Instantie: President rechtbank Arnhem, 6 april 1999

Instantie

President rechtbank Arnhem

Samenvatting


Eiseres, verstandelijk en motorisch gehandicapt, is seksueel misbruikt door
haar broer. Hij is strafrechtelijk veroordeeld voor misbruik gepleegd in de
periode juli tot december 1988. Tegen dit vonnis loopt een cassatieprocedure.
Gedaagde erkent misbruik te hebben gepleegd in de periode vóór juli 1988,
welke feiten strafrechtelijk zijn verjaard. Hij ontkent ontuchtige
handelingen te hebben gepleegd in de periode juli tot december 1988. Eiseres
vordert ƒ 25.000 als voorschot schadevergoeding. De totale schade is begroot
op ƒ 61.000. De president wijst de vordering toe.

Volledige tekst

1. Het verloop van de procedure

Eiseres heeft gedaagde ter terechtzitting in kort geding doen dagvaarden en
bij mondelinge conclusie van eis gevorderd als weergegeven in de dagvaarding.
Gedaagde heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen.
De raadslieden van partijen hebben de zaak bepleit overeenkomstig de door hen
overgelegde pleitnotities. Daarbij hebben zij over en weer produkties in het
geding gebracht. Tenslotte zijn de processtukken voor het wijzen van vonnis
overgelegd.

2. De feiten

Eiseres (thans 22 jaar oud) is een zus van gedaagde (thans 28 jaar oud). Op
15 mei 1996 heeft zij aangifte gedaan van seksueel misbruik door gedaagde in
de periode 1984-1988. Voor ontuchtige handelingen in de periode juli 1988 tot
en met december 1988 is gedaagde veroordeeld door de Rechtbank te Arnhem op
21 mei 1997 en het Gerechtshof te Arnhem op 23 november 1998, laatstelijk tot
een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een
proeftijd van 2 jaar met aftrek van voorarrest. Gedaagde heeft cassatie
ingesteld bij de Hoge Raad. De cassatieprocedure loopt nog. Gedaagde ontkent
de bewezen verklaarde strafbare feiten te hebben gepleegd. Ten aanzien van de
periode vóór juli 1988, die strafrechtelijk zijn verjaard, heeft gedaagde
tijdens het strafrechtelijk onderzoek erkend ontuchtige handelingen met
eiseres te hebben gepleegd.

3. De vordering

3.1. Eiseres vordert, kort gezegd, betaling van een voorschot op
schadevergoeding van ƒ 25.000, te vermeerderen met wettelijke rente. Eiseres
stelt dat het door gedaagde gepleegde seksueel misbruik onrechtmatig jegens
haar is en dat deze haar veel schade heeft berokkend. Eiseres begroot de
schade en op ƒ 11.732,16 wegens materiële kosten, waarvan ƒ 840 wegens
therapiekosten, ƒ 980 wegens reiskosten en ƒ 9.912,16 wegens preprocessuele
kosten, te vermeerderen met wettelijke rente. Eiseres stelt een spoedeisend
belang bij het voorschot te hebben.

3.2. Gedaagde voert gemotiveerd verweer.

4. De motivering van de beslissing

4.1. Op grond van de bekennende verklaringen van gedaagde in het
strafrechtelijk onderzoek -waarop gedaagde in dit kort geding niet met zoveel
woorden is teruggekomen- is voldoende aannemelijk dat gedaagde eiseres
seksueel heeft misbruikt in de periode vóór juli 1988, hetgeen onrechtmatig
is. Wat de periode ná juli 1988 betreft is gedaagde strafrechtelijk
veroordeeld zoals hiervoor onder de feiten weergegeven. Weliswaar betwist
gedaagde tot op heden de in de strafvonnissen bewezen verklaarde strafbare
feiten gepleegd te hebben, maar op grond van deze vonnissen is voldoende
aannemelijk dat gedaagde eiseres ook in de laatste periode seksueel heeft
misbruikt, hetgeen onrechtmatig is. Voor de door eiseres geleden en te lijden
schade tengevolge van het seksueel misbruik is gedaagde aansprakelijk.

4.2. Dat eiseres door het seksueel misbruik van gedaagde schade heeft geleden
is zonder meer aannemelijk. Gedaagde heeft dat als zodanig ook niet betwist.
Gedaagde betwist wel de hoogte van de door eiseres gestelde schade. De exacte
hoogte van de door eiseres geleden schade valt in dit kort geding niet vast
te stellen. Hierover zal de rechtbank te zijner tijd een definitieve
beslissing moeten nemen. Vooruitlopend daarop wordt overwogen als volgt.

