Instantie: Rechtbank Amsterdam, 20 november 2002

Instantie

Rechtbank Amsterdam

Samenvatting


Werkneemster is voor vier dagen per week werkzaam als unit-coach, een leidinggevende functie. Na haar bevalling werkt zij geruime tijd drie dagen per week op grond van ouderschapsverlof en vervolgens door middel van het opnemen van één vakantiedag per week. Haar functioneren wordt in deze periode als zeer goed beoordeeld. Werkgever weigert akkoord te gaan met aanpassing van de arbeidsovereenkomst van vier naar drie dagen per week. De kantonrechter is van oordeel dat het beleid van werkgever ten aanzien van unit-coaches (‘1-baas-concept en continue bereikbaarheid’) onvoldoende zwaarwichtig is om niet aan de vordering van werkneemster tegemoet te komen. Het bestaan van bijzondere omstandigheden is onvoldoende aannemelijk geworden.

Volledige tekst

HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

(….)
DE GRONDEN VAN DE BESLISSING

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist, deels door bescheiden gestaafd, wordt uitgegaan van het navolgende:
– gedaagde – hierna KLM – heeft de begeleiding van het bij haar werkzame cabine crew-personeel aldus gestructureerd dat door Unit-coaches Local Cabin Crew individuele loopbaan begeleiding wordt gegeven aan groepen van tussen 250 en 300 personeelsleden;
– vorenbedoeld uitgangspunt voor de omvang van die groepen is gekozen om een in de ogen
van KLM optimale span of control te bewerkstelligen;
– eiseres – hierna S. – is sedert 12 maart 1984 bij KLM in dienst, laatstelijk als
Unit-coach Local Cabin Crew met een arbeidsduur van vier dagen van acht uur per week;
– in die kwaliteit begeleidt zij een groep van circa 120 japanse en Indiase steward(e)s(sen);
– S. heeft, aansluitend aan haar zwangerschapsverlof in de periode van 1 november
2001 tot 1 november 2002 iedere week één dag ouderschapsverlof opgenomen en sindsdien iedere week één dag vakantie;
– in die periode heeft zij met een collega Unit-coach Local Cabin Crew, die eveneens gedurende drie dagen van acht uur per week werkt, zij het op complementaire dagen, en die begeleiding geeft aan een andere groep met beduidend minder dan 120 buitenlandse steward(e)s(sen), afspraken gemaakt om op de dagen dat zij niet werkte desnodig voor haar in te springen;
– het functioneren van S. gedurende die periode is door KLM als zeer goed beoordeeld en er hebben zich in die periode geen problemen voorgedaan ten aanzien van de goede invulling van de functie van S.,
– S. heeft medio juni 2002, met een beroep op het bepaalde in de Wet aanpassing
arbeidsduur, nauwkeurig gemotiveerd aan KLM verzocht de arbeidsduur van haar aanstelling te verminderen tot drie dagen van acht uur per week;
– KLM heeft dat verzoek van S. mondeling op 3 september 2002 en bij brief op 11 september 2002 van de hand gewezen met een beroep op het in haar onderneming toegepaste 1-baas concept, onder aanvoering dat de bereikbaarheid van de unit coach een kritische succesfactor zou zijn, en heeft daarbij S. een andere, gelijk gehonoreerde, speciaal voor haar gecreëerde, zij het projectmatige functie voor de door haar gewenste deeltijd aangeboden;
– ook bij nadere correspondentie hebben partijen elkaar niet van hun gelijk weten te overtuigen.
S. vordert thans bij wijze van voorziening veroordeling van KLM om haar in de gelegenheid te stellen haar huidige functie gedurende drie dagen per week, en wel op de dinsdagen, woensdagen en donderdagen, te laten uitoefenen.
S. heeft aan haar vordering de stellingen ten grondslag gelegd dat zij in verband met haar recent moederschap een groot belang heeft bij de door haar gewenste arbeidsduur, dat zij krachtens het bepaalde in de Wet aanpassing arbeidsduur in beginsel recht heeft op inwilliging van haar verzoek, dat zulks slechts anders zou zijn indien zwaarwegende bedrijfsbelangen van KLM zich daartegen zouden verzetten, dat dat laatste zich blijkens de probleemloze gang van zaken in de afgelopen periode van meer dan een jaar niet voordoet en KLM dat in haar reacties op het verzoek ook niet heeft gesteld alsmede dat de haar aangeboden andere functie niet optimaal aansluit bij haar capaciteiten en de continuïteit daarvan bovendien onzeker is. Voorts heeft S. erop gewezen dat de door KLM nagestreefde continue bereikbaarheid van de unit coaches ook overigens niet kan worden gerealiseerd doordat een andere collega ook slechts op drie dagen per week in die functie werkt en doordat andere unit coaches regelmatig voor het verrichten van andere taken gedurende langere periodes afwezig moeten zijn.
