Brief van VVR aan vaste commissie OC&W tbv Algemeen Overleg over emancipatie juni 2011

Leiden, 5 juni 2011

Geachte dames en heren,

In het Algemeen Overleg op 8 juni 2011 zult u met minister Van Bijsterveldt van gedachten wisselen over de Hoofdlijnenbrief emancipatie: vrouwenemancipatie en homo-emancipatie 2011-2015, hierna aangeduid als: de Emancipatienota. Met het oog hierop brengt de Vereniging voor Vrouw en Recht, Clara Wichmann (VVR) haar visie op de Emancipatienota graag onder uw aandacht. Het onderstaande commentaar beperkt zich tot de positie van vrouwen, in het bijzonder hun arbeidsmarktpositie.

Algemeen

Op 17 februari 2011 verscheen de Emancipatiemonitor 2010 van het Centraal Cultureel Planbureau.
Uit de Emancipatiemonitor 2010 blijkt dat in 2009

  • 1) de arbeidsdeelname van vrouwen 60% was en

  • 2) 48% van de vrouwen economisch zelfstandig was.

Dit betekent dat het streven om in 2010 een netto-arbeidsparticipatie van 65% van de vrouwen en een economische zelfstandigheid van ten minste 60% van de vrouwen, niet is behaald.
(Sociaal en Cultureel Planbureau, Centraal Bureau voor de Statistiek, ‘Emancipatiemonitor 2010’, Den Haag, februari 2011, p. 237-239).

De vorige Emancipatienota ‘Meer kansen voor vrouwen’ voor de periode 2008-2011 had als vertrekpunt dat er weliswaar veel is bereikt, maar dat de emancipatie niet af is. Het vorige kabinet zette stevig in op het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van vrouwen.
Dat de emancipatie van vrouwen nog niet is voltooid blijkt ook uit de recent verschenen emancipatiemonitor. Des te verontrustender dat de ambities van het vorige kabinet op het terrein van vrouwenemancipatie niet worden voortgezet door het huidige kabinet.

In algemene zin valt op dat de Emancipatienota weinig ambitieus is en weinig concrete plannen bevat om de (arbeidsmarkt)positie van vrouwen werkelijk te verbeteren. Hierna wordt ingegaan op een aantal punten waarvoor de VVR in het bijzonder uw aandacht vraagt.

-1 Het programma Eigen kracht

Het kabinet wil een cultuurverandering: Nederland moet een tweeverdienersamenleving worden. Hiertoe wil het kabinet onder andere laagopgeleide vrouwen zonder baan en zonder uitkering stimuleren om deel te nemen aan het arbeidsproces. De VVR kan dit streven alleen maar ondersteunen. Helaas ontbreken vooralsnog de voorwaardenscheppende voorzieningen om dit doel te bereiken.

Het kabinet gaat uit van de veronderstelling dat door deze vrouwen aan te spreken, zij op ‘eigen kracht’ zullen gaan deelnemen aan het arbeidsproces. Het is echter de vraag of dit ipso facto leidt
tot het vergroten van hun mogelijkheden, motivatie en ambitie om aan het werk te gaan.
Gelet op hun uitgangssituatie (laagopgeleid en werkloos) zal het moeilijk zijn een plek op de arbeidsmarkt te veroveren. Bovendien is het zeer de vraag of het niet deelnemen aan de arbeidsmarkt enkel te wijten is aan het ontbreken van eigen kracht en motivatie.
Uit de Emancipatienota blijkt niet van concrete voorzieningen om de ‘eigen kracht’ van deze vrouwen te stimuleren. Weliswaar wordt verwezen naar enkele emancipatieprojecten, maar concrete maatregelen ontbreken. Wel wordt genoemd dat er speciale aandacht zal zijn voor arbeidstoeleiding naar de zorgsector.

De VVR is van mening dat het effectiever is deze vrouwen te stimuleren een baan te kiezen die aansluit bij hun talenten en interesses. Dit zal de motivatie en de ‘eigen kracht’ ten goede komen. Juist indien de financiële prikkel laag is – met name als er een kostwinnaar thuis is – zal hierop extra ingezet moeten worden. Dit draagt bij aan de toetreding tot de arbeidsmarkt en voorkomt uitval wegens gebrek aan affiniteit met het werk.
Demotiverend werken echter de (voorgenomen) bezuinigen op de benodigde voorwaardenscheppende voorzieningen, zoals gesubsidieerde leertrajecten, ervaringsbanen en de kinderopvangtoeslag en het feit dat er wachtlijsten bestaan voor kinderopvangplaatsen. Hierdoor wordt het minder aantrekkelijk om deel te nemen aan het arbeidsproces.
Het lijkt er op dat ‘eigen kracht’ synoniem wordt voor ‘zoek zelf maar uit hoe je het regelt’. Dan is de kans op succesvolle emancipatie van deze doelgroep klein.
De VVR pleit voor een meer concrete middellange- en lange termijn visie van het kabinet op hetgeen nodig is voor het effectief stimuleren van ‘eigen kracht’, zodat ook deze vrouwen een plek krijgen op de arbeidsmarkt.

