Instantie
Commissie gelijke behandeling
Samenvatting
Verzoekster heeft een doorlopend krediet. De bank hanteert een leeftijdsgrens
voor de kredietverstrekking. Deze grens is voor mannen en vrouwen gelijk,
ondanks het feit dat vrouwen gemiddeld ouder worden. Hierdoor is er volgens
verzoekster sprake van onderscheid op grond van geslacht. De Commissie
overweegt dat het gebruik van sexe-specifieke statistische gegevens in
de
regel tot onderscheid zou leiden. Het hanteren van een leeftijdsgrens waarbij
geen gebruik wordt gemaakt van dergelijke gegevens, levert juist geen
onderscheid op. Geen strijd met wet.
Volledige tekst
1. HET VERZOEK
1.1. Op 24 december 1996 verzocht mevrouw M.A. van der M. te Amsterdam
(hierna: verzoekster) de Commissie gelijke behandeling (hierna: de Commissie)
haar oordeel uit te spreken over de vraag of Postbank N.V. te Amsterdam
(hierna: de wederpartij) jegens haar onderscheid maakt als bedoeld in de
wetgeving gelijke behandeling.
1.2. Verzoekster heeft een doorlopend krediet bij de wederpartij. De
wederpartij hanteert voor dat krediet een leeftijdsgrens van 60 jaar gelet
op
het toenemend overlijdensrisico. Volgens verzoekster maakt de wederpartij,
door hierbij niet te differentiëren naar geslacht, onderscheid naar geslacht
omdat vrouwen gemiddeld ouder worden dan mannen.
2. DE LOOP VAN DE PROCEDURE
2.1. De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en een onderzoek
ingesteld. Beide partijen hebben hun standpunten schriftelijk toegelicht.
Partijen zijn uitgenodigd voor een zitting op 9 juni 1997.
2.2. Bij deze zitting waren aanwezig:
van de kant van verzoekster
– mw. M.A. van der M. (verzoekster)
van de kant van de wederpartij
– dhr. G. Bakker (afdeling Consumptief Krediet)
– dhr. mr. A. ten Veen (advocaat)
van de kant van de Commissie
– mw. mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck (Kamervoorzitter)
– mw. mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst (lid Kamer)
– dhr. mr. W.A. van Veen (lid Kamer)
– mw. mr. A.N. Veekamp (secretaris Kamer).
2.3. Het oordeel is vastgesteld door Kamer III van de Commissie. In deze
Kamer hebben zitting de leden als genoemd onder 2.2.
3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
De feiten
3.1. Verzoekster heeft in oktober 1995 een overeenkomst gesloten met de
wederpartij op grond waarvan de wederpartij haar een doorlopend krediet
verstrekt. Op deze overeenkomst zijn de Voorwaarden Doorlopend Krediet
van
toepassing. Artikel 7 van deze voorwaarden bepaalt dat de limiet bij het
bereiken van een nader door de wederpartij te bepalen leeftijd, al dan
niet
gefaseerd, zal worden verlaagd. Artikel 11 van de voorwaarden bepaalt het
volgende: “Indien de kredietnemer tijdens de duur van deze overeenkomst
komt
te overlijden vervalt de verplichting tot betaling van de op de dag van
overlijden uitstaande schuld, met uitzondering van die bedragen die op
de dag
van overlijden reeds verschuldigd maar nog niet betaald waren. (…)”.
De leeftijdsgrens, bedoeld in artikel 7, bedroeg ten tijde van het
verzoekschrift 60 jaar. Vanaf de 60-jarige leeftijd van de kredietnemer
wordt
de limiet met jaarlijks 20% verlaagd, zodat het krediet op 65-jarige leeftijd
is afgelost. Vanaf 1 februari 1997 is de leeftijd waarop de limiet wordt
verlaagd, verhoogd tot 65 jaar.
De standpunten van partijen
3.2. Verzoekster stelt het volgende.
Het overlijdensrisico voor mannen verschilt aanzienlijk met dat voor vrouwen.
