Instantie
Rechtbank ‘s-Gravenhage zp Haarlem
Samenvatting
Eisers, geboren 1985 en 1986, vragen toelating bij hun moeder. Na scheiding
van de vader van eisers is moeder in 1992 in Turkije hertrouwd met een
Nederlandse man, bij wie zij zich begin 1993 in Nederland heeft gevestigd met
achterlating van eisers bij grootmoeder. Verweerder stelt dat, nu eerst na
vier en een half jaar een aanvraag is ingediend, de feitelijke gezinsband als
verbroken moet worden beschouwd. De rechtbank oordeelt dat aan dit
tijdsverloop geen doorslaggevende betekenis mag worden gehecht, gelet op
onder meer het feit dat referente zodra zij meende aan de voorwaarden te
voldoen een aanvraag voor eisers heeft ingediend, zij zich sedert haar komst
naar Nederland de nodige inspanning heeft getroost om aan de middeleneis te
voldoen, en sprake is van een aantoonbare blijvende betrokkenheid van
referente bij eisers welzijn. Het feit dat de echtgenoot van referente zijn
studie niet voortijdig heeft beëindigd om fulltime te gaan werken om zodoende
voldoende inkomsten te verwerven is geen aanleiding om de gezinsband
verbroken te beschouwen.
Volledige tekst
1. Ontstaan en loop van het geding.
1.1 Eisers, geboren op 24 augustus 1985 resp. 21 november 1986, verblijven in
Turkije en hebben de Turkse nationaliteit. Op 5 augustus 1997 hebben zij een
aanvraag ingediend om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf,
met het oog op verblijf bij hun hier te lande verblijvende moeder (hierna:
referente). Bij besluit van 17 juni 1998 heeft verweerder deze aanvraag niet
ingewilligd. Eisers hebben op 13 juli 1998 een bezwaarschrift ingediend. naar
aanleiding waarvan referente op 11 november 1998 door een ambtelijke
hoorcommissie is gehoord. Op 16 december 1998 is dit bezwaar ongegrond
verklaard.
1.2 Op 5 januari 1999 hebben eisers tegen deze beslissing beroep ingesteld
bij de rechtbank. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken
ingezonden en in zijn verweerschrift geconcludeerd tot ongegrondverklaring
van het beroep.
1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 2 juni
1999. Ter zitting hebben eisers en verweerder bij monde van hun gemachtigden
hun standpunten nader uiteengezet.
2. Overwegingen
2.1 In dit geding dient te worden beoordeeld of de ongegrondverklaring van
het bezwaar in rechte stand kan houden. Daartoe moet worden bezien of dit
besluit de toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan
doorstaan.
De onderbouwing van de aanvraag
Eisers leggen aan de aanvraag om afgifte van een machtiging tot voorlopig
verbiijf en het onderhavige beroep ten grondslag dat zij in aanmerking komen
voor een vergunning tot verblijf, met als doel: verblijf bij moeder, Y.
De bestreden beschikking en de standpunten van partijen
2.3 Eisers hebben ter ondersteuning van hun aanvraag het volgende aangevoerd.
Nadat hun vader zich van referente had laten scheiden is referente eind 1992
in Turkije hertrouwd met een Nederlandse man, bij wie zij zich begin 1993 in
Nederland heeft gevestigd. In februari 1993 is zij in het bezit gesteld van
een vergunning tot verblijf. Het lag in haar bedoeling, eisers zo snel
mogelijk naar Nederland te laten overkomen. Het heeft echter geruime tijd
geduurd voordat referente en haar echtgenoot over de daarvoor vereiste
middelen en zelfstandige woonruimte konden beschikken. Omdat zij weinig
verdienden woonden zij tot voor kort in bij de ouders van de echtgenoot van
referente. Zodra referente meende aan de vereisten te voldoen heeft zij de
aanvraag voor eisers ingediend. Van duurzame opname van eisers in een ander
gezin is dan ook geen sprake geweest. Overigens heeft referente eisers steeds
financieel en emotioneel ondersteund.
Omdat de grootmoeder van vaders zijde, bij wie referente eisers destijds
heeft achtergelaten. niet langer voor eisers kan zorgen zijn er voorts
klemmende redenen van humanitaire aard die tot afgifte van een mvv nopen. De
overige in Turkije wonende familieleden. waaronder de vader van eisers,
kunnen of willen immers die zorg niet op zich nemen. Bovendien is referente
met haar familie in Turkije gebrouilleerd.
2.4 Verweerder heeft hiertegen aangevoerd dat referente in Nederland een
nieuw gezin heeft gesticht waarvan eisers nimmer deel hebben uitgemaakt. Mede
bezien de omstandigheid dat eerst na viereneenhalf jaar verblijf in Nederland
een poging is gedaan eisers naar Nederland te laten komen, concludeert
verweerder dat de feitelijke gezinsband als verbroken moet worden beschouwd.
Dat de echtgenoot van referente er voor heeft gekozen eerst zijn studie af te
maken in plaats van te kiezen voor een full time baan voor het verwerven van
voldoende inkomsten komt voor rekening van eisers.
2.5 Eisers hebben in beroep gesteld dat de studie van referentes echtgenoot
hen niet mag worden tegengeworpen; die studie moet juist een geregeld en
voldoende inkomen op termijn veiligstellen. Bovendien is de omstandigheid dat
referente nog inwoonde bij de ouders van haar echtgenoot niet voldoende
gemotiveerd weerlegd.
Nu de grootmoeder van eisers onlangs is overleden is voor hen een onhoudbare
situatie ontstaan. In Turkije is niemand die voor hen kan zorgen. Een rapport
van International Social Services (ISS) bevestigt dit.
2.6 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd, zoals weergegeven in het
zich bij de stukken bevindende verweerschrift en ter zitting zijn ingenomen
standpunt gehandhaafd.
Wettelijk kader
2.7 Ingevolge artikel 33d Vw worden beschikkingen omtrent de afgifte van visa
of machtigingen tot voorlopig verblijf, gegeven krachtens het Souverein
Besluit van 12 december 1813 (Stcrt. 1814, 4), voor de toepassing van de
wettelijke voorschriften van bezwaar en beroep gelijkgesteld met
beschikkingen aangaande toelating, gegeven op grond van de Vreemdelingenwet.
2.8 De verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf kan, evenals een
vergunning tot verblijf ingevolge artikel 11, vijfde lid, Vw, aan een
vreemdeling worden geweigerd op gronden aan het algemeen belang ontleend. De
gronden voor afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf zijn, zoals
blijkt uit hoofdstuk A4/5.3 van de Vreemdelingencirculaire 1994 (Vc) gelijk
aan die voor afgifte van een vergunning tot verblijf.
2.9 De Staatssecretaris van Justitie voert met het oog op de bevolkings- en
werkgelegenheidssituatie hier te lande bij de toepassing van dit artikellid
een beleid waarbij vreemdelingen in het algemeen – behoudens verplichtingen
voortvloeiende uit internationale overeenkomsten- slechts voor verlening van
een vergunning tot verblijf in aanmerking komen, indien met hun verblijf hier
te lande een wezenlijk Nederlands belang is gediend of indien er sprake is
van klemmende redenen van humanitaire aard.
Beoordeling van het beroep
2.10 Met eisers is de rechtbank van oordeel dat verweerder in dit geval in
redelijkheid niet tot het oordeel heeft kunnen komen dat de gezinsband tussen
eisers en referente is verbroken. Hoewel juist is dat er tussen het vertrek
van laatstgenoemde naar Nederland en de datum waarop zij ten behoeve van
eisers een mvv aanvraag heeft ingediend viereneenhalf jaar is verstreken,
heeft verweerder aan dit tijdverloop geen doorslaggevende betekenis kunnen
hechten, gelet op het navolgende.
2.11 Nadat de vader van eisers zich van referente had laten scheiden zou hij
niets meer van zich hebben laten horen en bleef referente naar eigen zeggen
achter in een moeilijke positie als alleenstaande vrouw met twee kinderen. In
1993 zag zij zich voor de keuze geplaatst ofwel, zonder haar nieuwe
Nederlandse echtgenoot, bij eisers in Turkije achter te blijven ofwel zich
met die echtgenoot in Nederland te vestigen. Onder maatschappelijke druk koos
zij voor die laatste optie, waarbij zij eisers bij de moeder van haar
ex-echtgenoot achterliet.
Laatstgenoemde was sedert 1980 weduwe en reeds ten tijde van het vertrek van
referente van relatief hoge leeftijd (geboren in 1926). Een en ander roept op
zichzelf al de vraag, op of het hier niet een tijdelijke oplossing betrof.
