Instantie
Rechtbank Leiden, sector kanton
Samenvatting
De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op verzoek van de werkneemster (lerares). De arbeidsverhouding is verstoord geraakt door twee incidenten waarbij de directeur van de school de werkneemster heeft gezoend. Vervolgens hebben partijen dit uitgepraat en heeft de werkneemster aangegeven de directeur vergeven te hebben. Uiteindelijk is het echter toch niet meer goed gekomen met de arbeidsrelatie. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet aan de school is toe te rekenen. Weliswaar heeft de directeur niet correct gehandeld, gelet op zijn positie en de kennis die hij had van de psychische problemen van de werkneemster, maar de werkneemster heeft zelf de zaak weer aangekaart, terwijl deze eerder opgelost leek, en heeft de ouders van al haar leerlingen geïnformeerd. Ook heeft zij onredelijke eisen aan de school gesteld, zoals ontslag van de directeur en een forse schadevergoeding. Dat de arbeidsverhouding verstoord is geraakt, is daarom vooral aan haar toe te rekenen.
Volledige tekst
Feiten
De kantonrechter gaat op grond van de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling van het volgende uit.
[verzoekster], thans 26 jaar, is in januari 2003 bij [verweerder] als leraar in dienst getreden tegen een salaris van laatstelijk € 1.458,29 bruto per maand (exclusief 8% vakantietoeslag).
Zij verrichtte haar werkzaamheden bij de onder [verweerder] ressorterende [school X.].
In de voorjaarsvakantie van 2004 heeft zich tot twee maal toe een incident voorgedaan tussen de directeur van de [school X.] (verder te noemen: de directeur) en [verzoekster], waarbij is gezoend. Naar aanleiding van deze incidenten heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de directeur, [verzoekster] en de echtgenoot van [verzoekster].
Op 27 oktober 2004 heeft [verzoekster] zich arbeidsongeschikt gemeld: aanvankelijk is zij in het kader van arbeidstherapie nog regelmatig op de [school X.] geweest.
Begin 2005 heeft [verzoekster] twee leden van het bestuur van [verweerder] verteld over het gebeuren tijdens de voorjaarsvakantie 2004 en daarbij verzocht om geheimhouding.
Het bestuur heeft vervolgens een vertrouwenspersoon aangesteld.
In juni 2005 hebben de echtgenoot en de vader van [verzoekster] een klacht ingediend bij de Klachtencommissie van [verweerder]. Deze klacht is niet-ontvankelijk verklaard omdat de klacht niet was ingediend door [verzoekster] zelf.
[verzoekster] heeft op 21 juli 2005 zelf een klacht ingediend tegen de directeur.
De Klachtencommissie heeft 6 september 2005 een schriftelijk advies gegeven en onder meer overwogen dat niet aannemelijk is dat sprake was van een aanranding of verkrachting, maar heeft wel overwogen dat de directeur zich onprofessioneel heeft gedragen en onvoldoende afstand heeft gehouden. De commissie heeft zich niet bevoegd geacht de door [verzoekster] gevorderde schadevergoeding te behandelen. Voorts heeft de commissie [verweerder] geadviseerd [verzoekster] op een door het bestuur aan te wijzen school te laten reïntegreren.
Bij brief van 12 september 2005 heeft [verzoekster] het bestuur van [verweerder] laten weten bezwaar aan te tekenen tegen de werkwijze, conclusies en aanbevelingen van de klachtencommissie en verzocht om uitvoering van de volgende 7 maatregelen (kort samengevat):
1. erkenning door [verweerder] dat de directeur tenminste ethische, morele en lichamelijke grenzen heeft overschreden,
2. aanmaning van de directeur tot oprechte schriftelijke spijtbetuiging,
3. aanwending van alle juridische middelen om de aanstelling van de directeur bij de [school X.] per 31-12-2005 te beëindigen,
4. rechtvaardiging van [verzoekster], door ouders en personeel op waarheidsgetrouwe wijze in te lichten aangaande de drie hiervoor genoemde maatregelen,
5. adequate vergoeding van behandeling van psychische gevolgschade,
6. regeling tot spoedige reïntegratie door onafhankelijke vertrouwenspersoon op een door [verzoekster] te kiezen school,
7. regeling tot professioneel psychologische uitleg aan de directeur in bijzijn van vertrouwenspersoon en andere geïnteresseerden over gevolgen van aanranding en manipulatie.
