Instantie: Rechtbank Rotterdam, 31 juli 1997

Instantie

Rechtbank Rotterdam

Samenvatting


Politieagent wordt ervan beschuldigd een aantal vrouwelijke collega’s te
hebben aangerand in werktijd. Hij wordt hiervoor veroordeeld tot vijf maanden
gevangenisstraf waarvan vier maanden voorwaardelijk.
De rechtbank overweegt dat de verdachte in zijn functie van politieambtenaar
de grenzen behoorde te kennen en te respecteren. Een politieambtenaar heeft
ook een voorbeeldfunctie, zeker wanneer het gaat om het tonen van respect
voor anderen.
De vorderingen benadeelde partij worden tot een bedrag van ƒ 500,-
toegewezen.

Volledige tekst

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende
dagvaarding onder voornoemd parketnummer, zoals deze ter terechtzitting
overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
Van
deze dagvaarding en vordering zijn kopieën in dit vonnis gevoegd (bladzijden
genummerd 1A t/m E).

Dagvaarding van verdachte

naam: K
voornamen: F.R.B.
geboren op: 11 maart 1961 te Rotterdam
wonende te: (….)
adres: (….)

Hierbij dagvaart ik u om als verdachte te verschijnen op vrijdag 02 mei
1997,
te 10.00 uur, ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer in de
arrondissementsrechtbank te Rotterdam, Wilhelminaplein 125, teneinde terecht
te staan terzake van hetgeen hieronder is omschreven.

Ik verwijs naar de mededelingen onder 1, 3, 5, 6, 8, 9 en 10 op de
achterzijde van dit blad.

Rotterdam, 18 april 1997
De officier van justitie.

Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat

1. hij in of omstreeks de periode van 1 mei 1996 tot en met 17 februari
1997
te Rotterdam (in het politiebureau Walenburgerweg) en/of (elders in)
Nederland meermalen, althans eenmaal (telkens)
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) een vrouw genaamd Br
(telkens) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handeling(en), namelijk het (telkens) * (aan de balie van de
werkverdeler van dat politiebureau)
– voelen aan en/of strijken over en/of knijpen in en/of vastpakken van
de/een
bil(len) van die Br en/of
– met zijn verdachte’s penis en/of (onder)lijf duwen en/of rijden tegen
het
lichaam van die Br,
en/of
* (in de keuken van dat politiebureau)
– voelen aan en/of strijken over en/of het knijpen in en/of vastpakken
van de
borst(en) van die Br en/of
– voelen aan en/of strijken over en/of knijpen in de vagina en/of de
schaamstreek van die Br,
en/of
* in meer/een ruimte(n)/kamer(s) van dat politiebureau duwen tegen en/of
brengen van de hand(en) van die Br naar zijn verdachte’s penis en/of het
laten vastpakken door die Br van zijn verdachte’s penis
met geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben (telkens)
bestaan uit
– het onverhoeds en/of opzettelijk gewelddadig en/of krachtig vastpakken
en/of vasthouden van die Br en/of
– het onverhoeds en/of opzettelijk gewelddadig en/of krachtig vastpakken
en/of vasthouden van de hand(en) en/of arm(en) van die Br en/of (vervolgens)
brengen en/of duwen van de hand(en) van die Br naar zijn verdachte’s penis;
(G1/1, blz.3, G7/1 blz. 3, G1/1 blz. 5, G1/1 blz. 8, G1/3 blz 3)
(Sr 246)