Het zou in de rede liggen dit verschil in de regels met betrekking tot
afbouw
van het krediet te betrekken, als het overlijdensrisico als argument voor
het
hanteren van een leeftijdsgrens wordt gehanteerd.
Een gelijkwaardige behandeling van mensen betekent niet dat zij ook altijd
gelijk moeten worden behandeld. Het gaat om gelijke behandeling bij gelijke
gevallen. Mannen en vrouwen zijn in dit geval niet gelijk. Bij andere
regelingen waarbij het overlijdensrisico een belangrijke factor vormt (b.v.
pensioenen en verzekeringen), worden op grond van actuariële tabellen vrouwen
anders behandeld dan mannen en dat wordt geaccepteerd. Dit betekent dat
ook
in deze situatie gebruik gemaakt dient te worden van naar sexe gescheiden
sterftetabellen. Zou de Commissie tot het oordeel komen dat het hanteren
van
eenzelfde leeftijdsgrens voor mannen en vrouwen in deze concrete situatie
niet leidt tot strijd met de wet, dan dienen in geen enkele andere regeling
waarbij het overlijdensrisico van belang is, actuariële tabellen gebruikt
te
worden. Met andere woorden: òf in iedere situatie waarbij het
overlijdensrisico een rol speelt, wordt gebruik gemaakt van actuariële
gegevens òf in geen enkele situatie.
Het verhogen van de leeftijdsgrens of het afsluiten van een persoonlijke
lening met een leeftijdsgrens van 70 jaar roepen eenzelfde principieel
bezwaar op.
Verzoekster stelt geen prijs op het kwijtschelden van de schuld bij
overlijden. Zij heeft geen nabestaanden die op een erfenis wachten en
eventuele schulden zullen uit haar boedel moeten worden betaald. Zij vraagt
zich af of ooit onderzocht is of er een categorie mensen is die geen prijs
stelt op kwijtschelding van de schuld.
3.3. De wederpartij stelt het volgende.
Discriminatie of onderscheid heeft betrekking op het maken van een verschil.
Daarvan is naar de mening van de wederpartij geen sprake, omdat zij een
voor
iedereen gelijke leeftijdsgrens hanteert bij het afsluiten en afbouwen
van
een doorlopend krediet. Deze grens geeft de gemiddelde leeftijd aan waarbij
de bank het nog bedrijfseconomisch verantwoord acht aan haar cliënten
doorlopend krediet te verstrekken, ongeacht geslacht, ras, nationaliteit
of
gerichtheid van deze cliënten en derhalve ook ongeacht de vraag of er
afhankelijk van geslacht, ras, nationaliteit of gerichtheid wellicht
verschillende sterftetabellen gelden.
Bij het vaststellen van de leeftijdsgrens spelen naast bedrijfs-economische
argumenten ook commerciële argumenten een rol. In het dynamische krachtenveld
van de Nederlandse concurrentieverhoudingen worden voorwaarden van andere
aanbieders van consumptief krediet enerzijds en maatschappelijke
ontwikkelingen die van invloed zijn op consumentengedrag anderzijds,
voortdurend getoetst aan de bestaande voorwaarden en regelingen van de
wederpartij. Dit leidt tot een continue produktontwikkeling en aanpassingen
in het bestaande produktassortiment. Ten aanzien van de leeftijdsgrens
die
door de wederpartij bedrijfseconomisch verantwoord wordt geacht, wordt
gebruik gemaakt van de sterftetabellen van het Centraal Bureau voor de
Statistiek. Deze tabellen worden vergeleken met de sterfteontwikkeling
in de
eigen portefeuille.
Het hanteren van een leeftijdsgrens is op zichzelf niets bijzonders. Dit
gebeurt immers ook bij het recht op een uitkering krachtens AOW en de
leeftijd waarop men meerderjarig wordt. Het standpunt van verzoekster houdt
in dat men ook daarin een discriminatie van mannen moet zien, omdat die
gemiddeld minder lang leven en daarom minder lang meerderjarig zijn of
in het
bezit van een AOW-uitkering worden gesteld.
