Instantie
Rechtbank Arnhem
Samenvatting
Na de echtscheiding is de vrouw overgegaan tot het gebruiken van een andere
roepnaam voor haar zoon. Partijen hebben de zoon bij diens geboorte in
onderling overleg de roepnaam Hendrik gegeven, ter nagedachtenis aan de
overleden vader van de man. Na de echtscheiding is de vrouw het toen (bijna)
driejarige kind Erik gaan noemen. Onder die naam staat de zoon nu ook
ingeschreven bij zijn school en andere officiële instanties. De man vordert
herstel onder dwangsom. De president stelt voorop dat het belang van de zoon
centraal moet staan. Aan partijen wordt een termijn van tien dagen gegeven om
alsnog tot onderlinge overeenstemming te komen. De vrouw wordt veroordeeld om
aan de betrokken instanties schriftelijk door te geven dat de zoon onder de
naam Hendrik, of een andere door partijen in onderling overleg gekozen naam,
dient te worden ingeschreven. Vooralsnog wordt geen dwangsom opgelegd.
Volledige tekst
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De man heeft de vrouw ter terechtzitting in kort geding doen dagvaarden en
bij mondelinge conclusie van eis gevorderd als weergegeven in de dagvaarding.
De vrouw heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen.
De procureur van de man en de advocaat van de vrouw hebben de zaak bepleit,
laatstgenoemde overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnotities. Daarbij
hebben zij beiden producties in het geding gebracht. Tenslotte zijn de
processtukken voor het wijzen van vonnis overgelegd.
DE VASTSTAANDE FEITEN
De man en de vrouw zijn op 26 april 1990 met elkaar gehuwd. Uit dit huwelijk
zijn drie kinderen geboren; twee dochters van thans 8 en 7 jaar oud en een
zoon die geboren is op 23 oktober 1995. Partijen hebben deze zoon bij diens
geboorte de voornamen Hendrik (…) gegeven alsmede de roepnaam Hendrik,
zulks ter herinnering aan de inmiddels overleden vader van de man. Omstreeks
augustus 1998 heeft de vrouw samen met de kinderen de voormalige echtelijke
woning van partijen te [woonplaats] verlaten. Bij beschikking van deze
rechtbank van 1 juli 1999 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
De kinderen verblijven bij de vrouw en gaan in het kader van een
omgangsregeling in beginsel eenmaal per 14 dagen een weekend naar de man.
HET GESCHIL
1. Partijen hebben een conflict over de roepnaam van hun zoon. Sedert
omstreeks oktober 1998 wordt deze zoon in het gezinsverband van de vrouw
alsmede door haar familie, vrienden en kennissen aangesproken met de
(roep)naam Erik. Onder deze naam is hij ook bij verschillende officiële
instanties, waaronder de basisschool die hij sinds kort bezoekt, door de
vrouw ingeschreven.Tijdens zijn verblijf bij de man in het kader van de
omgangsregeling wordt de zoon door zijn beide zussen en door de man en diens
buren echter met zijn officiële roepnaam Hendrik aangesproken.
2. De man stelt zich op het standpunt dat de eenzijdig (immers zonder
overleg) door de vrouw aangebrachte wijziging in de roepnaam van hun zoon als
onrechtmatig jegens zowel de zoon als de man en zijn beide dochters moet
worden aangemerkt. De man heeft daarbij aangevoerd dat het aanspreken van de
zoon met twee verschillende roepnamen voor zijn zoon en de beide andere
kinderen een verwarrende en onwenselijke situatie tot gevolg heeft en dat
moet worden gevreesd dat de zoon daardoor, mede gelet op zijn jonge leeftijd,
in een identiteitscrisis zal geraken.
Op grond daarvan vordert de man thans de vrouw te veroordelen om:
a. de zoon van partijen met onmiddellijke ingang Hendrik te noemen;
b. binnen 3 dagen na de uitspraak van dit vonnis aan alle instanties
(waaronder de basisschool) waar de zoon als Erik in de administratie is
opgenomen, schriftelijk mede te delen dat haar zoon als Hendrik ingeschreven
dient te worden en een afschrift van die mededelingen onmiddellijk aan de
advocaat van de man te verstrekken, een en ander versterkt met een dwangsom.
De man stelt daarbij een spoedeisend belang te hebben, met name omdat moet
worden voorkomen dat de naam Erik (verder) ingeburgerd raakt op de
basisschool waardoor het terugdraaien van deze naamswijziging aanmerkelijk
wordt bemoeilijkt.
3. De vrouw voert gemotiveerd verweer.Zij betwist allereerst het spoedeisend
belang bij de verzochte voorzieningen, nu de naam Erik al geruime tijd in
verschillende verbanden wordt gebruikt en de man daarvan vanaf het begin op
de hoogte is geweest zonder daartegen eerder in rechte te protesteren.Voorts
heeft de vrouw betoogd dat zij haar zoon Erik is gaan noemen toen bleek dat
deze zijn officiële roepnaam Hendrik niet goed kon uitspreken en bovendien
zelf ook Erik genoemd wilde worden. Van een onrechtmatige handelwijze door de
vrouw is volgens haar dus geen sprake, integendeel: nu de naam Erik in
nagenoeg alle verbanden waarbinnen hij zich begeeft, wordt gebruikt, acht de
vrouw het juist in het belang van de zoon van partijen dat deze ook door en
in de omgeving van de man Erik wordt genoemd.
