Instantie: Gerechtshof Arnhem, 12 oktober 1999

Instantie

Gerechtshof Arnhem

Samenvatting


Uit de relatie tussen verzoekster en verweerder, die nimmer hebben
samengewoond, is in 1990 een zoon geboren. De vader, verweerder, heeft hem
niet erkend. De rechtbank neemt family-life aan tussen vader en kind en
bepaalt dat een proefomgangsregeling dient te worden gestart. Aangezien de
moeder weigert mee te werken, wordt het kind onder toezicht gesteld. Het Hof
oordeelt dat er geen sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking
(family-life) tussen vader en kind. Het verzoek van de vader voor een
omgangsregeling wordt afgewezen en de ondertoezichtstelling wordt opgeheven.

Volledige tekst

1 De gedingen in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank
te Zwolle (verder: de kinderrechter) van 25 maart 1999, uitgesproken onder
zaaknummer 45105 JL RK 99-74, en van 6 april 1999, uitgesproken onder
zaaknummer 24320 FARK 96-2501 L.

2 De gedingen in hoger beroep

Ten aanzien van rekestnummer 297/1999

2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 18 mei 1999, is
de moeder in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van de
kinderrechter van 25 maart 1999. Zij verzoekt het hof die beschikking te
vernietigen en het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van de
minderjarige L.B (verder: L.) alsnog af te wijzen.

2.2 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 28 mei 1999,
heeft de raad het beroep van de moeder bestreden. De raad concludeert dat de
ondertoezichtstelling van L. terecht is uitgesproken en dat de bestreden
beschikking van 25 maart 1999 in stand dient te blijven.

2.3 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 11 juni 1999,
heeft de vader het beroep van de moeder bestreden. De vader verzoekt het hof
de bestreden beschikking van 25 maart 1999 te bevestigen en de verzoeken van
de moeder af te wijzen, althans haar in haar verzoeken niet-ontvankelijk te
verklaren, kosten rechtens.

2.4 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 14 juni 1999,
heeft de Stichting Jeugd en Gezin Flevoland (verder: de stichting) het hof
verzocht de moeder in haar beroep niet-ontvankelijk te verklaren, subsidiair
haar beroep ongegrond te verklaren, met zoveel nodig bekrachtiging van de
bestreden beschikking van 25 maart 1999.

Ten aanzien van rekestnummer 298/1999

2.5 Bij beroepschrift, Ingekomen ter griffie van het hof op 19 mei 1999, is
de moeder in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kinderrechter van
6 april 1999. Zij verzoekt het hof die beschikking nietig te verklaren,
althans te vernietigen, en de vader alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in
zijn verzoek een omgangsregeling te treffen met L. subsidiair zijn verzoek af
te wijzen.

2.6 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 11 juni 1999,
heeft de vader het beroep van de moeder bestreden. Hij verzoekt het hof de
bestreden beschikking van 6 april 1999 te bevestigen en de verzoeken van de
moeder af te wijzen, althans haar in haar verzoeken niet-ontvankelijk te
verklaren, kosten rechtens.

2.7 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 14 juni 1999,
heeft de stichting het hof verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren,
subsidiair haar beroep ongegrond te verklaren met zoveel nodig bekrachtiging
van de bestreden beschikking van 6 april 1999.

2.8 De mondelinge behandeling heeft op 9 september 1999 in beide zaken
tegelijkertijd plaatsgehad, nu de zaken nauw met elkaar samenhangen.
De vader en de moeder zijn in persoon verschenen, de moeder bijgestaan door
mr M.M. de Boer, advocaat te Amsterdam en de vader bijgestaan door mr G.
Martin, advocaat te Lelystad,
Namens de raad is mr W, Blok verschenen en namens de stichting zijn P.C.M.A.
Verstegen en P. van der Reijden verschenen.

2.9 Het hof heeft kennis genomen van de overige stukken, waaronder rapporten
van de raad van 25 juni 1997, 31 maart 1998 en van 2 februari 1999.

3 De vaststaande feiten

3.1 Uit de relatie tussen de moeder en de vader – die nimmer hebben
samengewoond – is op 17 december 1990 L. geboren. De vader heeft L. niet
erkend. Op 21 oktober 1994 is de relatie tussen de moeder en de vader
verbroken. De moeder – die inmiddels heeft bevestigd dat de vader de
verwekker is van L. – is van rechtswege belast met het gezag over L.

3.2 De vader heeft de kinderrechter verzocht te bepalen dat er tussen hem en
L. een omgangsregeling wordt vastgesteld.

3.3 De kinderrechter heeft blijkens het ter zitting van de rechtbank van 3
december 1996 opgemaakte proces-verbaal “family-life” tussen de vader en L.
aangenomen. De kinderrechter heeft de raad verzocht een onderzoek in te
stellen naar de mogelijkheid van omgang tussen de vader en L. en hem hierover
te adviseren.
De moeder is in het door haar ingestelde hoger beroep tegen de hiervoor
beschreven aanname van de kinderrechter door dit hof bij beschikking van 10
juni 1997, rekestnummer 54/1997, niet-ontvankelijk verklaard. Daarbij
overwoog dit hof dat de aanname van de kinderrechter niet is aan te merken
als een eindbeschikking en evenmin als een tussenbeschikking.