De directeur is door [verweerder] schriftelijk berispt voor zijn gedrag.
Op 27 september 2005 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerder] en [verzoekster].
Bij brief van 20 oktober 2005 heeft [verweerder] [verzoekster] laten weten de zeven in de brief van 12 september 2005 genoemde eisen niet in te willigen.
Nadat [verzoekster] de directeur een email had gestuurd, is haar door [verweerder] verzocht geen contact meer op te nemen met de directeur, niet meer op de [school X.] te komen en in het vervolg alleen nog te communiceren over reïntegratie.
Bij brief van vier bladzijden dd 13 mei 2006 geeft [verzoekster] aan " collega’s en andere betrokkenen" (dit zijn de ouders van de leerlingen aan wie zij laatstelijk lesgaf) uitvoerig haar visie op het gebeuren in de voorjaarsvakantie van 2004 en alles wat daarna is gebeurd.
Naar aanleiding van deze brief heeft op 8 juni 2006 een bijeenkomst plaatsgevonden op de [school X.] waarbij bestuur en medezeggenschapsraad vragen hebben beantwoord van ouders.
Bij brief van 29 mei 2006 heeft de bedrijfsarts laten weten dat [verzoekster] in principe arbeidsgeschikt is, maar dat zij het werk niet kan hervatten bij de eigen werkgever en voorts wordt "reïntegratie tweede spoor middels hulp van Loyalis" geadviseerd. Bij brief van 23 juni 2006 heeft Loyalis [verweerder] een werkplan voor [verzoekster] doen toekomen.
Op 2 juli 2006 is de echtgenoot van [verzoekster] aan het privéadres van de secretaris van het bestuur geweest en heeft daar door de brievenbus geschreeuwd.
Mede naar aanleiding hiervan heeft [verweerder] [verzoekster] bij brief van 14 juli 2006 laten weten niet in te zien hoe aan het dienstverband verder nog invulling moet worden gegeven: [verzoekster] wordt verzocht ontslag te nemen en indien zij dat niet doet, zal [verweerder] een ontbindingsverzoek bij de kantonrechter indienen.
Verzoek
[verzoekster] verzoekt de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden wegens een verandering in de omstandigheden onder toekenning aan haar van een vergoeding.
[verzoekster] voert aan dat de arbeidsverhouding tussen partijen onherstelbaar is verstoord, hetgeen aan [verweerder] moet worden toegerekend en zij stelt daartoe het volgende.
Bij haar indiensttreding heeft [verzoekster] aan de directeur van de [school X.] gemeld dat zij tijdens haar jeugd veelvuldig was geplaagd, zij kwetsbaar was en een veilige werkomgeving nodig had en dat zij vanwege de gevolgen van het pesten nog steeds in therapie was.
Al kort na haar indiensttreding zocht de directeur van de [school X.] toenadering tot [verzoekster] hetgeen intensiveerde tot de voorjaarsvakantie van 2004. In deze vakantie heeft de directeur [verzoekster] tot twee maal toe tegen haar wil een tongzoen gegeven en onzedelijk betast. Ten gevolge van deze aanranding is [verzoekster] volledig ingestort.
Ook nadat zij haar werkzaamheden op arbeidstherapeutische basis had hervat, bleef de directeur grensoverschrijdend gedrag vertonen. Toen het bestuur een vertrouwenspersoon had aangesteld, heeft een gesprek plaatsgevonden, maar reeds bij het tweede en derde gesprek was ook de directeur aanwezig, hetgeen het herstel van [verzoekster] niet bevorderde.
[verweerder] heeft vervolgens niet willen ingaan op de zeven maatregelen genoemd in de brief van 12 september 2005 en heeft niet willen meewerken aan reïntegratie volgens het werkplan van Loyalis.
[verzoekster] heeft geen enkel vertrouwen meer in het bestuur van [verweerder]: continuatie van het dienstverband is niet meer mogelijk.
In de periode voorafgaande aan de seksuele intimidatie is [verweerder] tekort geschoten in het voeren van een gericht en samenhangend beleid op het gebied van seksuele intimidatie.