Verzoekster was op de hoogte met de voorwaarden bij het afsluiten van het
krediet. Deze vormden kennelijk geen reden om van de overeenkomst af te
zien.
3.4. Ten aanzien van het produkt Doorlopend Krediet heeft de wederpartij
gekozen voor één gestandaardiseerd produkt met voor alle cliënten geldende
uniforme produktkenmerken en kredietvoorwaarden. Het doel van de regeling
is
het creëren van een situatie waarin zoveel mogelijk de openstaande restschuld
van cliënten bij leven wordt afgelost. Dit heeft te maken met het beleid
om
een eventueel uitstaande schuld bij overlijden van de kredietnemer kwijt
te
schelden. Het in de tarieven berekende percentage van het overlijdensrisico
zou een te grote druk leggen op de tarieven indien een lening tot een hogere
leeftijd zou kunnen worden afgesloten. Teneinde de tarieven op een
aanvaardbaar niveau te houden, heeft de wederpartij het overlijdensrisico
afgedekt door middel van een afbouwregeling aanvankelijk vanaf 60 jaar,
inmiddels vanaf 65 jaar.
Het probleem van de leeftijdsgrens zou kunnen worden opgelost door
introductie van een gedifferentieerd doorlopend krediet, waarbij gedacht
kan
worden aan een doorlopend krediet met een hogere leeftijdsgrens en het
niet
meer kwijtschelden van de restantschuld. Echter voor veel klanten kan de
uitstaande schuld bij overlijden niet worden verrekend met de nalatenschap.
Om nabestaanden niet te confronteren met een uitstaande schuld is deze
regeling ingesteld. Indien een restantschuld moet worden ingevorderd bij
de
erfgenamen zal dit, ook als het zonder moeilijkheden verloopt, altijd een
bepaalde hoeveelheid werk en dus kosten voor de wederpartij met zich brengen.
4. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE
4.1. In geding is de vraag of de wederpartij, door voor mannen en vrouwen
bij
het verstrekken van een doorlopend krediet eenzelfde leeftijdsgrens te
hanteren, jegens verzoekster onderscheid maakt naar geslacht als bedoeld
in
de wetgeving gelijke behandeling.
4.2. Voor de beantwoording van deze vraag zijn de volgende wetsartikelen
van
belang.
Artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Algemene wet gelijke behandeling
(AWGB) verbiedt onder andere het maken van onderscheid bij het aanbieden
van
goederen of diensten en bij het sluiten, uitvoeren en beëindigen van
overeenkomsten ter zake, indien dit geschiedt in de uitoefening van een
beroep of bedrijf. De wederpartij valt als bancaire instelling onder de
reikwijdte van dit artikel.
Onder onderscheid in de zin van de AWGB moet krachtens artikel 1, onderdeel
a, van deze wet worden verstaan direct en indirect onderscheid. Artikel
1,
onderdeel b, AWGB bepaalt onder meer dat onder direct onderscheid,
onderscheid tussen personen op grond van geslacht moet worden verstaan.
Op
grond van artikel 1, onderdeel c, AWGB moet onder indirect onderscheid
worden
verstaan onderscheid op grond van andere hoedanigheden of gedragingen dan
geslacht, dat direct onderscheid tot gevolg heeft.
Artikel 2, tweede lid, AWGB bepaalt dat het in deze wet neergelegde verbod
van onderscheid op grond van geslacht niet geldt in gevallen waarin het
geslacht bepalend is. Bij algemene maatregel van bestuur (Besluit Gelijke
Behandeling) zijn de gevallen waarin deze uitzondering aan de orde is,
nader
omschreven. (Koninklijk besluit van 18 augustus 1994, Staatsblad 657).
4.3. De wederpartij hanteert een vaste leeftijdsgrens die gelijk is voor
mannen en vrouwen. De klacht van verzoekster betreft het feit dat de
wederpartij niet differentieert naar geslacht. De Commissie overweegt
hieromtrent het volgende.