4.2.1. Eiseres begroot de immateriële schade thans op ƒ 30.000, -. Eiseres is
van jongsaf verstandelijk en motorisch gehandicapt en daardoor verhoogd
kwetsbaar, omdat zij de vermogens mist om zich te weer te stellen. Het is
aannemelijk dat het seksueel misbruik en de nasleep van de aangifte en de
strafrechtelijke procedures diep hebben ingegrepen in het gevoelsleven van
eiseres. Een en ander is extra schrijnend nu voor eiseres op dit moment een
deugdelijke therapie ontbreekt. Het is daarom zeer waarschijnlijk dat in een
bodemprocedure een substantieel bedrag toewijsbaar wordt geoordeeld.

4.2.2. Met betrekking tot de materiële schade heeft gedaagde in het bijzonder
bezwaar gemaakt tegen de opgevoerde preprocessuele kosten van ƒ 9.912,16. De
hoogte van dit bedrag is als zodanig niet betwist, maar volgens gedaagde had
eiseres een toevoeging kunnen en moeten aanvragen om haar schade te beperken.
De omstandigheid dat eiseres in de preprocessuele fase geen toevoeging heeft
aangevraagd is een keuze die eiseres regardeert en is geen reden om deze
kosten nu voor haar eigen rekening te laten. Maar zelfs als eiseres wel
eerder een toevoeging zou hebben gehad, is daarmee niet gezegd dat deze de
kosten van rechtsbijstand volledig zou dekken. De hoogte van de overige
posten zoals hiervoor sub 3.1. weergegeven heeft eiseres voldoende
aannemelijk gemaakt.

4.3. Gelet op hetgeen hiervoor sub 4.2. is overwogen is het zeer
waarschijnlijk dat de bodemrechter tenminste het thans in dit kort geding
gevorderde bedrag wegens materiële en immateriële schade zal toewijzen.

4.4. Gedaagde stelt niet in staat te zijn om het thans gevorderde
voorschotbedrag of een deel daarvan te betalen, ook niet in termijnen.
Gedaagde heeft een onrechtmatig inkomen uit uitzendwerk, waarbij zijn
lichamelijke gesteldheid – gedaagde heeft nekklachten waarvoor hij operatief
is behandeld en opnieuw behandeld zal worden – zijn inzetbaarheid beperken.
Gedaagde beschikt verder niet over vermogensgoederen. Gedaagde heeft een
schuldenlast van in totaal ƒ 75.814, waarvan de schuld aan de ABN-Bank het
grootst is. Over deze schuld is met de bank een betalingsregeling getroffen.
Op de schulden aan Visa ad ƒ 6.860, Wehkamp ad ƒ 4.580 en Finata ad ƒ 8.760
wordt maandelijks een bedrag door gedaagde betaald. Daarnaast wijst gedaagde
op zijn maandelijkse huurlasten. Gedaagde benadrukt voorts dat zijn partner
met wie hij samenwoont eveneens schulden heeft en hem niet financieel kan
bijstaan.

4.5. Welbeschouwd komt het standpunt van gedaagde er op neer dat eiseres
voorlopig niet hoeft te rekenen op enige geldelijke vergoeding van de door
hem veroorzaakte schade, omdat dat de voldoening van de huidige schulden aan
onder meer Visa, Wehkamp en Finata zal bemoeilijken c.q. onmogelijk maken.
Daarmee miskent gedaagde de in artikel 3:277 BW verankerde gelijkheid van de
schuldeisers. Van gedaagde mag worden verlangd dat hij zijn schuld aan
eiseres in een totale (afbetalings)regeling opneemt. Niet gezegd kan worden
dat deze schadevergoeding overeenkomstig artikel 6:109 lid 1 BW tot kennelijk
onaanvaardbare gevolgen zal leiden. Onder deze omstandigheden is er geen
aanleiding het gevorderde voorschot te matigen. De vordering zal daarom
integraal worden toegewezen.

4.6. Als de in het ongelijk gestelde partij zal gedaagde in de kosten van dit
kort geding worden verwezen.

5. De beslissing

De president

5.1. veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van een bedrag ad ƒ 25.000
(vijfentwintigduizend gulden), wegens voorschot op de door eiseres geleden
materiële en immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de
dag van dagvaarding tot aan die van algehele voldoening,

5.2. veroordeelt gedaagde in de kosten van deze procedure aan de zijde van
eiser bepaald op ƒ 2.156,68, waarvan te betalen aan de griffier van deze
rechtbank (op postbankrekening no. 935462 ten name van Gerecht 533
arrondissement Arnhem)
a. ƒ 1.550 voor salaris,
b. ƒ 166,68 voor in debet gestelde exploitkosten,
c. ƒ 330 voor in debet gesteld griffierecht en het restant ad ƒ 110 aan de
procureur van eiseres wegens het eigen aandeel in het griffierecht,

5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Rechters

Mr. Lebens de Mug