Instantie: Gerechtshof Arnhem, 23 april 2002

Instantie

Gerechtshof Arnhem

Samenvatting


W. is door de rechtbank veroordeeld tot dertig maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, wegens het plegen van ontucht met dG, dS en C. Hij is inmiddels op vrije voeten. De president had aan W. een straat- en contactverbod opgelegd voor een gedeelte van de stad. W. vordert in appel afwijzing dan wel beperking van het straat- en contactverbod; G., S. en C. vorderen in incidenteel appel dat alsnog een verbod voor de gehele stad wordt opgelegd. Het hof oordeelt dat het recht van W. om zich vrij te kunnen bewegen, zoals neergelegd in art. 2 lid 1 van het Vierde Protocol bij het EVRM moet worden afgewogen tegen het belang van zijn drie genoemde slachtoffers om tot rust te komen en zoveel mogelijk te herstellen van de gevolgen van de door hem jegens hen gepleegde misdrijven. Onbestreden staat vast dat de slachtoffers er baat bij hebben zo weinig mogelijk geconfronteerd te worden met W. Het belang van W. zich vrij te kunnen bewegen afwegend tegen de belangen van de slachtoffers laat het hof deze laatste belangen zwaarder wegen. Het hof breidt het verbod uit tot de gehele stad, nu het risico dat W. één van zijn slachtoffers tegenkomt, uitgaande van het door de president gegeven beperkte verbod groot is. Ten aanzien van het argument van W. dat hij de Sociale Dienst en reclassering niet kan bezoeken overweegt het hof dat ervan uitgegaan mag worden dat een andere Sociale Dienst en een andere vestiging van de reclassering de taken ten aanzien van W. kunnen overnemen.
De volledige tekst van de uitspraak is niet opgenomen.

Volledige tekst

De volledige tekst van de uitspraak is niet opgenomen.

Rechters

Mrs. Fokker, Mens en Van der Kwaak