Instantie: Kantonrechter Rotterdam, 22 oktober 1997

Instantie

Kantonrechter Rotterdam

Samenvatting


Werkneemster heeft aansluitend op haar bevallingsverlof ouderschapsverlof
gevraagd en gekregen, waarbij zij gedurende drie dagen per week werkte.
Zij wil nu graag een vast dienstverband voor drie dagen per week. Op organisatorische
en financiële gronden wijst de werkgeefster dit verzoek af. Werkgeefster
kan hoogstens accoord gaan met een dienstverband van vier dagen per week.
Werkneemster verzoekt nu partiële ontbinding van haar arbeidsovereenkomst.
Subsidiair verzoekt zij algehele ontbinding van de arbeidsovereenkomst,
met toekenning van een vergoeding.
De kantonrechter wijst het verzoek tot partiële ontbinding af. De kantonrechter
oordeelt dat de werkgeefster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het
op bedrijfseconomische en bedrijfsorganisatorische gronden voor haar onmogelijk
is om in te stemmen met de verzochte vermindering van de arbeidstijd. Uit
de door haar verschafte gegevens betreffende haar organisatie is duidelijk
geworden dat het voor werkgeefster zeer bezwaarlijk is de functie van werkneemster
door haar part-time te laten verrichten. De kantonrechter oordeelt dat
de werkneemster ten onrechte stelt dat hier sprake zou zijn van discriminatie
omdat in het algemeen een weigering als die van werkgeefster meer vrouwen
dan mannen zou treffen omdat vrouwen vaker zorgtaken vervullen. Als deze
stelling al juist zou zijn, ligt hier niet de discriminatie bij de werkgeefster,
maar in de verdeling van de zorgtaken. Het subsidiaire verzoek van werkneemster
tot algehele ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt wel toegewezen.
Vast staat dat de ontbinding uitsluitend een gevolg is van de gewijzigde
omstandigheden van werkneemster. Hiervan valt de werkgeefster geen enkel
verwijt te maken. Er is derhalve geen aanleiding een vergoeding ten laste
van werkgeefster vast te stellen, nu werkneemster zelf de arbeidsovereenkomst
wenst te beëindigen.

Volledige tekst

Verloop van de procedure

(…)

De feiten:

1.1. W is op 1 juni 1981 in dienst gestreden bij (de rechtsvoorgangster
van) Handico als administratief medewerkster. Zij is thans werkzaam als
medewerkster gatecontrol tegen een salaris van ƒ 3.614,62 bruto per maand,
exclusief een vakantietoeslag van 8%. Zij is geboren op 5 augustus 1963.

1.2. In 1996 is W bevallen van een zoon. Aansluitend aan het bevallingsverlof
heeft zij ouderschapsverlof gevraagd en gekregen, waarbij zij gedurende
3 dagen per week werkte. Zij heeft reeds in april 1996 aangegeven een vast
dienstverband voor 3 dagen per week te ambiëren. Handico heeft slechts
het ouderschapsverlof verleend en wilde eerst later terugkomen op een dienstverband
van 3 dagen per week.
Bij brief van 23 april 1997 geeft Handico aan vast te willen houden aan
de vijfdaagse werkweek voor W met ingang van 1 juni 1997. W heeft schriftelijk
aangegeven het daar niet mee eens te zijn, maar heeft onder -schriftelijk-
protest het werk voor 5 dagen hervat.

1.3. Door ontstane spanningen heeft zij zich ziek gemeld.

1.4. Ter zitting heeft Handico aangegeven accoord te kunnen gaan met een
4-daagse werkweek van W. W heeft na de zitting via haar gemachtigde meegedeeld
dat voor haar een 4-daagse werkweek niet aanvaardbaar is.

Het standpunt van W -verkort en zakelijk weergegeven-:

W meent dat er sprake is van een verandering van omstandigheden, welke
van dien aard is, dat de dienstbetrekking tussen partijen primair voor
2 dagen per week dient te worden ontbonden.

In de eerste reactie van Handico werd aangegeven dat de inwilliging van
haar verzoek bepaald zou worden door de financiële resultaten over 1996.
Het aanstellen van twee part time medewerkers zou kostenverhogend zijn.
Zonder enige verwijzing naar de bedrijfsresultaten wordt het verzoek thans
afgewezen.
Het standpunt van Handico kan niet gehandhaafd worden. Ten eerste is er
geen reële financiële onderbouwing, ten tweede zijn de kosten van twee
in plaats van één medewerker niet of nauwelijks hoger, terwijl de flexibele
inzetbaarheid zelfs voordelen kan hebben.
Zouden er al extra kosten zijn, dan wegen deze niet op tegen haar belangen
om korter te kunnen gaan werken.
De schijn wordt gewekt dat Handico geen part time medewerkers wenst. De
weigering van Handico om W in deeltijd te laten werken pakt discriminerend
uit. Deze weigering zal meer vrouwen treffen dan mannen, immers vrouwen
vervullen vaker zorgtaken dan mannen.
Mocht verkorting van de werktijd financieel nadelig uitpakken, dan is dit
nog geen rechtvaardigingsgrond om het verzoek af te wijzen.
Subsidiair verzoekt W, indien de gedeeltelijke ontbinding niet toewijsbaar
wordt geacht, algehele ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De houding
van Handico geeft haar geen andere keuze. Gezien de duur van het dienstverband,
het gunstig verloop van het ouderschapsverlof en de houding van de werkgeefster,
meent W dat haar in dat geval een vergoeding toekomt op basis van de kantonrechtersaanbeveling,
met als factor C 1,5.
Immers Handico gedraagt zich niet als een goed werkgever.

Het standpunt van Handico -verkort en zakelijk weergegeven-:

Handico heeft het verzoek van W om part time te werken afgewezen, zowel
op financiële gronden als op organisatorische gronden. Handico heeft in
1995 grootscheeps gereorganiseerd, waarbij een 5-tal gedwongen ontslagen
is gevallen. Gedurende de periode van zwangerschapsverlof en ouderschapsverlof
is Handico gedwongen geweest een relatief dure uitzendkracht in te huren.
Gedurende het ouderschapsverlof lukte het niet om iemand voor 2 dagen te
vinden en was Handico genoodzaakt iemand voor 3 dagen in te huren.
De verliezen over 1993, 1994 en 1995 zijn omgezet in een kleine winst over
1996. Gezien de resultaten over het eerste halfjaar (overgelegd) is over
1997 weer een verlies voorzien.
Organisatorisch gezien heeft een medewerkster gatecontrol een afwisselende
en veelomvattende spilfunctie. Het is van groot belang dat de zaken goed
worden overgedragen teneinde logistieke problemen te voorkomen. In verband
hiermee is een zogenaamde jobrotation ingevoerd tussen enerzijds het verrichten
van werkzaamheden aan de gate en anderzijds het verrichten van werkzaamheden
ten behoeve van de loodsbalie, de receptie en de bediening van de telefooncentrale.
De totaal vier fulltime medewerkers rouleren op vaste basis tussen voornoemde
functies om zoveel mogelijk kennis op te doen. In geval van ziekte of vakantie
gaat het werk aan de gate voor. Het op ad hoc basis inhuren van een medewerker
voor de gate is welhaast onmogelijk. Gaten in de bezetting dienen daarom
intern te worden opgelost.
W is een fulltime arbeidsovereenkomst aangegaan. Het feit dat thans haar
persoonlijke omstandigheden zijn gewijzigd, waardoor zij van mening is
dat een fulltime dienstverband niet langer wenselijk is, komt voor haar
rekening en risico. W hoeft haar baan niet te verliezen. Handico betwist
dat W beperkt inzetbaar is. Zij heeft een breed scala van uiteenlopende
werkzaamheden binnen Handico verricht. Zij is beslist elders goed inzetbaar.
De verzoeken van W dienen te worden afgewezen.

