Tast het Coalitieaccoord van CDA, PvdA en CU de Abortusregelgeving en -praktijk aan?
Abortuswetgeving toen en nu
Met de kleinst mogelijke meerderheid slaagde het CDA-VVD kabinet eind april 1981 abortuswetgeving aanvaard te krijgen, eerst in de Tweede Kamer(twee stemmen verschil), nadien ook in de Eerste Kamer (een stem verschil). Met de Wet Afbreking Zwangerschap (WAZ) en in hetzelfde wetgevingsproces aanvaarde gewijzigde artikel in het Wetboek van Strafrecht, bleef abortus strafbaar, tenzij men zich aan de bepalingen van de WAZ houdt. Een voor vrouwen verplichte beraadtermijn van minimaal vijf dagen en vergunningsverplichting voor klinieken en ziekenhuizen, waarin abortus wordt uitgevoerd waren (zijn) de belangrijkste principiële bezwaren. Met een later tot stand gekomen Besluit Afbreking Zwangerschap en de wettelijke bepalingen over de vergoedingssystematiek bleek de abortuspraktijk niettemin redelijk weg te kunnen komen. Cruciaal was dat er overeenstemming was dat gewijzigde wetgeving niet van toepassing was op de overtijdbehandeling (tot 17 dagen na het uitblijven van de menstruatie). Daarmee viel immers ruim de helft van de behandelingen niet onder de WAZ.
Sinds medio jaren 80 was het dan ook relatief stil aan het abortusfront – van tijd tot tijd wist een kleine confessionele partij iets op te brengen in de Tweede Kamer over een evaluatie. Dit haalde echter meestal nauwelijks enige pers.
Evaluatie Wet Afbreking Zwangerschap
Het regeerakkoord Balkenende I (2002) maakte aan die relatieve rust een eind: met een evaluatie van de WAZ moest nagegaan worden of abortusklinieken zich wel aan de abortuswet hielden. Volgens diverse politici, waaronder premier Balkenende, zouden klinieken daar de hand mee lichten. Eind 2005 verschijnt de evaluatie, die is uitgevoerd door een samenwerkingsverband van een aantal afdelingen van het Academisch Medisch Centrum. Met instemming (of wellicht in opdracht) van staatssecretaris Ross-van Dorp (CDA) is de vraagstelling verruimd. Ook bijvoorbeeld de vraag of er grond is voor wijziging van de WAZ (en het bijbehorende Besluit Afbreking Zwangerschap) mede in het licht van nieuwe medische en maatschappelijke ontwikkelingen worden kwam daarom aan de orde. De evaluatoren hebben de ruimte die hen geboden werd benut. Weliswaar was de algemene conclusie dat de wetgeving in het algemeen goed wordt nageleefd en dat het toezicht naar behoren plaats vindt. Op tal van punten echter doen ze aanbevelingen voor nadere regulering, nader onderzoek en verdere protocollering. Het totaal overziend krijgt men de indruk dat men hoe dan ook aanbevelingen tot wijziging wilde doen , maar dan als soort package-deal. De aanbevelingen neigen naar beide kanten: zowel in de richting van tegenstanders van abortus als in de richting van de abortushulpverleners. Ze zijn overigens lang niet allemaal onderbouwd in het rapport. De bekendste aanbeveling is het afschaffen van de vaste beraadtermijn in combinatie met het onder de WAZ brengen van de overtijdbehandeling (OTB). Dit voorstel is niet onderbouwd.
Staatssecretaris Ross-van Dorp nam de aanbeveling over de OTB over, maar niet die van het afschaffen van de vaste beraadtermijn. Bovendien wilde ze dat meteen en zonder wetswijziging invoeren. Dat ging de meerderheid van de Tweede Kamer ten tijde van Balkenende II te ver, maar voordat een motie met die strekking kon worden aangenomen viel het kabinet.
Met de nodige moeite wist de kamermeerderheid de invoering van het kabinetsvoornemen te traineren tot na de verkiezingen, zonder dat de inhoud van het voorstel, de onderbouwing, de medische, juridische aspecten, inclusief wetsgeschiedenis ooit aan de orde zijn geweest.