Nadat [verweerder] bekend was geworden met de seksuele intimidatie heeft zij zich zeer passief opgesteld door uitsluitend een vertrouwenspersoon aan te stellen. [verweerder] had daadkrachtiger moeten zijn door bijv. de directeur te ontslaan dan wel op een andere school te werk te stellen. [verweerder] heeft [verzoekster] onvoldoende in bescherming genomen en de ernstige psychische schade die [verzoekster] heeft geleden c.q. zal lijden kan niet los worden gezien van de nonchalante wijze waarop [verweerder] met de kwestie is omgesprongen.
[verweerder] heeft steeds meer de zijde van de directeur gekozen en hem de hand boven het hoofd gehouden.
Voorts heeft [verweerder] niet voldaan aan haar verplichting om de reïntegratie van [verzoekster] zoveel mogelijk te bevorderen. Zo heeft zij [verzoekster] niet op een school buiten de onder [verweerder] ressorterende scholen laten reïntegreren, heeft zij [verzoekster] nimmer aangeboden elders passend werk te verrichten en reageert zij niet op brieven van de gemachtigde van [verzoekster].
Nu [verweerder] niet als een goed werkgever heeft gehandeld, behoort aan [verzoekster] een substantiële vergoeding te worden toegekend en [verzoekster] berekent deze als volgt:
€ 40.000,– ontbindingvergoeding
14.000,– reïntegratiekosten volgens plan Loyalis
€ 54.000,– bruto,
alsmede
€ 3.000,– smartengeld (materiële component)
15.000,– smartengeld (immateriële component)
€ 18.000,– netto.
Verweer
[verweerder] betwist dat zij tekort is geschoten in het voeren van een gericht en samenhangend beleid op het gebied van seksuele intimidatie en dat zij op welke wijze ook niet adequaat heeft gehandeld.
[verweerder] erkent wel dat de arbeidsverhouding tussen partijen ernstig is verstoord en ook zij verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
Volgens [verweerder] is de verstoring echter aan [verzoekster] te wijten: [verzoekster] heeft de problematische verhouding zelf doen ontstaan en vervolgens de kwestie laten escaleren.
[verweerder] verwijt [verzoekster] met name het verzenden van de brief van 13 mei 2006, die ook door kinderen is gelezen en die voor grote onrust heeft gezorgd. Met het versturen van deze brief heeft [verzoekster] gehandeld in strijd met art. 7:611 BW en [verweerder] achtte zich daarna niet meer gehouden aan enige reïntegratieverplichting. De druppel voor [verweerder] was het bezoek van de echtgenoot van [verzoekster] aan de privéwoning van een bestuurslid.
[verweerder] ziet geen mogelijkheid tot voortzetting van het dienstverband.
Ten aanzien van de gevraagde vergoeding heeft [verweerder] aangevoerd dat [verzoekster] in het vierjarig dienstverband slechts anderhalf jaar heeft gewerkt. Ten onrechte worden alle persoonlijke problemen van [verzoekster] in verband gebracht met de periode dat [verzoekster] bij [verweerder] werkte. Niet is gebleken van enig causaal verband tussen de twee zoenen en het beleid van [verweerder] aangaande seksuele intimidatie.
Het verzoek om vergoeding van reïntegratiekosten is niet gebaseerd op de wet en bovendien heeft [verzoekster] niets gedaan om aan een andere baan te komen. De vordering tot betaling van € 18.000,– is niet onderbouwd en bovendien zou [verzoekster] die vordering bij de directeur moeten instellen.
[verweerder] verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] te ontbinden zonder toekenning van enige vergoeding.
Beoordeling
Gesteld noch gebleken is dat het verzoek van [verweerder] te maken heeft met het bestaan van enig opzegverbod.
Uit hetgeen door partijen naar voren is gebracht, is genoegzaam gebleken dat de arbeidsverhouding tussen partijen zodanig is verstoord, dat een vruchtbare samenwerking niet meer mogelijk is. Dit levert een gewichtige reden op, bestaande uit een verandering in de omstandigheden, die maakt dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve op korte termijn behoort te eindigen.