Het stellen van een leeftijdsgrens als zodanig bij het aanbieden van goederen
en diensten en bij het sluiten, uitvoeren en beëindigen van overeenkomsten
ter zake kan een handelen zijn waardoor vrouwen -danwel mannen- onevenredig
worden benadeeld. De leeftijdsgrens kan dan als neutraal criterium worden
beschouwd. Als het gevolg van hantering van die leeftijdsgrens echter in
overwegende mate één van beide geslachten treft, is sprake van indirect
onderscheid op grond van geslacht.
In deze zaak zou op grond van deze redenering kunnen worden onderzocht
of
sprake is van indirect onderscheid op grond van geslacht. De Commissie
gaat
daartoe echter niet over vanwege het feit dat het in deze zaak een verzoek
om
een oordeel betreft aangaande de vraag, of de wederpartij de gestelde
leeftijdsgrens behoort te relateren aan een sexespecifiek kenmerk, namelijk
het verschil in sterfterisico’s voor mannen en vrouwen. Een criterium -zoals
in casu de leeftijdsgrens- dat als zodanig neutraal is, verliest zijn
neutrale karakter als het direct gerelateerd wordt aan een sexespecifiek
kenmerk.
Het gebruik van statistische gegevens die sexespecifiek zijn, leidt als
regel
tot direct onderscheid op grond van geslacht. De norm van gelijke behandeling
houdt immers in, dat kenmerken die verbonden zijn aan een bepaald geslacht
niet mogen leiden tot een verschil in behandeling benadeling danwel
bevoordeling van de betrokkenen ten opzichte van degenen die tot het andere
geslacht behoren. Met het hanteren van een leeftijdsgrens waarbij juist
geen
gebruik gemaakt is van sexe-specifieke gegevens, zoals in casu bij de
bestreden voorwaarde bij kredietverlening door de wederpartij, wordt derhalve
geen onderscheid naar geslacht gemaakt.
Deze conclusie wordt naar het oordeel van de Commissie ondersteund door
het
volgende.
In de AWGB zijn uitzonderingen opgenomen op het verbod tot het maken van
onderscheid op grond van geslacht. Artikel 1, onderdeel h, van het Besluit
gelijke behandeling bevat een dergelijke uitzondering. Deze betreft de
verzekering van een risico dat afhankelijk is van het leven van een persoon
tegen een van het geslacht van die persoon afhankelijke premie, voorzover
het
verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen het verschil in
premie
redelijkerwijs meebrengt. Geconstateerd moet worden dat het gebruik van
sterftetabellen die differentiëren naar geslacht bij levensverzekeringen
onder bepaalde voorwaarden een toegestaan onderscheid vormt. Uit de
wetsgeschiedenis (Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 014, nr. 10,
pag.
32-37 en Handelingen Tweede Kamer, 11 februari 1993, pag. 48-3604/3605)
blijkt dat dit de enige uitzondering is waar het gebruik van naar sexe
gescheiden sterftetabellen is toegestaan. Ook dit leidt tot de conclusie
dat
sexespecifieke sterftetabellen als grond voor een verschillende
leeftijdsgrens voor mannen en vrouwen bij de kredietverleningsvoorwaarden
een
verboden onderscheid op grond van geslacht zou opleveren.
Op grond van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de wederpartij,
door bij de kredietverlening een leeftijdsgrens te hanteren die niet
differentieert naar mannen en vrouwen, geen onderscheid op grond van geslacht
heeft gemaakt als bedoeld in de AWGB.
5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE
De Commissie is van oordeel dat de Postbank N.V. te Amsterdam jegens mevrouw
M.A. van der M. te Amsterdam geen onderscheid heeft gemaakt op grond van
geslacht als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Algemene
Wet Gelijke Behandeling en derhalve niet in strijd met deze wet heeft
gehandeld.
Rechters
Mw. mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck (Kamervoorzitter), mw. mr. E.F.Lagerwerf-Vergunst (lid Kamer), dhr. mr. W.A. van Veen (lid Kamer), mw.mr.A.N. Veekamp (secretaris Kamer)