Instantie: Rechtbank Amsterdam, sector kanton, 1 oktober 2009

Instantie

Rechtbank Amsterdam, sector kanton

Samenvatting

Docent wordt op staande voet ontslagen na seksuele contacten met 17-jarige leerlinge. De kantonrechter acht het ontslag terecht gegeven en wijst de loonvordering van de docent af.

De werknemer is sinds augustus 2002 bij de werkgever, een lyceum, in dienst als docent. Op 1 juli 2009 heeft de werkgever van een ouder van een leerlinge de melding ontvangen dat zijn dochter, een 17-jarige leerlinge van havo 5, een affaire had met één van haar docenten. De werknemer heeft tegenover de rector verklaard dat hij seksueel contact heeft gehad met de betreffende leerlinge. De werkgever heeft de docent vervolgens geschorst en, na een gesprek met de leerlinge en haar moeder, op staande voet ontslagen. De werknemer stelt dat het ontslag niet rechtsgeldig is en vordert doorbetaling van loon.

De kantonrechter stelt vast dat in dit geval art. 249 lid 1 WvSr van toepassing is. Daarmee is er sprake van een dringende reden die een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Daartoe is in aanmerking genomen dat de werknemer, naar hij heeft erkend, meermalen seksueel contact heeft gehad met de leerlinge. Verder wordt overwogen dat de relatie docent/(minderjarige) leerling een ongelijkwaardige is, waarbij de leerling zich in een afhankelijkheidsrelatie ten opzichte van de docent bevindt. De werknemer had zich van deze ongelijke positie terdege bewust dienen te zijn en had zich dienen te onthouden van handelingen jegens de leerlinge als hier aan de orde. De stelling van de werknemer dat de school ervan op de hoogte was dat de leerling hem stalkte en dat de school heeft nagelaten gedegen maatregelen te treffen, leidt niet tot een ander oordeel. Indien het gesprek dat de school met de leerlinge heeft gevoerd niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, had het op de weg van de werknemer gelegen om de school hiervan in kennis te stellen, opdat de school alsnog andere maatregelen zou kunnen treffen. Gesteld noch gebleken is dat de werknemer dat heeft gedaan. Het ontslag is derhalve terecht gegeven en de vorderingen van de werknemer worden afgewezen.

Volledige tekst

Kantonrechter Amsterdam (Voorzieningenrechter)
1 oktober 2009, 1084312 KK EXPL 09-942.
( Mr. Van Löben Sels )

De werknemer te Amsterdam,
eiser,
gemachtigde: mr. A.M. van der Maten,
tegen
de stichting Onderwijsstichting Esprit te Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.F. Hilberdink.

» Uitspraak
Het verloop van de procedure

(…; red.)
Gronden van de beslissing

1)  Als uitgangspunt geldt het volgende:

1.1.  Eiser is op augustus 2002 in dienst getreden bij een rechtsvoorganger van gedaagde. Eiser is werkzaam bij het Lyceum in de functie van docent op basis van (laatstelijk) een fulltime dienstverband.

1.2.  Op de arbeidsverhouding tussen partijen is de CAO voor het Voortgezet Onderwijs (VO) van toepassing.

1.3.  Op 1 juli 2009 heeft het Lyceum de melding van een ouder van een leerlinge ontvangen dat zijn dochter, een 17-jarige leerlinge van HAVO 5, een affaire had met een van haar docenten.

1.4.  In een gesprek met de rector van het Lyceum heeft eiser verklaard dat hij seksueel contact heeft gehad met de betreffende leerlinge.

1.5.  Op 3 juli 2009 heeft de rector van het Lyceum het college van bestuur van eiseres, zijnde het bevoegd gezag, van zijn bevindingen op de hoogte gesteld.

1.6.  Op 7 juli 2009 heeft eiser tegenover het college van bestuur van eiseres bevestigd dat hij seksueel contact heeft gehad met de leerlinge.

1.7.  Bij brief van 10 juli 2009 is aan eiser onder meer het volgende bericht: “U heeft aangegeven dat u zich schaamt voor wat er gebeurd is. U voelde zich al enige tijd ‘gestalkt’ en seksueel geïntimideerd door de betreffende leerlinge. U heeft dat ook enige tijd geleden gemeld aan de schoolleiding, en die heeft actie ondernomen. De laatste tijd is het weer geïntensiveerd. U hebt aangegeven uiteindelijk geen weerstand meer te kunnen bieden, hetgeen geresulteerd heeft in een seksueel contact met haar in uw atelier. (…) Het gedrag dat u vertoont is, zoals u weet, streng verboden. Het als leerkracht aangaan van een (seksuele) relatie met een leerling die zich in een afhankelijkheidsrelatie tot u bevindt is op zich reden voor ontslag. (…) Wij (lees: hebben) u aangegeven, gezien de ernst van de zaak, tot ontslag te willen overgaan, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die deze stap niet noodzakelijk maken. Voor de eventuele invulling van dat ‘tenzij’ willen wij nog meerdere gesprekken voeren, onder andere met de betrokken leerling en/of haar ouders. Door de vakantieperiode die nu is aangebroken, is het niet meer mogelijk om dat op korte termijn te doen. Ouders en leerling verblijven reeds in het buitenland. Wij moeten dat dus over de zomervakantie heen tillen en in de week van 17 augustus zullen wij verder gaan met deze zaak.”