Verkiezingen en coalitieaccoord
In de verkiezingscampagne is abortus en seksuele gezondheidszorg geen groter onderwerp dan voorgaande jaren. PvdA-kandidaat Bussemaker (nr. 4) verklaarde desgevraagd op een bijeenkomst minder dan een week voor de verkiezingen dat de reden dat abortus niet genoemd werd in het verkiezingsprogramma was dat de PvdA niet van standpunt was veranderd sinds de totstandkoming van de abortuswetgeving. Zij stonden nog steeds achter: Abortus uit het wetboek van Strafrecht, de Vrouw Beslist en Abortus in het Ziekenfondspakket.
Tegen de verwachting in heeft de PvdA wel ingestemd met het opnemen van een aantal voornemens op het coalitieaccoord. Coalitiepartijen zijn overeengekomen de overtijdbehandeling in de abortuswet onder te brengen, maar anders dan bij andere zwangerschapsafbrekingen gaat bij de overtijdbehandeling geen vijf-dagen beraadtermijn gelden. Verwezen wordt naar de evaluatie van de WAZ. Ten onrechte, want daarin werd aanbevolen de beraadtermijn voor alle behandelingen te flexibiliseren.
De PvdA stelt dat door het invoeren van die flexibele beraadtermijn voor de OTB geen extra belemmeringen in de hulpverlening bij ongewenste zwangerschappen opgeworpen zullen worden – zo ook weer in een lezing van de nieuwe staatssecretaris J. Bussemaker (PvdA) op de Erasmus Universiteit in april j.l.. Daarmee wordt zonder enige argumentatie heengestapt over het feit dat hierdoor de bevoogding van de abortuswet naar 60% van de ongewenst zwangere hulpzoekende vrouwen wordt uitgebreid.
Daarnaast wordt gezwegen over de medische en juridische contra-indicaties. Bij de verwijzing naar de evaluatie van de WAZ, wordt niet vermeld dat de stelling hierin, als zou er sinds tot standkoming van de WAZ grote vooruitgang geboekt zijn met de medische technologie voor het vaststellen van de zwangerschap, in het geheel niet onderbouwd is. Geen enkele bronvermelding! Dat kan ook niet want die is er niet: de stelling is onjuist. Volgens alle beschikbare medische en juridische bronnen zijn zwangerschapstesten zijn even betrouwbaar als in 1971 (99%). Pas als de medisch foetale hartactie gemeten kan worden staat de zwangerschap voor 100% vast. Dat kan pas na de overtijdperiode. Dit was, ten tijde van de totstandkoming van de abortuswetgeving en sindsdien, volgens diverse bewindspersonen, de inspectie, de Hoge Raad en de Raad van State, medisch en juridisch doorslaggevend. In een politieke afruil is in het coalitieaccoord anders beslist. Het minste is dat de regeringspartijen én de oppositie erkennen dat het een politieke keus is en niet lafhartig verwijzen naar de evaluatie. Vervolgens moeten ze wel kunnen uitleggen hoe de medische en juridische problemen opgelost gaan worden.
Verder zou de zorgvuldigheid met zich mee moeten brengen dat uiteengezet wordt waarom het advies van de World Health Organisation om wachttijden bij medische handelingen te elimineren genegeerd wordt en waarom de sinds 1981 sterk toegenomen regelgeving met betrekking tot al het medisch handelen niet ook in geval van abortus zou kunnen volstaan.
De bevoogdende bepalingen worden bovendien extra aangezet volgens het accoord.
In februari stelden de open brief aan de PvdA schrijvers, met oud VWS bewindslieden D’Ancona en Borst en ondergetekende als alfabetisch eersten van de twintig afzenders, nadien gesteund door honderden, waaronder veel PvdA-ers: “Wij zijn niet bang dat (..) de mogelijkheid tot een legale en medisch verantwoorde abortus in Nederland zal verdwijnen. Wel vrezen wij dat aan de huidige wet een uitleg en uitvoering zal worden gegeven waardoor zowel de toegankelijkheid als de veiligheid van abortus verminderen.Bovendien hebben wij bezwaar tegen een discussie waarin de ‘noodsituatie’ van de vrouw voortdurend wordt afgewogen tegen de beschermwaardigheid van ongeboren leven.”
Leontine Bijleveld