De beoordeling van het geschil
4. Vooropgesteld wordt dat het zeer te betreuren valt dat een
privé/persoonlijke kwestie als deze, waarin het belang van de zoon van
partijen in feite centraal moet staan, voor de rechter moet worden
uitgevochten en niet door partijen in goed onderling overleg kan worden
geregeld.
5. Vast staat dat partijen hun zoon bij de geboorte in onderling overleg de
roepnaam Hendrik hebben gegeven.Weliswaar vond de vrouw, zoals zij ter
terechtzitting heeft verklaard, dit geen mooie naam maar omdat de man dit
graag wilde en uit piëteit jegens zijn overleden vader heeft zij daartegen
geen bezwaar gemaakt.
6. Tevens staat vast dat de vrouw sedert omstreeks het najaar van 1998 haar
zoon Erik is gaan noemen en hem ook onder die naam bij officiële instanties
heeft ingeschreven. De vraag is thans of dit jegens de man onrechtmatig is.
Bij de beantwoording van deze vraag is niet relevant/doorslaggevend of dit al
dan niet op uitdrukkelijke wens van de zoon is gebeurd (zoals de vrouw stelt
doch de man betwist) gelet op diens zeker op dat moment nog zeer jonge
leeftijd.
7. Voorlopig geoordeeld staat geen rechtsregel eraan in de weg dat de vrouw,
die immers separaat van de man een eigen huishouding voert, de zoon van
partijen binnen haar eigen huishoudelijke kring Erik noemt, als zij deze naam
mooier vindt dan de officiële roepnaam Hendrik. Anderzijds heeft de man er
een rechtens te respecteren belang bij dat, indien en zodra de naam van zijn
zoon genoemde kring van de vrouw verlaat en dus een grotere reikwijdte
krijgt, de zoon onder zijn oorspronkelijke – door beide partijen in onderling
overleg aan hem gegeven – roepnaam Hendrik bij zijn school en andere
officiële instanties wordt ingeschreven. Voorshands moet immers worden
aangenomen dat het zowel voor de zoon als voor bedoelde officiële instanties
erg verwarrend is, indien de zoon met een andere dan zijn oorspronkelijke
roepnaam wordt ingeschreven. Hiermee is tevens het spoedeisend belang
gegeven.
8. Het voorgaande betekent dat in beginsel de vordering onder 2b toewijsbaar
is, maar dat de vordering onder 2a moet worden afgewezen. Aan partijen wordt
echter, gegeven het hiervoor onder 4. genoemde belang van hun zoon – welk
belang zeker niet gediend wordt indien hij buiten het gezinsverband van
partijen de ene keer met Hendrik en de andere keer met Erik wordt
aangesproken – nogmaals ernstig in overweging gegeven in onderling overleg
een (andere) roepnaam voor hun zoon te kiezen die zowel voor hen beiden als
ook voor hun zoon aanvaardbaar is en geen afbreuk doet aan de herinnering aan
de overleden vader van de man. Daarbij kan gedacht worden aan de naam Henk of
– zoals door de president ter terechtzitting is voorgesteld-Rik. Aan partijen
zal gelet op het vorenstaande een termijn van 10 dagen worden gegeven om tot
onderlinge overeenstemming te komen.
9. Met inachtneming van het voorgaande zal als volgt worden beslist. Het
opleggen van een dwangsom aan de vrouw ingeval van overtreding van na te
noemen veroordeling wordt in dit stadium niet nodig geacht, omdat ervan wordt
uitgegaan dat zij – zoals zij ter terechtzitting ook heeft toegezegd – zich
aan het vonnis zal houden. Mocht dit anders blijken te zijn dan kan de man
desgewenst in kort geding alsnog het opleggen van een dwangsom vorderen.
10. Aangezien partijen gewezen echtelieden zijn, zullen de kosten van dit
kort geding tussen hen worden gecompenseerd.
DE BESLISSING
De president veroordeelt de vrouw om uiterlijk op 1 oktober 1999 aan alle
instanties (waaronder de basisschool) waar haar zoon onder de roepnaam Erik
in de administratie is opgenomen, schriftelijk mede te delen dat haar zoon
als Hendrik, althans onder een door partijen in gezamenlijk overleg gekozen
(roep)naam ingeschreven dient te worden, onder de verplichting om
onmiddellijk aan de advocaat van de man een afschrift van die mededelingen te
verstrekken, verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, weigert
het anders of meer gevorderde, compenseert de proceskosten tussen partijen in
die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Rechters
Mr. Verkuyl