Voorts is aan eiser medegedeeld dat hij is geschorst gedurende de periode die nodig is voor het nadere onderzoek.

1.8.  Het college van het bestuur van eiseres heeft op 21 augustus 2009 een gesprek gehad met de leerlinge en haar moeder.

1.9.  Bij brief van 26 augustus 2009 heeft gedaagde aan eiser bericht het dienstverband met eiser met onmiddellijke ingang op te zeggen. Overwogen is dat eiser met een minderjarige leerlinge één of meermalen seksueel contact heeft gehad, dat dit gedrag streng verboden is en dat eiser het vertrouwen dat gedaagde als werkgever in hem had gesteld, onwaardig is geworden.
Vordering en verweer

2)  Eiser vordert als voorziening in het geschil dat partijen verdeeld houdt gedaagde te veroordelen tot betaling aan hem van een voorschot op een schadevergoeding ter hoogte van drie maanden salaris, zijnde de tijd dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatig opzegging had behoren voort te duren, te vermeerderen met de wettelijke rente over het te betalen bedrag.

3)  Eiser stelt hiertoe dat geen sprake is van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet omdat het niet onverwijld is gegeven en er geen sprake is van een dringende reden, gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval. Daarom is gedaagde verplicht om aan eiser de gefixeerde schadevergoeding te betalen.

4)  Gedaagde verweert zich tegen deze vordering. Zij stelt zich op het standpunt dat sprake is van een dringende reden en dat het ontslag onverwijld is gegeven.
Standpunten partijen

5)  Eiser stelt zich op het standpunt dat de schorsing onrechtmatig is omdat hij voorafgaand aan de schorsing niet is gehoord. Tevens was de schorsing niet dringend noodzakelijk omdat de leerlinge van school was omdat ze was geslaagd en de zomervakantie inmiddels was aangevangen. Eiser stelt dat hij zich er terdege van bewust is dat hij zich had moeten onthouden van seksueel contract met de leerlinge. Hij heeft echter bij de school melding gemaakt van haar aanhoudend flirtgedrag, maar dit heeft slechts geleid tot één gesprekje vanuit de school met haar. Van het treffen van gedegen maatregelen is dan ook geen sprake. Verder stelt eiser dat gedaagde vanaf 2 dan wel 7 juli 2009 volledig op de hoogte was van hetgeen was voorgevallen tussen hem en de leerlinge. Eiser stelt dat tijdens het gesprek met gedaagde op 7 juli 2009 heeft medegedeeld dat hij meermalen seksueel contact met de leerlinge heeft gehad. Eiser voert aan dat hij van gedaagde, na ontvangst van de brief van 10 juli 2009, waarin aan hem is hem medegedeeld dat hij zou worden ontslagen tenzij sprake zou zijn van bijzondere omstandigheden, niets meer heeft vernomen. Het had op de weg van gedaagde gelegen contact op te nemen. Eiser voert aan dat hij alsdan zou hebben medegedeeld dat hij gesprekken heeft gevoerd met een psycholoog en dat laatstgenoemde van mening is dat zijn psychische constellatie toentertijd er toe heeft kunnen leiden dat hij seksueel contact heeft gehad met een leerlinge. Ook acht zijn psycholoog het niet aannemelijk dat hij opnieuw in een dergelijke situatie zal komen te verkeren. Eiser stelt dat nu gedaagde reeds op 7 juli 2009 beschikte over alle informatie die aan het ontslag ten grondslag is gelegd, het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven. Gedaagde is dan ook gehouden aan eiser een schadevergoeding te betalen uit hoofde van de onregelmatige opzegging, aldus eiser.

6)  Gedaagde stelt dat vast staat dat artikel 249 Sr overtreden is en dat de relatie docent/leerling een ongelijkwaardige is. De leerling verkeert in een afhankelijke positie ten opzichte van een docent en dient tegen seksuele handelingen van een docent te worden beschermd. Gedaagde stelt dat vast is komen te staan dat de seksuele handelingen meermalen hebben plaatsgevonden, dat hieruit volgt dat sprake is van een grovelijk schenden door eiser van de verplichtingen die de arbeidsovereenkomst hem oplegt en dat het gedrag van eiser dan ook een dringende reden oplevert die het ontslag op staande voet rechtvaardigt. Verder stelt gedaagde dat het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven. Op 10 juli 2009 was haar bekend dat eiser één maal seksueel contact had gehad met de leerlinge. Zij heeft als werkgever uiterste behoedzaamheid betracht door eerst de leerlinge en haar ouders te willen horen alvorens een definitief besluit te nemen. Uit het gesprek met de leerlinge en haar moeder bleek dat de seksuele contacten meermalen hebben plaats gevonden. Zij heeft getracht deze bevindingen met eiser te bespreken, doch deze was telefonisch niet bereikbaar. Daarna is besloten eiser op staande voet te ontslaan.
Beoordeling

7)  In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen, dan wel of de vordering van eiseres in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.