De kantonrechter zal daarom de arbeidsovereenkomst per 15 februari 2007 ontbinden.
De aanleiding van de verstoring zijn de twee incidenten die zich in het voorjaar van 2004 hebben voorgedaan tussen [verzoekster] en de directeur. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de directeur hierbij incorrect gehandeld. Gelet op zijn positie en de kennis die hij had van de psychische problemen van [verzoekster], had hij zich verre van dergelijke intimiteiten behoren te houden. Het siert de directeur wel dat hij vervolgens het gesprek is aangegaan met [verzoekster] en haar echtgenoot. In het door [verzoekster] opgemaakte verslag (productie 5 bij het verzoekschrift) staat hierover: "[J.] is nog bij ons thuis geweest, wij hadden hem maar vergeven".
[verzoekster] had toen nog geen melding van de incidenten gemaakt aan [verweerder], geen aangifte van seksuele intimidatie gedaan bij de politie, en had de directeur dus vergeven.
Niet valt dan ook in te zien wat tot op dat moment [verweerder] valt te verwijten.
Volgens [verzoekster] ontbrak bij [verweerder] een gericht en samenhangend beleid op het gebied van seksuele intimidatie maar zij maakt op geen enkele wijze duidelijk hoe de incidenten daarmee hadden kunnen worden voorkomen.
Vervolgens heeft [verzoekster] bijna een jaar na het gebeuren [verweerder] laten weten wat er was gebeurd in het voorjaar van 2004. Zij heeft daarbij om geheimhouding verzocht en [verweerder] heeft door het inschakelen van een vertrouwenspersoon als een goed werkgever gehandeld.
Volgens [verzoekster] valt [verweerder] te verwijten dat bij het tweede gesprek al de directeur aanwezig was, maar vast staat dat op dat moment de reïntegratie was gericht op terugkeer van [verzoekster] naar de [school X.], waar de directeur werkzaam was. Het op gang brengen van communicatie tussen hen beiden was dus onontbeerlijk. Daar komt nog bij dat gesteld noch gebleken is dat [verzoekster] toen direct heeft laten weten bezwaar te maken tegen de aanwezigheid van de directeur bij de gesprekken.
[verzoekster] heeft zich daarna tot de klachtencommissie gewend.
De klachtencommissie heeft zowel [verzoekster] als de directeur uitvoerig gehoord alvorens gemotiveerd uitspraak te doen op 6 september 2005.
[verzoekster] kon zich niet vinden in de conclusie van de klachtencommissie, hetgeen haar goed recht is, maar dit maakt niet dat [verweerder] haar daarin zonder meer zou moeten volgen.
Ook heeft [verzoekster] niet aannemelijk gemaakt dat de klachtencommissie (bestaande uit een dominee, een oud leerkracht en een advocaat) en slechts voor zover zij dit heeft bedoeld aan te voeren, partijdig zou zijn geweest.
De zeven maatregelen die [verzoekster] in haar brief van 12 september 2005 [verweerder] verzoekt uit te voeren, gaan geheel voorbij aan de conclusie van de klachtencommissie en zijn dan ook zacht gezegd als niet redelijk dan wel (zoals het verzoek om de aanstelling van de directeur bij de [school X.] te beëindigen) als onuitvoerbaar te betitelen.
Mede gelet op de conclusie van de klachtencommissie heeft [verweerder] dan ook in alle redelijkheid kunnen besluiten de verlangde maatregelen niet uit te voeren.
De bij brief van 29 mei 2006 door de bedrijfsarts voorgestelde reïntegratie tweede spoor is niet van de grond gekomen. Ook is [verweerder] niet ingegaan op het door Loyalis voorgestelde werkplan.
Dit houdt verband met de brief van [verzoekster] van 13 mei 2006.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [verzoekster] door het schrijven van deze brief aan -onder meer- de ouders van de kinderen van de klas waaraan zij het laatst les had gegeven, zichzelf in een onmogelijke positie gemanoeuvreerd.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoekster] over deze brief verklaard dat zij de sterke behoefte had om haar lezing van de feiten voor het voetlicht van enkele betrokkenen te brengen omdat door toedoen van de directeur en [verweerder] een onjuiste lezing van de feiten bekend was gemaakt. [verzoekster] heeft echter op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat aan de ouders mededelingen zijn gedaan over de incidenten dan wel de klachtenprocedure daarna, laat staan onjuiste mededelingen. De consequenties van de wens van [verzoekster] om haar lezing te geven en kenbaar te maken aan ouders, dienen dan ook geheel voor haar rekening te komen.
