Instantie: Gerechtshof ‘s-Gravenhage, 11 december 2004

Instantie

Gerechtshof ‘s-Gravenhage

Samenvatting


Bij de echtscheidingsbeschikking van 8 oktober 1998 heeft de Rechtbank Breda de kinderalimentatie vastgesteld op ƒ 350,- per kind per maand. Er zijn twee kinderen. Vader verzoekt thans nihilstelling van de kinderalimentatie wegens gewijzigde omstandigheden. Vader is opnieuw gehuwd en heeft zich bij zijn echtgenote in de USA gevestigd. Uit dit huwelijk zijn twee kinderen geboren. Daarnaast behoren nog twee kinderen uit een eerdere relatie van zijn vrouw tot het gezin. Zijn echtgenote voorziet in eigen levensonderhoud. Zij is eigenaresse van het bedrijf waar de vader parttime werkt. Vader stelt dat hij noodgedwongen heeft moeten kiezen voor parttime werk. Zijn Engels is niet goed genoeg om behoorlijk te kunnen functioneren in een fulltime baan. Bovendien zouden de kinderen in zijn huidige gezin gedurende de tijd dat hij aan het werk was ondergebracht moeten worden in een kinderopvang, hetgeen ook weer geld kost. Volgens de jaaropgave van 1999 bedroeg zijn inkomen in dat jaar $ 7.000,-, en volgens de jaaropgave over 2000 bedroeg zijn inkomen in dat jaar $ 15.390,-. De vader stelt dat zijn draagkracht het betalen van kinderalimentatie niet toelaat.
Het hof kijkt bij het bepalen van de draagkracht enerzijds naar de inkomsten die de vader thans feitelijk genereert, maar tevens naar de middelen die hem blijkens zijn levenswijze (in zijn huidige gezin) ten dienste staan. De huidige echtgenote heeft te kennen gegeven in een brief aan de advocaat van de vader, welke brief door de vader is ingebracht in de procedure, dat een beginsalaris van $ 1.500 bij een arbeidsduur van 35-40 uur per week als meer dan redelijk heeft te gelden. Het hof neemt dit aan als indicatief voor het kostenniveau in de huidige woonplaats van vader. Het hof gaat er van uit dat de welstand in het huidige gezin van de vader, bij een netto maandinkomen van de huidige echtgenote van vader van $ 4.284 plus een netto maandinkomen van de vader van $ 212, dan voldoende is om toe te laten dat de vader de hem opgelegde kinderalimentatie betaalt. Ten overvloede merkt het hof nog op het onaannemelijk te achten dat de vader met zijn ervaring en achtergrond (hij was in Nederland werkzaam in de internationale handel) niet in staat zou zijn om ook vanuit zijn huidige woonplaats voldoende inkomsten te verwerven voor het bekostigen van de kinderopvang en de kinderalimentatie.
De volledige tekst van de uitspraak is niet opgenomen.

Volledige tekst

De volledige tekst van de uitspraak is niet opgenomen.

Rechters

Mrs. Stille, Pannekoek-Dubois, Ydema