Beoordeling

Het primaire verzoek van W tot partiële ontbinding wordt afgewezen. Handico
heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het op bedrijfseconomische en bedrijfsorganisatorische
gronden voor haar niet mogelijk is accoord te gaan met de verzochte verkorting
van de arbeidstijd. Uit de door haar verschafte gegevens betreffende haar
organisatie is duidelijk geworden dat het voor Handico zeer bezwaarlijk
is de functie van W door haar part time te laten verrichten.
Ten eerste zou dit inhouden dat Handico hoogst waarschijnlijk gedwongen
zou worden een tweede part time medewerker gate control aan te trekken
voor 3 dagen in plaats van de 2 dagen die W korter wil werken, omdat tijdens
het ouderschapsverlof gebleken is dat het niet mogelijk was iemand voor
2 dagen aan te trekken. Dit alleen al zou kostenverhogend werken, hetgeen
gezien de financiële positie van Handico niet verantwoord is.
Ten tweede geeft het organisatorisch veel problemen de functie van W, namelijk
medewerker gate control, door twee mensen te laten verrichten. Het betreft
hier een veelomvattende functie, waarbij grote kennis van het bedrijf nodig
is. Problemen aan de gate hebben onmiddellijke gevolgen voor de bedrijfsresultaten.
De overdracht van zaken is van het grootst mogelijke belang teneinde logistieke
problemen te voorkomen. Het op de gate inhuren op ad hoc basis van een
medewerker is welhaast onmogelijk vanwege het ontbreken van de benodigde
kennis.
Handico heeft gepoogd W tegemoet te komen door alsnog een 4-daagse werkweek
aan te bieden. W heeft dit afgedaan met de mededeling dat voor haar een
3-daagse werkweek maximaal haalbaar is.
W stelt ten onrechte dat hier sprake zou zijn van discriminatie, omdat
in het algemeen een weigering als die van Handico meer vrouwen zou treffen
dan mannen, omdat -aldus W- vrouwen vaker zorgtaken vervullen dan mannen.
Als de stelling van W al juist zou zijn ligt hier niet de discriminatie
bij Handico, maar in de verdeling van de zorgtaken. Voor Handico is het
in haar huidige omstandigheden onmogelijk accoord te gaan met een aanmerkelijke
verkorting van de arbeidstijd van een werknemer. Noch gesteld, noch gebleken
is dat Handico hierbij onderscheid zou maken tussen mannelijke en vrouwelijke
werknemers.
Subsidiair verzoekt W, nu de partiële ontbinding zal worden afgewezen,
algehele ontbinding van de arbeidsovereenkomst, daar zij geen andere keus
heeft. Nu zij zelf van mening is dat zij geen andere keus heeft en zij
zich derhalve niet in staat acht de arbeidsovereenkomst voort te zetten,
ook niet in een 4-daagse werkweek, is dit een wijziging van omstandigheden,
zodat van haar niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst voort te
zetten en zal de arbeidsovereenkomst op grond van gewichtige redenen ontbonden
worden.
W heeft verzocht een vergoeding vast te stellen. Handico is van mening
dat aan W geen enkele vergoeding toekomt.
Gezien het vorenoverwogene staat vast dat de ontbinding uitsluitend het
gevolg is van de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van W, ten gevolge
waarvan zij zichzelf niet langer in staat acht fulltime werkzaam te zijn.
Hiervan valt Handico geen enkel verwijt te maken. Er is derhalve geen aanleiding
een vergoeding vast te stellen nu W zelf de arbeidsovereenkomst wenst te
beëindigen.
Nu in bovengenoemde zin zal worden beslist zal een termijn worden bepaald
binnen welke verzoekster bevoegd is het verzoek in te trekken.
Gelet op de aard van het geschil en de gebleken omstandigheden worden termen
aanwezig geacht om de kosten van de procedure te compenseren in die zin
dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

Beslissing

Stelt verzoekster in de gelegenheid haar verzoek in te trekken uiterlijk
31 oktober 1997.
Indien het verzoek niet wordt ingetrokken:
Ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van
1 november 1997.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Ongeacht of het verzoek wordt ingetrokken:
Compenseert de kosten van de procedure in die zin dat iedere partij de
eigen kosten draagt.

Rechters

Mr Kampert