– 2 Bezuinigingen kinderopvang

Het vorige kabinet heeft op de valreep € 300 miljoen bezuinigd op de kinderopvangtoeslag. Het huidige kabinet doet er nog een schep bovenop; er wordt nog eens € 600 miljoen op de kinderopvang bezuinigd. Aangenomen mag worden dat vrouwen zich terugtrekken van de arbeidsmarkt als de kinderopvang te duur wordt. In het algemeen wordt er een afweging gemaakt tussen het inkomen en de kosten van kinderopvang. Een bezuiniging van deze omvang zal de arbeidsparticipatie van vrouwen zonder twijfel verlagen.

In dit kader wenst de VVR nog specifiek in te gaan op de onlangs aangekondigde maatregel van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Financiën in hun brief van 13 mei 2011, te weten: de koppeling van het recht op kinderopvangtoeslag aan het aantal gewerkte uren van de minst werkende partner (Kamerstukken II 2010–2011, 31 322, nr. 123). Zoals de minister zelf schrijft is het doel van de kinderopvangtoeslag de arbeidsparticipatie te vergroten. Hiermee zal worden gedoeld op de arbeidsparticipatie van vrouwen, aangezien zij nog steeds substantieel vaker dan mannen de zorg voor de kinderen op zich nemen en hierdoor minder uren betaalde arbeid verrichten. De koppeling van het recht op kinderopvangtoeslag aan het aantal gewerkte uren van de minst werkende partner kan – mogelijk onbedoeld – een negatief effect hebben op de arbeidsparticipatie van vrouwen. Een ouder die een arbeidsongeschiktheids- of bijstandsuitkering ontvangt danwel langer dan drie maanden werkloos is en vanuit deze situatie zoekt naar een (nieuwe) baan, komt niet in aanmerking voor een kinderopvangtoeslag, terwijl in deze situaties kinderopvang wel degelijk noodzakelijk is, of in ieder geval een belangrijke bijdrage kan leveren aan de mogelijkheid voor deze vrouwen om weer toe te treden tot de arbeidsmarkt. In het bijzonder komt de positie van alleenstaande moeders hierdoor onder druk te staan, omdat zij geen partner hebben die kan inspringen.
Bovendien blijkt uit de plannen niet hoe de kinderopvangtoeslag wordt berekend voor zelfstandigen en studenten.

Voorts bereikte de VVR via de media het bericht dat het aanvankelijke voornemen de kinderopvangtoeslag te verlagen naar maximaal €5 per uur van de baan is, omdat de gevolgen hiervan voor de laagste inkomens onaanvaardbaar zijn. Het is positief dat het kabinet rekening houdt met deze kwetsbare groep. Echter, tegelijkertijd bereikte ons het bericht dat de kosten voor de kinderopvang, ook voor de lagere inkomens, hoger worden en dat er een einde komt aan de hogere vergoeding die ouders ontvangen wanneer er meerdere kinderen gebruik maken van kinderopvang. Aangekondigd is dat de minister maandag a.s. de nieuwe plannen zal toelichten. De VVR kan hierop helaas in deze brief dan ook niet meer specifiek ingaan.

Het moge duidelijk zijn dat de VVR zich ernstig zorgen maakt over de negatieve effecten van de reeds aangekondigde en voorgenomen maatregelen ten aanzien van de bijdragen aan de kosten voor de kinderopvang. Het zal zonder twijfel ten koste gaan van de arbeidsparticipatie van vrouwen, dat het kabinet juist wil stimuleren. Vrouwen zullen de dupe zijn van dit onderling strijdige kabinetsbeleid.
De VVR pleit er daarom bij u voor de genoemde maatregelen niet tot uitvoering te (laten) brengen en te komen tot een consistent en effectief beleid.

-3 Opvolging aanbevelingen CEDAW

Nederland is als verdragspartij gehouden het VN-Vrouwenverdrag te implementeren en de aanbevelingen van CEDAW (de Concluding Observations) naar aanleiding van de periodieke regeringsrapportages uit te voeren. Op 5 juli 2010 zond toenmalig staatssecretaris Van Bijsterveldt u de kabinetsreactie op de laatste Concluding Observations van februari 2010 (Kamerstukken II 2009/2010, 30420, 154). Deze kabinetsreactie bevatte vanwege de demissionaire status van het kabinet geen voorstellen voor nieuw beleid. