Instantie
Commissie gelijke behandeling
Samenvatting
Verzoekster meent dat het FWG-systeem indirect onderscheid maakt op grond van
geslacht, omdat door de toepassing van het systeem functies waarin met name
vrouwen werkzaam zijn, lager worden gewaardeerd dan functies waarin met name
mannen werkzaam zijn. Het verzoek wordt ondersteund met het rapport van C.
Van den Herik en U. Janssen, Functiewaardering en sekseonderscheid in de
gezondheidszorg in opdracht van de AbvaKabo (1991). De Commissie
besluit op grond van artikelen 12 en 13 AWGB eigen onderzoek in te stellen.
Op basis van de verkregen resultaten, oordeelt de commissie dat het systeem
niet voldoet aan de criteria doorzichtigheid, het evenredig voorkomen van
mannen- en vrouwenkenmerken, objectiviteit, verhouding tot de vereiste
inspanning en gelijkwaardige benadering van wegingsmogelijkheden van mannen
en vrouwenkenmerken. Op grond hiervan is het FWG-systeem geen deugdelijk
stelsel als bedoeld in artikel 8 WGB, hetgeen tot gevolg heeft dat toepassing
van het systeem kan leiden tot onderscheid op grond van geslacht in strijd
met de (A)WGB.
Volledige tekst
5.5. De Commissie beveelt aan over te gaan tot het verwijderen van alle
seksespecifieke aanduidingen in de toelichtingen en referenties in het
FWG-systeem.
5.6. De Commissie beveelt aan over te gaan tot een analyse van de referenties
in het FWG-Handboek en om minimaal over te gaan tot het noemen van
voorbeelden van vrouwenfuncties op alle scoreniveaus, zodra sprake is van
voorkomende functiekenmerken.
De Commissie acht het evenwel verstandiger over te stappen op het noemen van
onderdelen van de taakuitoefening (activiteiten of verantwoordelijkheden) van
bepaalde functies, waarbij een directe koppeling gemaakt wordt met de
voorbeeldfuncties in het referentiebestand.
5.7. De Commissie beveelt aan over te gaan tot het opstellen van een door
deskundigen onder verantwoordelijkheid van de systeemhouder opgesteld en
centraal beheerd referentiebestand.
Dit referentiebestand dient te bestaan uit een representatieve set met
consistent beschreven en gewaardeerde referentiefuncties.
5.8. Daarnaast kunnen, uit efficiency-overwegingen, voor de instellingen in
de gezondheidszorg functieboeken worden opgesteld, die gebaseerd zijn op en
verwijzen naar de beschrijvingen en waarderingen van deze referentiefuncties.
De functie- en niveautyperingen in deze functieboeken dienen naar
verschillende hoofdkenmerken of gezichtspunten te verwijzen, zodat een
analytische vorm van beredeneerd vergelijken kan plaatsvinden.
5.9. De Commissie beveelt aan over te gaan tot het leggen van een directe
koppeling tussen het referentiebestand en de in het
FWG-Handboek genoemde voorbeeldfuncties, dan wel onderdelen van
taakuitoefening van bepaalde functies.
5.10. De Commissie beveelt aan bij het opstellen van functiebeschrijvingen
ten behoeve van het referentiebestand af te stappen van het opstellen van de
functiebeschrijving door de functiehouder zelf.
5.11. De Commissie beveelt aan over te gaan tot aanpassing van de referenties
met betrekking tot de scoreniveaus. Ook op de hogere C- en D-scoreniveaus
moet duidelijk gemaakt worden dat in een aantal situaties ook lagere
vrouwenfuncties deze scoringsmogelijkheden hebben. Dit is in het bijzonder
ten aanzien van het gezichtspunt Sociaal gedrag noodzakelijk.
5.12. De Commissie beveelt aan meer aandacht te besteden aan de overgang
tussen twee elkaar opvolgende scoreniveau’s. De grenzen van overgang naar
naastgelegen scoreniveau’s dienen zo nauwkeurig mogelijk omschreven te zijn,
zodat een eenduidige waardering wordt bevorderd.
5.13. De Commissie beveelt aan geheel af te stappen van het instrument van
scorebeperking.
5.14. De Commissie beveelt aan geheel af te stappen van het toekennen van
minimale A-scores.
5.15. De Commissie beveelt aan minimaal over te gaan tot het verwijderen van
de geconstateerde correlaties op de FWG-aspecten bij de gezichtspunten
Kennis, Zelfstandigheid, Sociaal gedrag en Risico’s, Verantwoordelijkheid en
Invloed, Zwaarte van het werk en Inspannende houding en eenzijdige beweging.
Het uitgangspunt dat iedere activiteit in principe moet kunnen scoren
afhankelijk van het daadwerkelijk voorkomen ervan is vanuit het oogpunt van
gelijke behandeling het meest wenselijke.
5.16. De Commissie beveelt aan minimaal over te gaan tot het voorkomen van
dubbel scoren op de gezichtspunten Zelfstandigheid, Sociaal gedrag en
Uitdrukkingsvaardigheid.
5.17. De Commissie beveelt aan over te gaan tot een beschrijving van de
uitgangspunten met betrekking tot het waarderen van leidinggeven in het
FWG-Handboek. Daarbij dient het algemene uitgangspunt te worden verlaten dat
de scores van leidinggevende taakelementen toenemen naarmate de omvang en
complexiteit van het organisatiedeel waaraan leiding wordt gegeven toeneemt.
Daarbij verdient het naar het inzicht van de Commissie aanbeveling
leidinggeven te waarderen door middel van het introduceren van een aantal
daartoe duidelijk bedoelde
FWG-aspecten en dient het ‘bij elkaar sprokkelen’ van puntentoekenningen op
een veelheid van FWG-aspecten die niet het leidinggeven, maar het uitoefenen
van een bepaald taakonderdeel waarderen, te worden vermeden, voorzover
leidinggeven daarbij niet als bijzondere wegingsfactor kan gelden.
De FWG-aspecten waarbij het scoren op basis van leidinggeven voorkomt, zouden
dienen te worden aangepast naar scoren op basis van de mate waarin de
desbetreffende activiteit daadwerkelijk onderdeel uitmaakt van de
desbetreffende functie. Het gaat daarbij in het bijzonder om de FWG-aspecten
I-2, I-3, I-5, I-11, I-12, II-2, II-7, II-11, II-12, III-1, III-3, III-8,
III-17, IV-3, VII-1 en VII-4.
5.18. Wanneer sociale partners op basis van arbeidsmarktgegevens van mening
zijn dat leidinggevende functies een hogere marktwaarde vertegenwoordigen,
verdient het aanbeveling dit buiten de waarderingsresultaten van het
FWG-systeem zichtbaar te maken in een hogere salariëring. De Commissie
onderschrijft het uitgangspunt van de wederpartij dat de te waarderen
activiteit centraal staat bij functiewaardering. Daarbij past niet dat
impliciete weegfactoren in verband met arbeidsmarktinvloeden in de waardering
zelf worden betrokken. Daarbij ligt het op de weg van sociale partners om aan
te tonen dat ook daadwerkelijk sprake is van een verschil in marktwaarde dat
een beloningsverschil rechtvaardigt.
5.19. Ten aanzien van de functiebeschrijvingen van de onderzoeksfuncties
beveelt de Commissie aan dat meer aandacht wordt geschonken aan een
objectieve beschrijving van alle voorkomende vormen van leidinggeven, ook de
indirecte vormen ervan.
5.20. De Commissie beveelt aan te onderzoeken hoe elementen van zorgfuncties
vollediger te waarderen zijn onder de FWG-aspecten.
5.21. De Commissie beveelt aan over te gaan tot een aanpassing van die
FWG-aspecten waarbij is gebleken dat elementen van zorgfuncties ten onrechte
worden uitgesloten dan wel niet of onvoldoende kunnen scoren.
Het gaat in het bijzonder om de FWG-aspecten I-2, I-3, I-5, I-11, I-12, II-2,
II-7, II-11, II-12, III-1, III-3, III-5, III-7,
III-8, III-17, IV-3, VII-2, VII-3, VII-4, IX-2, XI-1 en XI-3.
Daarbij verdient het aanbeveling te onderzoeken of toevoeging van
FWG-aspect(en) gewenst is die met name de elementen van zorgfuncties
waarderen. Daarbij dient met name aandacht te worden geschonken aan de
werkomstandigheden die specifiek te maken hebben met zorgfuncties, de
mogelijk voorkomende complexiteit van zorgsituaties, de psychische belasting
van zorgfuncties, ook in alledaagse taakuitoefening, en de vereiste
zelfstandigheid in verpleegkundige- en verzorgende functies.
5.22. Daarnaast raadt de Commissie aan de impliciete normen ten aanzien van
vrouwenaspecten te heroverwegen.
Daarbij dient er minimaal op gelet te worden dat lagere functies niet
automatisch worden gekoppeld aan de lagere scoreniveau’s.
5.23. De Commissie beveelt aan dat de hierboven gegeven aanbevelingen worden
betrokken bij de herziening van het FWG-systeem ten behoeve van de
totstandkoming van het FWG-II systeem.
5.24. De Commissie geeft de sociale partners in het kader van het ontwerpen
van het FWG-II ook in overweging de tot nu toe gebruikelijke opvattingen ten
aanzien van de puntentoekenning aan een nader onderzoek te onderwerpen, ten
einde na te gaan of de achterliggende argumentatie ten aanzien van de
onderlinge verhoudingen tussen de per scoringsniveau toe te kennen
puntentotalen nog steeds verdedigbaar is.
6. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE
6.1. De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat het in het
FWG-Handboek neergelegde deel van het functiewaarderingssysteem
Functiewaardering Gezondheidszorg van de Nederlandse Zorgfederatie te Utrecht
geen deugdelijk stelsel van functiewaardering als bedoeld in artikel 8 Wet
gelijke behandeling van mannen en vrouwen is, hetgeen tot gevolg heeft dat
toepassing van het FWG-systeem kan leiden tot onderscheid op grond van
geslacht in strijd met de artikelen 7A:1637ij en 7:646 Burgerlijk wetboek en
met ingang van 1 september 1994 artikel
5 Algemene wet gelijke behandeling.
Rechters
Mw. prof. mr. J.E. Goldschmidt (Kamervoorzitter), mw. mr. J.R. Dierx (lidKamer), mw. mr. Y. Telenga (lid Kamer), mw. mr. A.K. de Jongh (secretarisKamer)