2. hij in of omstreeks de periode van 1 mei 1994 tot en met 17 februari
1997
te Rotterdam (aan het politiebureau Walenburgerweg) en/of (elders in)
Nederland meermalen, althans eenmaal (telkens)
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging
met
geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) een vrouw
genaamd K
(telkens) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handeling(en), namelijk het (telkens)
– duwen tegen en/of brengen van de hand(en) van die K naar zijn verdachte’s
penis
– in of omstreeks de periode eind 1995- begin 1996 in een (verhoorkamer
van
dat politiebureau) brengen van zijn verdachte’s tong in de mond van die
K met
geweld en/of andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld
en/of
de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben (telkens) bestaan
uit
– het onverhoeds en/of opzettelijk gewelddadig en/of krachtig vastpakken
en/of vasthouden van die K en/of
– het onverhoeds en/of opzettelijk gewelddadig brengen van zijn, verdachtes,
mond naar de mond van die K en/of
– het onverhoeds en/of opzettelijk gewelddadig en/of krachtig vastpakken
en/of vasthouden van de hand(en) en/of arm van die K en/of (vervolgens)
brengen en/of duwen van de hand(en) van die K naar zijn verdachte’s penis;
(G2/1 blz 3, A2/2 blz 1 en 2)
(Sr 246)

3. hij in of omstreeks de periode van 1 september 1996 tot en met 17 februari
1997 te Rotterdam (aan het politiebureau Noord) en/of (elders in) Nederland,
meermalen, althans eenmaal (telkens)
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld
en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) een vrouw genaamd
D,
(telkens) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, namelijk het (telkens)
– vastpakken van de/een borst (en) en/of bil(len) van die D en/of
– strijken met zijn, verdachte’s hand(en) over de (blote) rug van die D,
met geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld
en/of bedreiging met andere feitelijke(i)d(en) heeft/hebben (telkens) bestaan
uit
– het opzettelijk gewelddadig en/of krachtig die van D op zijn verdachte’s
schoot trekken en/of
-het onverhoeds en/of opzettelijk trekken en/of rukken van de blouse van
die
D uit de broek van die D;
(G3/1 blz 4, G9/1 blz 2, A3/2 blz 2, G30/1 blz 2)
(Sr 246)

4. hij in of omstreeks de periode van 1 mei 1996 tot en met 17 februari
1997
te Rotterdam (aan het politiebureau Walenburgerweg) en/of (elders in)
Nederland meermalen, althans eenmaal (telkens)
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging
met
geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) een vrouw
genaamd S
(telkens) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handeling(en), namelijk het (telkens)
– in of omstreeks de periode van 1 juli 1996 tot en met 1 december 1996
(in
de keuken van dat politiebureau) voelen aan en/of strijken over en/of het
knijpen in en/of vastpakken van de borst(en) en/of bil(len) van die S en/of
– voelen aan en/of strijken over en/of het knijpen in en/of vastpakken
van de
borst(en) en/of bil(len) van die S en/of
– duwen tegen en/of brengen van de hand(en) van die S naar zijn verdachte’s
penis
met geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en of de bedreiging met
geweld en/of de bedreiging met andere feitleijkhe(i)d(en) heeft/hebben
(telkens) bestaan uit
– het opzettelijk gewelddadig en/of krachtig vastpakken en/of vasthouden
van
die S en/of
– het opzettelijk gewelddadig en/of krachtig vastpakken en/of vasthouden
van
de hand(en) en/of arm(en) van die S en/of (vervolgens) brengen en/of duwen
van de hand(en) van die S naar zijn verdachte’s penis;
G 4/1 blz 3, G 4/1 blz 4, G4/2 blz 2, G4/2 blz 4)
(Sr 246)

5. hij in of omstreeks de periode van 1 januari 1995 tot en met 17 februari
1997 te Rotterdam (in een woning gelegen aan de van der Sluisstraat en/of
aan
het politiebureau Walenburgerweg) en/of (elders in) Nederland meermalen,
althans eenmaal (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) een vrouw genaamd R
(telkens) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handeling(en), namelijk het (telkens)
– voelen aan en/of strijken over en/of het knijpen in en/of vastpakken
van de
borst(en) en/of de bil(len) van die R en/of
– voelen aan en/of strijken over en/of het knijpen in de vagina en/of de
schaamstreek van die R en/of
– met zijn verdachte’s penis en/of (onder)lijf duwen en/of rijden en/of
neukende bewegingen maken tegen het lichaam van die R
met geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere
feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben (telkens) bestaan uit het onverhoeds
vastpakken en/of met kracht tegen zijn verdachte’s lijf aandrukken en/of
opzettelijk gewelddadig en/of krachtig vastpakken en/of vasthouden van
die R;
G8/1 blz 2, G8/1 blz 3, G8/1 blz 4/5, G81 blz 5, G8/1 blz 6, G19/1 blz
3)
(Sr 246)

6. hij in of omstreeks de periode van 1 september 1996 tot en met 1 januari
1997 te Rotterdam
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging
met
geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand,
te
weten S, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handeling(en), namelijk het binnendringen van zijn verdachtes,
tong in de mond van die S,
met geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met
geweld en/of bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan
uit het
– opzettelijk gewelddadig en/of krachtig aan een hand van die S die hij,
verdachte, vasthield, die S naar zich toetrekken, en/of
– opzettelijk gewelddadig en/of krachtig vast blijven houden van die hand
van
die S en/of
– onverhoeds en/of opzettelijk gewelddadig naar zich toetrekken van die
S
en/of
– onverhoeds en/of opzettelijk gewelddadig plaatsen van zijn, verdachtes,
mond op de mond van die S;
G12/1 blz 2/3)
(Sr 246)

Vordering wijziging telastelegging

Parketnummer 0060077-97

De officier van jusititie bij het bovengenoemde parket gezien
de
dagvaarding in de zaak tegen K.

van oordeel, dat de telastelegging als volgt hoort te worden
gewijzigd
dat aan het onder 3 telastegelegde na: “borsten’ wordt toegevoegd:
“en/of bil(len)”

gezien art. 313 Wetboek van Strafvordering;
vordert, dat deze wijziging zal worden toegelaten.
Gedaan ter terechtzitting van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam
op 17
juli 1997.

De officier van justitie,

1. hij in of omstreeks 31 januari 1997 te Rotterdam (in het politiebureau
Walenburgerweg) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) een
vrouw
genaamd Br heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, namelijk het aan de balie van de werkverdeler van dat
politiebureau)
– met zijn verdachte’s onderlijf duwen en rijden tegen het lichaam van
die
Br,
– voelen aan en/of strijken over en/of het knijpen in en/of vastpakken
van de
borst(en) van die Br
met geweld en/of een andere feitelijkheid heeft/hebben bestaan uit
– het krachtig vastpakken en vasthouden van die Br

2. hij in of omstreeks de periode vaneind 1995 tot begin 1996 te Rotterdam
(aan het politiebureau Walenburgerweg
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of een vrouw genaamd
K
heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, namelijk het
– in of omstreeks de periode eind 1995- begin 1996 in een (verhoorkamer
van
dat politiebureau) brengen van zijn verdachte’s tong in de mond van die
K met
geweld en/of andere feitelijkhe(i)d heeft/hebben bestaan uit
– het krachtig vastpakkenvan die K en
– het onverhoeds brengen van zijn, verdachtes, mond naar de mond van die
K

3. hij in de periode van 1 september 1996 tot en met december 1996 te
Rotterdam (aan het politiebureau Noord)
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) een vrouw genaamd D,
heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, namelijk het
– strijken met zijn, verdachte’s hand over de blote rug van die D,
met geweld en/of een andere feitelijkhe(i) heeft/hebben bestaan uit
– het opzettelijk krachtig die van D op zijn verdachte’s schoot trekken
van
de blouse van die D uit de broek van die D;

5. hij in de periode van 1 januari 1997 tot 17 februari 1997 te Rotterdam
aan
het politiebureau door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of
door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere
feitelijkheid een vrouw genaamd R
heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
namelijk het knijpen in en vastpakken van de de billen van die R en/of
– voelen aan en/of strijken over en/of het knijpen in de vagina en/of de
schaamstreek van die R
met geweld en/of een andere feitelijkheid heeft/hebben bestaan uit krachtig
vastpakken van die R

De eis van de officier van justitie

De officier van justitie mr. Gerding heeft gerekwireerd de bewezenverklaring
van het onder 1. t/m 6. ten laste gelegde en de veroordeling van de verdachte
tot een gevangenisstraf voor de tijd van 180 dagen voorwaardelijk met een
proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarde de betaling van
een
door de rechtbank op te leggen schadevergoeding aan de slachtoffers te
betalen binnen drie maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis,
met
aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede
tot
het verrichten van arbeid ten algemenen nutte voor de duur van 240 uur.

Niet bewezen

Het onder 4. en 6. ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen,
zodat de verdachte daarvan dien te worden vrijgesproken.

Bewezen

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder
1,
2, 3 en 5 ten laste gelegde heeft begaan op de wijze als vermeld in de
hierna
ingevoegde bijlage (bladzijden genummerd 1F t/m 1I), die van dit vonnis
deel
uitmaakt.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte
moet
daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging kennelijke
verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd.
Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet
geschaad in de verdediging.

Bewijs

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde
heeft begaan op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de inhoud
van
wettige bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin
de
wet aanvulling van het vonnis vereist, in een aan dit vonnis gehechte bijlage
worden opgenomen.

Strafbaarheid van de feiten

De bewezen feiten leveren op:
1., 2., 3., en 5.:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid,
strafbaar gesteld bij artikel 246 van het wetboek van Strafrecht, meermalen
gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken, die de strafbaarheid van
de
feiten uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van
de
verdachte uitsluiten. De verdachte is strafbaar.

Motivering van de straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de aard van
de
feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de
persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken
uit
het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende
in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig gemaakt
aan
seksuele intimidatie van vier vrouwelijke collega’s, waarbij hij deze
collega’s (onder meer) tegen hun wil in de billen heeft geknepen,
getongzoend, danwel met zijn onderlijf tegen het lichaam heeft geduwd.

Het mag zo zijn geweest dat verdachtes seksueel getinte gedrag vaak is
getolereerd en soms zelf gestimuleerd, waar het de bewezenverklaarde feiten
betreft is onmiskenbaar sprake geweest van ongewenste seksuele intimidatie.
In deze gevallen heeft verdachte de slachtoffers, terwijl hij wist dat
zij
dit niet wilden, gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen en
daarmee de grenzen die maatschappelijk en strafrechtelijk worden gesteld,
overschreden. Vooral in zijn functie van politieambtenaar behoorde verdachte
deze grenzen te kennen en te respecteren.

De bewezenverklaarde gedragingen vonden plaats in werktijd, en zijn door
de
slachtoffers als kwetsend en vernederend ervaren, en hebben mede het plezier
dat zij in hun werk hadden, negatief beïnvloed. Een aantal van de
slachtoffers bekleedde binnen het politiekorps een lagere functie dan
verdachte. Verdachtes gedrag werd door andere collega’s en hogeren in rang
niet gecorrigeerd. Hierdoor moet het voor de slachtoffers extra moeilijk
geweest zijn zich effectief teweer te stellen.
Door aldus te handelen heeft verdachte niet alleen de lichamelijke
integriteit van zijn slachtoffers, maar ook het vertrouwen dat zij in hun
collega mochten hebben, geschonden.

De rechtbank heeft voorts ten nadele van verdachte meegewogen dat hij de
bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd tijdens de uitoefening van zijn
functie. Van een politieambtenaar mag een zekere voorbeeldfunctie uitgaan,
zeker wanneer het gaat om het tonen van respect voor anderen.

Anderzijds heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat verdachte
blijkbaar pas in een laat stadium in zijn gedrag is gecorrigeerd.
Bovendien is er rekening mee gehouden dat verdachte niet eerder in aanraking
met de rechter is geweest en thans door zijn werkgever is geschorst.

Alles overziend acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van
vijf
maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee
jaren
voor de bewezenverklaarde feiten passend en geboden.

De rechtbank heeft vier maanden voorwaardelijk opgelegd mede om de verdachte
ervan te weerhouden in de toekomst soortgelijk strafbaar gedrag te vertonen.

Verdachte heeft ter zitting subsidiair een aanbod tot dienstverlening (arbeid
ten algemeen nutte) gedaan, voor het geval hem toch een onvoorwaardelijke
vrijheidsstraf zou worden opgelegd. Gelet op het feit dat de aan verdachte
opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één maand gelijk is aan
de
tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft gezeten, is de
praktische betekenis van dit aanbod komen te vervallen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is behalve op het reeds genoemde artikel gegrond
op de
artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

De vorderingen benadeelde partij

Op de wijze voorzien in artikel 51b, tweede lid, van het Wetboek van
Strafvordering hebben zich ter terechtzitting bij monde van hun raadsman
mr.
B.C.W. van Eijck door de opgave van de inhoud van hun vorderingen en van
de
gronden waarop deze berusten, voordat de officier van justitie in de
gelegenheid is gesteld om overeenkomstig artikel 311 van dat wetboek het
woord te voeren, gevoegd als benadeelde partijen mevrouw K, terzake van
feit
2., en mevrouw D, terzake van feit 3., beiden domicilie kiezend te Rotterdam.
De benadeelde partij K vordert vergoeding van immateriële schade tot een
bedrag van ƒ 3.000,-, de benadeelde partij D vordert vergoeding van
immateriële schade tot een bedrag van ƒ 1.500,-.

Door of namens de verdachte is zowel de aansprakelijkheid als de door de
benadeelde partijen gestelde hoogte van de schade betwist.

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot het opleggen van een door
de
rechtbank te bepalen schadevergoeding aan verdachte als bijzondere voorwaarde
bij een voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf.

Naar het oordeel van de rechtbank is aan deze benadeelde partijen
rechtstreeks schade toegebracht door de bewezenverklaarde feiten.
De gevorderde bedragen terzake van immateriële schade zijn naar maatstaven
van redelijkheid en billijkheid elk toewijsbaar tot een bedrag van ƒ 500,-.
zodat deze bedragen aan respectievelijk de benadeelde partij K en de
benadeelde partij D zullen worden toegewezen en de vorderingen voor het
overige zullen worden afgewezen.

Nu de vorderingen van de benadeelde partijen ten dele worden toegewezen,
moet
de verdachte de kosten van de benadeelde partijen betalen, welke tot op
heden
worden begroot op nihil.

Beslissing

De Rechtbank:

– verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 4 en 6 ten laste gelegde
feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

– verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 en 5 ten laste
gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

– verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3 en 5 meer
of
anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt
de
verdachte daarvan vrij;

– stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde
strafbare feiten;

– verklaart de verdachte terzake van de bewezen verklaarde feiten strafbaar;

– veroordeelt de verdachte terzake van de bewezen verklaarde feiten tot
een
gevangenisstraf voor de tijd van vijf (5) maanden;

– bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot vier (4) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht
gelasten;

– stelt daarbij een proeftijd vast en bepaalt dat deze twee jaren bedraagt;
de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
* de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar
feit
schuldig maakt;

– beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging
van
deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht,
bij
de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht,
voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering
is
gebracht;

– wijst de vorderingen van de benadeelde partijen ten dele toe en veroordeelt
de verdachte tegen kwijting aan zowel mevrouw K als aan mevrouw D, beiden
domicilie kiezende te Rotterdam, te betalen een bedrag van ƒ 500,- (zegge:
vijfhonderd gulden);

– wijst af het meer of anders gevorderde;

– veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij
gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van
de
tenuitvoerlegging nog op te maken.

Rechters

Mrs Van Breukelen-Van Aarnhem, Rullmann, Van Boven