KLM heeft vooropgesteld dat zij bij wijze van bedrijfspolitiek in het algemeen het verrichten
van arbeid in deeltijd aanvaardt. Zij heeft ten verwere aangevoerd dat naleving van het door
haar zorgvuldig gekozen bedrijfsbeleid ten aanzien van Unit-coaches van een dusdanig belang is dat het vermijden van enige individuele inbreuk daarop voor haar een zwaarwegend belang oplevert. Het huidige beleid zou zijn ontwikkeld omdat de daaraan voorafgegane andere structuur niet voldeed. Bij Unit-coaches zou de bereikbaarheid van dusdanig doorslaggevend belang zijn, in het licht van het feit dat begeleiding moet worden gegeven aan groepen van veelal 200 of meer personen die veelal onderweg zijn en dus beperkt zijn in hun mogelijkheden om contact te hebben met de Unit-coach, dat een minimale arbeidsduur van vier dagen van acht uur per week als onmisbaar is te beschouwen. Zij heeft er daarbij voorts op gewezen dat de huidige omvang van de unit van S. niet normgevend mag zijn, nu KLM
recht en belang heeft om S. ook in een andere unit te werk te kunnen stellen. Tevens zou van belang zijn dat het tijdelijk opvangen van een unit door een coach van een andere unit, gezien de cultuurverschillen tussen de personen van de verschillende units, belangrijke nadelen oplevert. Tenslotte heeft KLM gewezen op het feit dat toewijzing van de vordering tot roostertechnische problemen zal leiden, die een deugdelijke oplossing vergen, waarmee enige tijd gemoeid zal zijn. Rekening houdende met het feit dat de door haar aangeboden functie redelijk goed aansluit bij de capaciteiten van S., zou de vordering jurisprudentie daarom thans afgewezen dienen te worden. De kantonrechter is voorshands van oordeel
dat het door KLM ten aanzien van Unit-coaches voorgestane beleid, hoezeer dat ook zorgvuldig tot stand gekomen moge zijn, niet een voldoende zwaarwichtig belang voor haar
oplevert om niet aan de vordering van S. tegemoet te komen. Het door de wetgever
voorgestane beleid houdt immers in dat in beginsel een recht op arbeidsduuraanpassing be-
staat, dat slechts onder bijzondere omstandigheden kan worden doorgebroken. Het bestaan
van dergelijke bijzondere omstandigheden kan slechts worden aangenomen na vergelijking
van alle bijzondere aspecten van het geval en is in dit geval, gezien de onbetwist bevredigende
gang van zaken in de afgelopen periode, onvoldoende aannemelijk geworden.
Rekening houdende met het feit dat de gevraagde voorziening ertoe strekt om te bewerkstelligen dat de reeds gedurende meer dan een jaar bestaande en wederzijds als bevredigend verlopen aangemerkte situatie wordt gecontinueerd totdat de bodemrechter desgevraagd terzake zal hebben beslist, zal de vordering worden toegewezen. Het is immers ongewenst dat, vooruitlopend op een mogelijk andere beslissing, mogelijk tijdelijk wijzigingen in de bestaande en niet onbevredigend verlopen gang van zaken
worden doorgevoerd.
KLM dient te worden aangemerkt als in het ongelijk gestelde partij en te worden veroordeeld in de kosten van het geding.

BESLISSING

De volgende voorziening wordt getroffen:
KLM wordt veroordeeld om S. haar huidige functie van Unit Coach Local Cabin Crew te laten uitoefenen gedurende acht uur per dag op dinsdagen, woensdagen en donderdagen.
KLM wordt veroordeeld in de kosten van het geding, aan de zijde van S. tot op deze uitspraak begroot op € 429,57 waarvan € 270 als salaris van de gemachtigde van S.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Rechters

Mr. De Jong Schouwenburg