[verzoekster] heeft met haar brief voor onnodige onrust gezorgd binnen de school. [verweerder] kon niet anders dan een bijeenkomst met de ouders organiseren om vragen te beantwoorden en haar visie te geven.
[verzoekster] heeft door haar brief de relatie tussen haar en [verweerder] zodanig onder druk gezet dat [verweerder] niet verweten kan worden niets meer te zien in reïntegratiepogingen, zoals daarna voorgesteld door bedrijfsarts en Loyalis.
De kantonrechter ziet dan ook hierin geen verwijtbaar handelen zijdens [verweerder], zoals door [verzoekster] wel is betoogd.
Gelet op al het voorgaande valt [verweerder] naar het oordeel van de kantonrechter geen verwijt te maken van de verstoorde verstandhouding. Op het moment dat [verweerder] werd geïnformeerd over de incidenten van het voorjaar van 2004, waren deze incidenten al uitgesproken met de directeur en had [verzoekster] -aldus haar eigen verklaring- hem al vergeven.
Maar ook als dit laatste niet zo zou zijn, heeft [verweerder] telkens gehandeld zoals van een goed werkgever mag worden verwacht. Dat dit handelen niet volgens de wensen van [verzoekster] was, maakt dit niet anders.
Uiteraard zijn de traumatische gebeurtenissen in de jeugd van [verzoekster] zeer triest voor haar en de kantonrechter wenst deze zeker niet te bagatelliseren. Maar zoals [verzoekster] zelf schrijft op 18 mei 2005: "er lag al een enorme fundering van ellende en hij (ktr: de directeur) was de druppel".
Al het verdriet en alle problemen die [verzoekster] ondervindt, kunnen in alle redelijkheid niet aan de directeur worden toegeschreven, laat staan -zoals hiervoor overwogen- aan [verweerder] worden verweten.
Concluderende ziet de kantonrechter geen aanleiding om [verzoekster] terzake de ontbinding een vergoeding toe te kennen, laat staan een schadevergoeding (materieel dan wel immaterieel) zoals gevorderd.
Nu [verzoekster] wel om toekenning van een vergoeding heeft verzocht, zal haar een termijn worden gegund om het verzoek in te trekken. Indien zij het verzoek intrekt, zal de arbeidsovereenkomst echter worden ontbonden op grond van het verzoek van [verweerder].
De kantonrechter zal – in geval van ontbinding – de proceskosten compenseren.
Indien [verzoekster] het ontbindingsverzoek intrekt, dient zij beschouwd te worden als de in het ongelijk gestelde partij en te worden veroordeeld in de proceskosten.
Beslissing
De kantonrechter:
ten aanzien van het verzoek van [verzoekster]:
– stelt partijen in kennis van zijn voornemen de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 15 februari 2007 te ontbinden wegens veranderingen in de omstandigheden;
– stelt [verzoekster] in de gelegenheid vóór 14 februari 2007 gebruik te maken van haar bevoegdheid het verzoek in te trekken;
– veroordeelt [verzoekster], in geval van intrekking van het ontbindingsverzoek, tot betaling van de proceskosten, tot op deze beslissing aan de zijde van [verweerder] begroot op € 400,– wegens gemachtigdensalaris, onverminderd de eventueel over deze kosten verschuldigde BTW;
en, voor het geval dat [verzoekster] niet voor 14 februari 2007 tot intrekking van het ontbindingsverzoek zal overgaan:
– ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per 15 februari 2007;
– compenseert de proceskosten zodanig, dat beide partijen de eigen kosten dragen;
ten aanzien van het verzoek van [verweerder] en slechts voor het geval [verzoekster] voor 14 februari 2007 haar verzoek heeft ingetrokken:
– ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per 15 februari 2007;
– compenseert de proceskosten zodanig, dat beide partijen de eigen kosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. G. Keizer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 februari 2007.
Rechters
mr. G. Keizer