Instantie
Gerechtshof ‘s-Gravenhage
Samenvatting
Verdachte wordt veroordeeld wegens mishandeling diefstal en valsheid in
geschrifte. Het slachtoffer van de mishandeling, de ex-vriendin van de
verdachte, vordert ƒ 5000 als voorschot op immateriële schadevergoeding.
Naast materiële schade (ƒ 2.827) wordt een bedrag van ƒ 500 immateriële
schadevergoeding toegewezen.
Volledige tekst
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 31
augustus 1998.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de procureur-generaal mr
Kuipers en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr P. Maes,
advocaat te Middelharnis, naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende
dagvaarding, waarvan een kopie is gevoegd in dit arrest.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is blijkens mededeling op de terechtzitting
niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten
aanzien van het onder 3 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van “de zaak” of ‘het vonnis”, wordt daarmee
bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het
oordeel van dit hof onderworpen.
Geldigheid van de inleidende dagvaarding
Onder 4a is tenlastegelegd het misdrijf omschreven in artikel 282 van het
Wetboek van Strafrecht zonder de gedraging van de verdachte voldoende
feitelijk te omschrijven.
Hieruit volgt dat de tenlastelegging niet voldoet aan de eisen van artikel
261 van het Wetboek van Strafvordering, zodat de inleidende dagvaarding ten
aanzien van het onder 4a tenlastegelegde nietig behoort te worden verklaard.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich
daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen
aan de verdachte onder 1 is tenlastegelegd. De verdachte moet hiervan worden
vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 4 en
5 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna
ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet
daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de bewezenverklaarde telastelegging taal- en/of schrijffouten
voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het
verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de
verdediging.
Bewijsvoering
Het hof zal de verklaring van verdachte ter terechtzitting omtrent de
mishandelingen vóór 24 augustus 1996 als bewijsmiddel niet gebruiken
aangezien verdachte toentertijd nog minderjarig was en het onderzoek ter
terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep met betrekking tot deze
feiten niet conform de bepalingen van titel II van boek IV van het Wetboek
van Strafvordering heeft plaatsgevonden.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft
begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en
die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het
arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage
worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
2: mishandeling, meermalen gepleegd.
4: Diefstal door twee of meer verenigde personen.
5: Valsheid in geschrift.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de
verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De verdachte is in eerste aanleg terzake van het onder 3 tenlastegelegde
vrijgesproken en terzake van het onder 1, 2, 4, 4a en 5 tenlastegelegde
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek
van voorarrest waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar
met als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd
zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de
Stichting Reclassering Nederland Arrondissement Rotterdam, zolang deze
instelling dit noodzakelijk vindt, en waarbij de benadeelde partij
niet-ontvankelijk is verklaard in de vordering.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het onder
1 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en terzake van het onder 2, 4, 4a
en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de
duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 6 maanden
voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde dat
de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen
die zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland
Arrondissement Rotterdam, zolang deze instelling dit noodzakelijk vindt.
Tevens vordert hij dat de benadeelde partij het Zilveren Kruis
niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering, en dat de vordering
van de benadeelde partij
. B. toegewezen zal worden betreffende de materiële schade en dat zij
betreffende de immateriële schade niet-ontvankelijk zal worden verklaard in
haar vordering, nu deze vordering niet eenvoudig van aard is en zij deze
slechts bij de burgelijke rechter kan aanbrengen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de
ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op
grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals
daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte
heeft zich meermalen op grove wijze schuldig gemaakt aan mishandeling van het
slachtoffer (zijn voormalige vriendin). Verdachte heeft zich tevens schuldig
gemaakt aan gekwalificeerde diefstal van de huisraad uit de woning van
voormeld slachtoffer toen hun relatie in december 1997 stuk liep. Er is voor
een aanzienlijk bedrag aan in de woning aanwezige goederen weggenomen.
Hierdoor is er schade en ongemak voor het slachtoffer ontstaan. Verdachte
heeft zich tenslotte nog schuldig gemaakt aan verzekeringsfraude, door een
schadeaangifteformulier in strijd met de waarheid in te vullen met betrekking
tot gefingeerde schade ontstaan uit een gefingeerde inbraak. Het hoeft
nauwelijks betoog dat het hieruit ontstane financiële nadeel voor de
verzekeraar aanzienlijk geweest zou zijn bij de uitkering van de niet
bestaande schade.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf mede gelet op het
rapport d.d. 23 maart 1998 opgemaakt door de psycholoog drs A.J. Verheugt die
met betrekking tot feit 2 concludeert dat er kan worden gesproken van een
licht verminderde toerekeningsvatbaarheid en die verder intensieve
begeleiding noodzakelijk acht.
Het hof is dan ook van oordeel dat gelet op het hiervoor overwogene alleen
een onvoorwaardelijke vrijheidbenemende straf van na te melden duur een
passende reactie vormt, doch zal, rekening houdend met het feit dat de
verdachte te kennen heeft gegeven zijn leven anders in te willen richten en
bereid te zijn daarbij de hulp en steun van de reclassering te aanvaarden,
een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen.
Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij B. G.
L. B. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze
strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden
materiële schade tot een bedrag van ƒ 3.277 en als voorschot op de
immateriële schade tot een bedrag van ƒ 5.000. Tevens vordert zij terzake van
proceskosten een bedrag van ƒ 110.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij ten dele betwist.
De benadeelde partij heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij telkens onder
begeleiding moest reizen en evenmin dat deze kosten (voor reizen door
anderen) door háár gemaakt zijn, zodat de gevorderde reiskosten tot de helft
worden teruggebracht. Evenmin is aannemelijk gemaakt de inkomstenderving
zodat de vordering terzake wordt afgewezen. De vordering tot vergoeding van
de immateriële schade zal het hof in voege als hierna te vermelden toewijzen.
Het hof is van oordeel dat de niet of onvoldoende betwiste vordering met
betrekking tot de huisraad moet worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de
benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van
deze uitspraak nog moet maken.
Het Zilveren Kruis Schadeverzekeringen N.V. heeft zich in hoger beroep als
benadeelde partij gevoegd, doch heeft zich blijkens het procesverbaal van de
zitting in eerste aanleg niet overeenkomstig artikel 51b, eerste of tweede
lid van het Wetboek van Strafvordering, in het geding in eerste aanleg
gevoegd. De benadeelde partij kan derhalve niet in haar vordering worden
ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 225, 300, 310 en
311 van het wetboek van Strafrecht.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voorzover aan het oordeel van het hof
onderworpen – en doet opnieuw recht.
Verklaart de inleidende dagvaarding nietig terzake van het daarin onder 4a
tenlastegelegde.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft
begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2, 4, en 5 tenlastegelegde,
zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en
spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten
oplevert.
Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien
maanden.
Beveelt dat een op drie maanden bepaald gedeelte van de gevangenisstraf niet
ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders macht gelasten
op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren
aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen
bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd
zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de
Stichting Reclassering Nederland Arrondissement Rotterdam, zolang deze
instelling dit noodzakelijk oordeelt.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze
uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij het onvoorwaardelijk gedeelte van
de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd
niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot materiële schadevergoeding van de benadeelde
partij L. B. tot een bedrag van ƒ 2.827 en tot immateriële schadevergoeding
tot een bedrag van ƒ 500, derhalve totaal ƒ
3.327(drieduizenddriehonderdzevenentwintig gulden) en veroordeelt de
verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt
– tot aan deze uitspraak begroot op ƒ 110 – en ten behoeve van de
tenuitvoerlegging nog moet maken.
Wijst de vordering voor het overige af.
Verklaart de benadeelde partij Zilveren Kruis Schade Verzekeringen N.V. niet
ontvankelijk in haar vordering.
Dagvaarding van verdachte
Hierbij dagvaard ik u om als verdachte te verschijnen op woensdag 25 maart
1998, te 11.00 uur, ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer in de
arrondissementsrechtbank te Rotterdam. Wilhelminaplein 125, teneinde terecht
te staan terzake van hetgeen hieronder is omschreven.
