Instantie: Rechtbank Zwolle, 23 juli 2002

Instantie

Rechtbank Zwolle

Samenvatting


K. is werkzaam als prostituee. Zij staat als onderneming ingeschreven in de KvK met als bedrijfsomschrijving ‘prostituee’. De Kvk verzoekt om doorhaling van de inschrijving. Centraal staat de vraag of er sprake is van een onderneming in de zin van de Handelsregisterwet. De kantonrechter oordeelt dat K. niet geacht kan worden een bedrijf uit te oefenen, maar als beroepsoefenaar moet worden aangemerkt. Het verzoek wordt toegewezen.

Volledige tekst

DE PROCEDURE

De kantonrechter heeft kennis genomen van:

– het verzoekschrift
– het verweerschrift
– de mededeling van partijen dat zij wensen af te zien van een mondelinge behandeling.

HET GESCHIL

1. De KvK verzoekt de kantonrechter bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te gelasten dat de inschrijving in het door de KvK gehouden handelsregister onder nummer […] wordt doorgehaald, met veroordeling van K. in de kosten van de procedure.

2. K. heeft bij monde van haar gemachtigde mr. Van Driel laten weten geen verweer te voeren doch te volstaan met een “referte aan het oordeel van de kantonrechter”, met daarbij het verzoek niet tot veroordeling van K. in de kosten van de procedure over te gaan.

DE BEOORDELING

3. Vast staat dat in het door de KvK gehouden handelsregister is ingeschreven een onderneming, gedreven voor rekening van K. […] met als bedrijfsomschrijving “prostituée”. De datum van vestiging luidt 21 maart 2002.

4. De KvK baseert haar vordering op het bepaalde in artikel 9, eerste lid onder c van het Handelsregisterbesluit 1996. Zij stelt daartoe dat zij op grond van genoemde bepaling “bedrijven”dient in te schrijven, terwijl hier naar haar mening bij uitstek sprake is van het uitoefenen van een beroep door K. Bij de werkzaamheden van K. gaat het immers, aldus de KvK, om de zeer personeelsgebonden kwaliteiten van K. en zulks sluit naar de mening van de KvK uit dat de inschrijving in casu die van een bedrijf is.
Aangezien K. heeft volhard in de inschrijving, dient de KvK zich thans met het onderhavige verzoek tot de kantonrechter te wenden, aldus de KvK.

5. De inhoud van artikel 9, eerste lid van het Handelsregisterbesluit 1996 luidt als volgt:
Van iedere onderneming, hoofdvestiging en in Nederland gelegen nevenvestiging worden
ingeschreven:
(…)
d. een korte omschrijving van het uitgeoefende bedrijf of de uitgeoefende bedrijven;
(…)
Het Handelsregisterbesluit is gebaseerd op de Handelsregisterwet 1996. Van deze wet luiden de artikelen 3 en 23, voorzover zover thans relevant als volgt:
Artikel 3
l. In het handelsregister worden de ondernemingen ingeschreven die in Nederland zijn gevestigd, in Nederland een nevenvestiging hebben of in Nederland worden vertegenwoordigd door een gevolmachtigde handelsagent. (…)

Artikel 23
Indien een Kamer of een andere belanghebbende van mening is dat de beschrijving van een
onderneming of rechtspersoon onjuist, onvolledig of in strijd met de openbare orde of de goede zeden is of dat een onderneming of een rechtspersoon ten onrechte niet is ingegeven, kan de belanghebbende zich bij verzoekschrift wenden tot de kantonrechter van het arrondissement waar de inschrijving is geschied of zou moeten geschieden, met het verzoek de doorhaling, aanvulling of wijziging van het ingeschrevene of de beschrijving van de onderneming of de rechtspersoon te gelasten.

6. In het onderhavige geval staat centraal de vraag of er sprake is van een onderneming in de zin van de Handelsregisterwet 1996. De wet zelf bevat geen definitie van het begrip onderneming. Van belang is dat in de Handelsregisterwet 1934 het begrip ‘zaak’ werd gehanteerd welk begrip thans is vervangen door het begrip ‘onderneming’. Het begrip ‘zaak’ werd omschreven als: elke onderneming waarin enig bedrijf door wie ook wordt uitgeoefend. Onder het begrip ‘zaak’ werden niet begrepen de beoefenaren van een vrij beroep. Het moet er voor worden gehouden dat met de vervanging van het begrip ‘zaak’ door het begrip ‘onderneming’ geen inhoudelijke wijziging is beoogd. Aldus is de kernvraag of verweerster geacht wordt een bedrijf uit te oefenen, dan wel een vrij beroep te beoefenen.

7. De kantonrechter is van oordeel dat verweerster niet geacht kan worden een bedrijf uit te oefenen, doch als een beroepsbeoefenaar dient te worden aangemerkt. Daarbij acht de kantonrechter van doorslaggevend belang dat bij verweerster de persoonsgebondenheid van de activiteiten voorop staat.
Overigens sluiten de begrippen ‘bedrijf’ en ‘beroep’ elkaar niet per definitie uit, ook de beroepsbeoefenaar kan een bedrijf uitoefenen. In dat geval zal terzake van de bedrijfsmatige activiteiten wel inschrijving in het handelsregister dienen plaats te vinden. Uit de processtukken is de kantonrechter echter geenszins gebleken van zodanige bedrijfsmatige activiteiten van verweerster, zodat inschrijving op grond daarvan niet aan de orde kan zijn.

8. Bij dit alles acht de kantonrechter tenslotte van belang dat de Handelsregisterwet in het bijzonder het belang van de rechtszekerheid in het economisch verkeer beoogt te beschermen. De kantonrechter is van oordeel dat de activiteiten van verweerster, voor zover deze uit de stukken kunnen worden afgeleid, niet zodanig op deelneming aan het economisch verkeer zijn gericht, dat deze nopen tot inschrijving in het handelsregister.

9. Op grond van het geen hiervoor is overwogen, is de kantonrechter van oordeel dat het verzoek van de KvK strekkende tot doorhaling van voormelde inschrijving dient te worden toegewezen.

10. Nu verweerster heeft afgezien van het voeren van verweer en heeft volstaan met een referte, acht de kantonrechter termen aanwezig de proceskosten te compenseren in na te melden zin.

DE BESLISSING

De kantonrechter:

– gelast dat de inschrijving in het door de KvK gehouden handelsregister onder nummer
[…] wordt doorgehaald;

– verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

– compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

Rechters

Mr. Canté