8)  Gedaagde geeft het gegeven ontslag op staande voet gegrond op artikel 9.a.1 sub 2 van de CAO VO, waarin – voor zover hier van belang – is bepaald dat het beëindigen van een dienstverband voor onbepaalde tijd geschiedt door onverwijlde opzegging wegens een voor de werkgever dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 BW.

9)  Ingevolge artikel 7:678, lid 2, aanhef en sub d, BW zullen dringende redenen onder andere aanwezig kunnen worden geacht wanneer een werknemer zich schuldig maakt aan een misdrijf, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt. De woorden “onder andere” duiden er op dat de in lid 2 opgenomen opsomming niet limitatief is.

10)  Vast is komen te staan dat artikel 249 lid 1 Sr in dit geval van toepassing is. Daarmee is er sprake van een dringende reden die een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Daartoe is in aanmerking genomen dat eiser, naar hij heeft erkend, meermalen seksueel contact met de leerlinge heeft gehad. Verder wordt overwogen dat de relatie docent/(minderjarige) leerling een ongelijkwaardige is, waarbij de leerling zich in een afhankelijkheidsrelatie ten opzichte van de docent bevindt. Eiser had zich van deze ongelijke positie terdege bewust dienen te zijn en had zich dienen te onthouden van handelingen jegens de leerlinge als hier aan de orde.

11)  De stelling van eiser dat de school ervan op de hoogte was dat de leerlinge hem stalkte en dat de school heeft nagelaten gedegen maatregelen te treffen, kan niet leiden tot een voor eiser gunstig oordeel. Zo al het gesprek dat de school met de leerlinge heeft gevoerd niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, had het op de weg van eiser gelegen om de school hiervan in kennis te stellen, opdat de school alsnog (andere) maatregelen zou kunnen treffen. Gesteld noch gebleken is dat eiser dat heeft gedaan.

12)  Verder wordt overwogen dat de omstandigheid dat de moeder van eiser kort voor de hem verweten gedragingen is overleden, hoe indringend zo’n verlies ook is, niet als een verontschuldigbare omstandigheid kan worden aangemerkt. Ook de omstandigheid dat eiser gesprekken met zijn huisarts en een psycholoog heeft gevoerd en dat de psycholoog het niet aannemelijk acht dat eiser opnieuw in een psychische constellatie als toentertijd zal komen te verkeren, kunnen evenmin leiden tot het oordeel dat niet langer sprake is van een dringende reden die het ontslag op staande voet rechtvaardigt.

13)  Met betrekking tot de vraag of het ontslag onverwijld is gegeven, wordt overwogen als volgt.

14)  Gedaagde heeft afdoende toegelicht dat zij op 10 juli 2009 er vanuit ging dat eiser één maal seksueel contact met de leerlinge had gehad en dat zij uit oogpunt van zorgvuldigheid die een werkgever jegens een werknemer dient te betrachten, eerst de leerlinge en haar ouders wilde spreken, voordat een definitieve beslissing over de beëindiging van het dienstverband met eiser zou worden genomen. Als eiser al tijdens het gesprek met gedaagde op 7 juli 2009 heeft medegedeeld dat hij meermalen seksueel contact met de leerlinge heeft gehad, heeft hij er redelijkerwijs niet op mogen vertrouwen dat gedaagde dit ook zo heeft begrepen, nu uit de brief van gedaagde van 10 juli 2009 genoegzaam blijkt dat gedaagde er vanuit ging dat één seksueel contact had plaats gevonden. Onweersproken is gebleven dat het gesprek met de leerlinge en de moeder kort na hun terugkomst in Nederland heeft plaats gevonden. Gedaagde heeft gesteld dat zij tevergeefs pogingen heeft ondernomen om met eiser in contact te treden, hetgeen door eiser wordt betwist. Wat hier ook van zij, op basis van het vorenstaande wordt geconcludeerd dat gedaagde met de vereiste zorgvuldigheid en voortvarendheid heeft gehandeld en dat, gelet op alle relevante omstandigheden, voorshands geoordeeld wordt dat het ontslag onverwijld is gegeven.

15)  Gelet op al het vorenstaand behoeft de stelling van gedaagde dat de schorsing onrechtmatig is gegeven geen bespreking meer.

16)  Het vorenstaande leidt er toe dat de vordering zal worden afgewezen, met veroordeling van eiser als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten.
Beslissing

De kantonrechter:

I.  wijst de vordering af;

II.  veroordeelt eiser in de kosten van het geding tot heden begroot op € 400,=, één en ander, voor zover verschuldigd, inclusief BTW.

Rechters

mr. Van Löben Sels