissie is derhalve van oordeel
dat de wet geen andere conclusie toelaat dan dat de wederpartij direct
onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt als bedoeld in artikel
7, eerste lid, onderdeel a, AWGB.

4.5. Direct onderscheid op grond van geslacht is verboden, tenzij sprake
is van een in de wet genoemde uitzondering. Ten aanzien van de vraag of
in deze zaak de in artikel 2, tweede lid, AWGB genoemde wettelijke uitzonderingen
van toepassing zijn op bedoeld verbod, overweegt de Commissie als volgt.

De wederpartij doet een beroep op genoemd wetsartikel en verwijst daarbij
naar artikel 1, onderdeel b van het Besluit, ervan uitgaande dat het verstrekken
van een uitkering in verband met zwangerschap moet worden beschouwd als
een handelen dat valt onder de bescherming van de gezondheid zoals in het
Besluit bedoeld. Nog daargelaten de vraag of het verstrekken van een uitkering
in verband met zwangerschap als zodanig een maatregel is tot bescherming
van de gezondheid van de vrouw als bedoeld in het Besluit, moet worden
geconstateerd dat in deze zaak niet het verstrekken van genoemde uitkering
als zodanig in geding is maar het daarbij stellen van een beperkende voorwaarde.
De Commissie overweegt dat het stellen van de wachttermijn van twee jaar
niet kan worden beschouwd als een handelen dat de bescherming van de gezondheid
dient. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep van de wederpartij op
artikel 1, onderdeel b van het Besluit moet worden verworpen en mitsdien
wat dit betreft geen sprake is van een wettelijke uitzondering als bedoeld
in artikel 2, tweede lid, AWGB.

De wederpartij heeft tevens een beroep gedaan op artikel 1, onderdeel i
van het Besluit. Zij stelt daarbij dat, nu het aanbieden van de dienst
geslachtsbepaald is, beperkende voorwaarden daarbij evenmin kunnen leiden
tot een verboden onderscheid.
De Commissie kan de wederpartij hierin niet volgen. De dienst die de wederpartij
verleent is het aanbieden van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Omdat
de uitkering in verband met zwangerschap niet op zichzelf staat maar moet
worden begrepen als een deel van de arbeidsongeschiktheidsverzekering,
kan deze uitkering niet als een aparte dienst worden beschouwd. De Commissie
voegt hier wellicht ten overvloede aan toe dat het feit dat zwangerschap
tot de risico’s behoort die in het kader van de arbeidsongeschiktheidsverzekering
worden verzekerd, de arbeidsongeschiktheidsverzekering als zodanig niet
tot een dienst maakt die uitsluitend kan worden verleend aan vrouwen. Het
beroep van de wederpartij op artikel 1, onderdeel i van het Besluit dient
naar het oordeel van de Commissie derhalve eveneens te worden verworpen.
Mitsdien is ook wat dit betreft geen sprake van een wettelijke uitzondering
als bedoeld in artikel 2, tweede lid, AWGB.

De wederpartij heeft voorts nog als verweer aangevoerd dat een wachttermijn
nodig is teneinde te voorkomen dat vrouwen zich massaal gaan verzekeren.
Daargelaten de vraag of dit verweer kan slagen nu dit laatste zich niet
heeft voorgedaan nadat de wederpartij als eerste particuliere verzekeraar
de zwangerschapsuitkering invoerde en sindsdien meer verzekeraars dit voorbeeld
zijn gevolgd, kan de Commissie niet anders dan constateren dat de wet geen
andere uitzonderingen op het verbod van direct onderscheid op grond van
geslacht toestaat dan die welke in de AWGB zijn vervat.

Op grond van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de wederpartij
een verboden direct onderscheid op grond van geslacht maakt, door bij het
aanbieden van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen als voorwaarde te stellen
dat alleen in geval van zwangerschap het recht op de uitkering ontstaat
mits de verzekerde ten tijde van de vermoedelijke bevallingsdatum ten minste
twee jaar bij de wederpartij is verzekerd.
Wellicht ten overvloede voegt de Commissie hieraan toe dat het de wederpartij
blijft vrijstaan ook bij de uitkering in verband met zwangerschap bepalingen
op te nemen ter voorkoming van misbruik, mits daarmee geen verschil in
behandeling als bedoeld in de AWGB wordt gemaakt met de bepalingen betreffende
de overige -niet slechts bij vrouwen voorkomende- oorzaken van arbeidsongeschiktheid.
(…)

Rechters

Mrs Timmerman-Buck, Dierx, Den Boer