Instantie
HvJEG
Samenvatting
Sari Kiiski is docent aan het Tampereen Lyseon Lukio (lyceum van Tampere). Op 3 mei 2004 verleende de schoolrector haar, op haar verzoek, voor de periode van 11 augustus 2004 tot en met 4 juni 2005 opvoedingsverlof om voor haar in 2003 geboren kind te zorgen.
 Toen zij opnieuw zwanger bleek te zijn, diende zij op 1 juli 2004 een verzoek in om de beslissing inzake het opvoedingsverlof zo te wijzigen dat die betrekking zou hebben op de periode van 11 augustus 2004 tot en met 22 december 2004.
De schoolrector deelde belanghebbende echter mee dat in haar verzoek geen niet te voorziene en gegronde reden werd genoemd op grond waarvan volgens de collectieve arbeidsovereenkomst de duur van het opvoedingsverlof zou kunnen worden gewijzigd. Kiiski vulde haar verzoek op 9 augustus 2004 aan. Zij wees erop dat zij vijf weken zwanger was en dat de zwangerschap tot een wezenlijke wijziging leidde van de praktische mogelijkheden om voor haar kind te zorgen. Zij liet weten met ingang van 23 december 2004 het werk te willen hervatten, omdat het haars inziens niet mogelijk was om het opvoedingsverlof volledig in te trekken. De vader van het kind was voornemens om in het voorjaar van 2005 een dergelijk verlof te nemen.
De schoolrector heeft dit verzoek bij een beslissing van 19 augustus 2004 afgewezen met het betoog dat een nieuwe zwangerschap volgens de richtsnoeren voor de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst en volgens de Finse rechtspraak geen gegronde reden voor wijziging van de duur van een opvoedingsverlof vormt.
De vader van het kind kon in het voorjaar van 2005 geen opvoedingsverlof nemen, omdat volgens de algemene collectieve arbeidsovereenkomst voor tussen de Staat en zijn ambtenaren en arbeidscontractanten (valtion yleinen virka- ja ehtosopimus), slechts één van de ouders tegelijk recht daarop heeft. Kiiski kondigde aan het opvoedingsverlof per 31 januari 2005 te onderbreken en met ingang van dezelfde datum zwangerschapsverlof te nemen, opdat haar echtgenoot opvoedingsverlof zou kunnen nemen. De schoolrector wees het nieuwe verzoek op 10 december 2004 af op grond dat de beslissing van de werkgever van de echtgenoot om opvoedingsverlof te weigeren, geen gegronde reden vormt in de zin van de collectieve arbeidsovereenkomst of de Finse wet.
Het Hof oordeelt dat artikel 2 van richtlijn 76/207/EEG, zoals gewijzigd bij richtlijn 2002/73/EG, elke vorm van directe en indirecte discriminatie op grond van geslacht met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden verbiedt, alsmede de artikelen 8 en 11 van richtlijn 92/85/EEG, waarin het zwangerschapsverlof is geregeld, verzetten zich tegen nationale voorschriften betreffende het opvoedingsverlof waarin geen rekening wordt gehouden met de veranderingen die zwangerschap voor de betrokken werkneemster meebrengt in de beperkte periode van ten minste veertien weken rond de bevalling, waardoor het de belanghebbende niet is toegestaan om op het tijdstip waarop zij haar recht op zwangerschapsverlof doet gelden, op haar verzoek het tijdvak van haar opvoedingsverlof te wijzigen, en waardoor haar aan dat zwangerschapsverlof verbonden rechten worden ontnomen.