3.4 Bij tussenbeschikking van 15 september 1997 heeft de kinderrechter onder
meer de vader ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om vaststelling van een
omgangsregeling en iedere verdere beslissing aangehouden.

3.5 In zijn rapport van 31 maart 1998 heeft de raad de kinderrechter onder
meer geadviseerd om onder begeleiding van een orthopedagoge van de raad
enkele proefcontacten tussen de vader en L. te laten plaatsvinden.

3.6 Ter zitting van de rechtbank te Zwolle op 26 mei 1998 heeft de moeder
voormeld advies van de raad bestreden. Zij stelde zich op het standpunt dat
L. geen behoefte aan omgang met zijn vader had. Een omgangsregeling vond de
moeder op dat moment te belastend voor L., zeker nu kort voor die zitting
naar voren was gekomen dat L. seksueel was misbruikt.
De kinderrechter oordeelde evenwel dat het door de raad ingezette traject van
begeleide omgang moest worden voortgezet. De zaak werd vervolgens
aangehouden.

3.7 Bij brief van 14 augustus 1998 heeft de raad de kinderrechter meegedeeld
dat de moeder weigert mee te werken aan de begeleide omgangsregeling. De raad
spreekt in deze brief zijn zorgen uit over deze weigering en de wijze waarop
de moeder met de materie omgaat. De raad adviseerde de kinderrechter een
onderzoek in te stellen naar de algehele opvoedingssituatie.

3.8 Ter zitting van 1 september 1998 heeft de kinderrechter het advies van de
raad, als genoemd onder 3.7, overgenomen.

3.9 Bij de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde bestreden beschikking van 25
maart 1999 (rekestnummer 297/1999) is L. onder toezicht gesteld voor de
termijn van acht maanden, met benoeming van de stichting tot
gezinsvoogdij-instelling.

3.10 Bij de eveneens uitvoerbaar bij voorraad verklaarde bestreden
beschikking van 6 april 1999 (rekestnummer 298/1999) is als regeling van
omgang tussen de vader en L. vastgesteld dat L. één uur per maand de vader
zal ontmoeten onder begeleiding van de gezinsvoogd of een door de gezinsvoogd
aan te wijzen persoon. De gezinsvoogd is bevoegd verklaard om in de
ondertoezichtstelling deze omgang uit te breiden en de voorwaarden daarvoor
te bepalen.

4 De motivering van de beslissing

De omgangsregeling

4.1 Ingevolge het hier toepasselijke artikel 1:377f van het Burgerlijk
Wetboek (BW) kan op verzoek een omgangsregeling worden vastgesteld tussen een
kind en degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot dat kind
(ook wel “family-life” genoemd), tenzij het belang van het kind zich tegen
toewijzing verzet.

4.2 De moeder acht in het geheel geen persoonlijke band, laat staan een nauwe
band tussen de vader en L. aanwezig. Zij stelt zich primair op het standpunt
dat – mede gezien de thans geldende jurisprudentie omtrent het al dan niet
bestaan van “family-1ife” – er absoluut geen sprake is of is geweest van
“family-life” tussen de vader en L.. Daarom had de kinderrechter volgens haar
de vader niet-ontvankelijk moeten verklaren in zijn verzoek tot het
vaststellen van een omgangsregeling.
De afwezigheid van “family-life” blijkt volgens de moeder uit het volgende:
– de vader heeft in het openbaar nooit zijn vaderschap over L. bekend willen
maken;
– L. heeft de vader nooit als vader beschouwd;
– er zijn nooit serieuze plannen geweest om te gaan samenwonen;
– de vader is niet bij haar bevalling aanwezig geweest;
– er was sprake van slechts beperkte contacten tussen de vader en L.

4.3 De vader voert aan dat er wel degelijk sprake was van “family-life”:
– hij heeft een bestendige relatie met de moeder van ruim vijf jaren gehad;
– hij en de moeder zijn veel bij elkaar over de vloer geweest, hadden
gezamenlijke contacten;
– er waren plannen om te gaan samenwonen;
– na de geboorte heeft hij “frequent” contact gehad met L. “regelmatig”
opgepast terwijl de moeder de avondschool bezocht;
– hij is op stap geweest met L. om kleding voor L. te kopen;
– hij is met L., de moeder en haar ouders op vakantie in het buitenland
geweest;
– hij heeft gedurende een langere periode samen met de moeder L. vergezeld
bij het zwemmen op zondagen;
– hij heeft regelmatig L. van school gehaald en voor hem gekookt;
– partijen hebben dan wel niet samengewoond, maar zijn wel (samen) op zoek
geweest naar woonruimte;
– partijen hebben vaak bij elkaar verbleven op het adres van één van de
ouders;
– in december 1993 hebben hij en L. Sinterklaas welkom geheten;
– gemaakte foto’s bewijzen het contact tussen hem en L.;
– hij heeft zo vaak als mogelijk omgang in het openbaar met L. gehad;
– L. heeft hem zeer wel als vader beschouwd.