De omstandigheid dat referente om toestemming voor de overkomst van eisers
heeft verzocht zodra zij meende aan alle daarvoor geldende voorwaarden te
voldoen vormt in ieder geval een aanwijzing in die richting. Daarbij zij er
op gewezen dat zij (eerst) in juni 1997 de beschikking kreeg over passende
woonruimte en de aanvragen dateren van 5 augustus 1997. Dat verweerder eisers
het huisvestingsvereiste wellicht niet zou hebben tegengeworpen nu referente
weliswaar (nog) niet, maar haar echtgenoot wél de Nederlandse nationaliteit
bezat, doet daaraan niet af.
Blijkens de bestreden beschikking stelt verweerder zich overigens op het
standpunt dat eerst sedert 1 juli 1998, een tijdstip gelegen na indiening van
de aanvragen, aan de middeleneis wordt voldaan, zodat ook een eerder mvv
verzoek niet voordien zou zijn ingewilligd.
Voorts acht de rechtbank het zeker niet onaannemelijk dat referente zich
sedert haar komst naar Nederland de nodige inspanningen heeft getroost om aan
het middelenvereiste te voldoen, doch dat zij daarin, tegen haar eigen
verwachtingen in, eerst medio juli 1998 is geslaagd. Uit de stukken blijkt
dat referente sedert 1993 heeft gewerkt, zij het onder het vereiste
inkomensminimum en/of op tijdelijke (uitzend)basis. Daarbij dient te worden
bedacht dat referente de Nederlandse taal niet machtig was en slechts
beschikte over een vergunning tot verblijf: eerst recentelijk is zij
genaturaliseerd. Een en ander zal van invloed zijn geweest op haar
mogelijkheden tot het vinden van geschikte arbeid.
Verder geeft het dossier blijk van een blijvende betrokkenheid van referente
bij eisers’ welzijn. Kopieën uit het paspoort van referente bevestigen dat
zij eisers jaarlijks, met uitzondering van 1997, in Turkije heeft opgezocht.
Referente heeft verklaard dat zij zich tot haar spijt in verband met haar
beperkte aantal verlofdagen en inkomenspositie tot die bezoeken heeft moeten
beperken. Wel heeft zij een van die bezoeken geprolongeerd wegens ziekte van
een van beide eisers. Overigens heeft referente gemotiveerd gesteld dat zij
na haar vertrek uit Turkije in de kosten van opvoeding van eisers is blijven
bijdragen. Die stelling komt de rechtbank niet onaannemelijk voor, ook al kan
zij, vanwege de wijze waarop zij toen heeft bijgedragen, daarvan geen
(schriftelijk) bewijs leveren voor wat betreft de eerste jaren.
2.12 Anders dan verweerder ziet de rechtbank in het vorenstaande onvoldoende
aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de stelling van referente dat
haar van meet af aan hereniging met eisers voor ogen heeft gestaan. Het komt
haar in dit geval onredelijk voor om uit het enkele feit dat referente niet
op enig eerder moment een (kansloze) mvv aanvraag ten behoeve van eisers
heeft ingediend, het tegendeel af te leiden.
In het feit dat de echtgenoot van referente zijn studie niet voortijdig heeft
beëindigd teneinde reeds eerder full time aan het arbeidsproces te kunnen
deelnemen. ziet de rechtbank in de gegeven omstandigheden geen aanleiding om
de gezinsband tussen referente en eisers niettemin verbroken te beschouwen.
2.13 Reeds op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de
bestreden beschikking niet in stand kan blijven en derhalve dient te worden
vernietigd. Derhalve kan in het midden blijven of verweerder met juistheid
heeft aangenomen dat opvang van eisers, die sedert het overlijden van hun
grootmoeder feitelijk op zich zelf zouden wonen, in Turkije voldoende
verzekerd is.
2.14 Het beroep is mitsdien gegrond.
2.15 De rechtbank ziet in dit aanleiding verweerder te veroordelen in de
kosten van het geding.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt de bestreden beschikking van 16 december 1998 en draagt
verweerder op binnen veertien weken na verzending van deze uitspraak een
nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eisers met in achtneming van deze
uitspraak;
3.3 veroordeelt verweerder in de proceskosten ad ƒ 1420 onder aanwijzing van
de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan eisers dient
te vergoeden.
3.4 wijst de staat der Nederlanden aan als rechtspersoon ter vergoeding van
het door eisers betaalde griffierecht ad ƒ 210.
Rechters
Mr. Grosheide