1. hij in of omstreeks de maand november 1997 te Capelle aan den IJssel
meermalen, althans eenmaal (telkens) door geweld en/of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten L. B. heeft gedwongen tot
het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (telkens)
– duwen en/of brengen en/of houden van zijn -verdachtes- penis in de mond van
die B., en/of
– duwen en/of brengen en/of houden van zijn -verdachtes- penis in de vagina
van die B;
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met
geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben
(telkens) bestaan uit het
– op een bed leggen en/of drukken en/of gedrukt houden van die B. en/of
– geheel, althans gedeeltelijk, ontkleden van die B., en/of
– vastpakken en/of vasthouden van de/een hand(en) en/of de/een arm(en) van
B., en/of
– zitten op de benen en/of het lichaam van die B., en/of
– vastpakken en/of vasthouden van het hoofd van die B. en/of (aldus brengen
van het hoofd van die B. voor/tegen zijn -verdachtes- penis en/of
– zeggen tegen die B.: “pijp me”, althans woorden van dergelijke aard en/of
strekking, en/of
– duwen van zijn -verdachtes- penis tegen de mond van die B., en/of
– liggen op die B., en/of
– uit elkaar duwen/trekken van de benen van die B., en/of
– vastpakken en/of kneden van de/een borst(en) van die B, en/of
– slaan van die B., en/of
– slaan met een bezemsteel, althans een hard voorwerp, tegen (een)
ledema(a)t(en), althans het lichaam, van die B.
(SR 242) (pnr. 071086/97)
2. hij in of omstreeks het jaar 1994 en/of het jaar 1995 en/of het jaar 1996,
en/of de maand(en) oktober en/of november van 1997, te Capelle aan den IJssel
en/of Rotterdam, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten L.B.)
– heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt, en/of
– met een riem, al dan niet voorzien van (onder meer) een metalen gesp. tegen
(een) ledema(a)t(en), althans tegen het lichaam, heeft geslagen, waardoor
deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(SR 300) (pnr. 071086/97)
3. hij in of omstreeks de maand november 1997 te Capelle aan den IJssel en/of
Rotterdam meermalen, althans eenmaal (telkens) L. B. heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers
heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend
– een mes gericht op, althans gehouden in de richting van, het hoofd, althans
het lichaam van die B.
– een mes met de snijkant tegen de keel, althans de hals van die B. geplaatst
en/of gehouden, en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: “Wil jij
nog leven?’ en/of ‘weet wat er gebeurt als je bij me weggaat”, althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4. hij in of omstreeks de periode van 8 tot en met 12 december 1997 te
Capelle aan den IJssel tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijk toeëigening heeft
weggenomen de gehele huisraad en/of kleding, althans een televisie en/of een
fornuis en/of een midiset en/of een koelkast en/of (een) meubel(s) en/of
(een) bed(den) en/of vloerbedekking, in elk geval enig goed. geheel of ten
dele toebehorende aan L.B., in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en of zijn mededader(s);
(SR 311) (pnr. 071086/97)
4a. hij er tevens van wordt verdachte in of omstreeks de periode van 3 tot en
met 5 december 1997, althans in de maand december 1997 te Capelle aan den
IJssel opzettelijk wederrechtelijk L. B. van haar vrijheid te hebben beroofd
en/of beroofd te hebben gehouden:
(SR 282) (pnr. 071086/97)
5. hij, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op
of omstreeks 8 oktober 1997, althans in of omstreeks de maand(en) september
en/of oktober 1997 te Rotterdam een schadeaangifte-formulier van het Zilveren
Kruis – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen – valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte
valselijk in strijd met de waarheid opgave gedaan van (diefstal door middel
van) inbraak, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst
te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
‘U dient er rekening mee te houden dat degene die rechtstreekse schade heeft
geleden door een op deze dagvaarding vermeld strafbaar feit, zich terzake van
zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij kan voegen in het
strafproces. Conform het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van
Strafvordering is het mogelijk dat de vordering later schriftelijk, namelijk
voor de aanvang van de terechtzitting, danwel mondeling tijdens de
terechtzitting wordt ingediend. Indien thans aan het Openbaar Ministerie
bekend is of benadeelde partij zich heeft gevoegd, treft U de inhoud van
diens vordering en de daarbij vermelde gronden op deze dagvaarding aan.”
Rechters
Mrs. Wurzer, Stoker-Klein en Kiers-Becking