4.4 De stichting refereert zich aan het oordeel van het hof betreffende de
vraag of er sprake is van een “nauwe persoonlijke betrekking”. Wel wijst de
stichting erop dat kinderen vroeg of laat op zoek zullen gaan naar hun
biologische ouders en dat, indien de verzorgende ouder de andere ouder geen
goede plek in het leven van dat kind gunt, dit kind nagenoeg altijd in een
ernstig loyaliteitsconflict komt. De stichting acht het feit dat de moeder de
biologische vader van L. geen plaats toebedeelt in zijn leven op zichzelf ai
schadelijk voor de identiteitsontwikkeling van L.
De stichting vindt een duidelijk te verbeteren rol van de biologische vader
noodzakelijk in het belang van L.; L. moet zijn eigen oordeel kunnen vormen
omtrent zijn biologische vader om zo zijn eigen identiteit op een goede
manier vorm te geven. Een veilig contact met de vader is van belang. De
moeder moet L. de veiligheid bieden en hem daarin begeleiden.

4.5 Het hof stelt voorop dat nu de vader L. niet erkend heeft, tussen hem als
biologische vader en L. niet reeds door de enkele geboorte een nauwe
persoonlijke betrekking bestaat zoals bedoeld in artikel 1:377f BW. Wil de
vader ontvankelijk zijn in zijn verzoek tot het treffen van een
omgangsregeling, dan dienen bijkomende omstandigheden aannemelijk te zijn
waaruit blijkt dat een dergelijke nauwe persoonlijke betrekking bestaat.

4.6 De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling de feiten en
omstandigheden die hij in zijn verweerschrift aanvoert en die volgens hem een
nauwe persoonlijke betrekking rechtvaardigen, nader toegelicht. Hij is kort
samengevat van mening dat er regelmatig contact is geweest tussen hem en L.
De moeder heeft dit gemotiveerd betwist. Het overgrote deel van de door de
vader genoemde feiten is volgens haar onjuist, waarbij het volgens haar niet
eens gaat om een mooiere voorstelling van zaken of het overdrijven van
contacten die er zijn geweest, maar om het noemen van gebeurtenissen die
nooit hebben plaatsgevonden. Partijen zijn het wel eens over het contact
tussen de vader en L. tijdens het inhalen van Sinterklaas in december 1993.
Daarnaast heeft de vader tijdens de mondelinge behandeling enkele foto’s
overgelegd van contacten tussen hem en L. op verschillende tijdstippen en
aangelegenheden.

4.7 Het hof stelt vast dat partijen nooit hebben samengewoond. Gedurende hun
relatie woonden zij ieder bij hun ouders. De vader heeft sinds de beëindiging
van de relatie in oktober 1994 geen contact meer met L.
Over de vraag of er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking oordeelt
het hof als volgt. Het merendeel van de feiten die de vader aanvoert is niet
nader gespecificeerd naar tijd en plaats. Ook tijdens de mondelinge
behandeling heeft de vader de door hem aangevoerde contacten niet voldoende
nader geconcretiseerd. Tot een dergelijke nadere concretisering was hij
gehouden gelet op de gemotiveerde betwisting door de moeder. Onder die
omstandigheden gaat het hof aan het gedane bewijsaanbod als te weinig
gespecificeerd voorbij.

4.8 Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat onvoldoende
bijkomende omstandigheden zijn komen vast te staan op grond waarvan dient te
worden geconcludeerd dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking
tussen hem en L.

De ondertoezichtstelling

4.9 De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van L. uitgesproken
alleen omdat deze naar haar oordeel noodzakelijk was voor het opstarten en
begeleiden van een omgangsregeling. Gezien hetgeen het hof hierboven heeft
overwogen omtrent de omgang tussen de vader en L. is er geen grond voor
ondertoezichtstelling. Naar het oordeel van het hof is ook anderszins niet
gebleken dat ondertoezichtstelling van L. nodig is.

5 De slotsom

5.1 Op grond van hetgeen hierboven is overwogen dienen de bestreden
beschikkingen te worden vernietigd, dient de uitgesproken
ondertoezichtstelling te worden opgeheven en dient de vader ten aanzien van
de beschikking van 6 april 1999 alsnog niet-ontvankelijk te worden verklaard
in zijn verzoek.

5.2 De proceskosten van partijen zullen worden gecompenseerd aldus dat iedere
partij de eigen kosten draagt.

6. De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank te Zwolle van
25 maart 1999 en opnieuw beschikkende:

heft op de bij die beschikking uitgesproken ondertoezichtstelling;

vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank te Zwolle van
6 april 1999 en opnieuw beschikkende:

verklaart de vader alsnog niet-ontvankelijk in zijn verzoek;

compenseert de kosten in beide zaken aldus dat iedere partij de eigen kosten
draagt.

Rechters

Mrs. Fokker, Van Ginkel en Van Kuijck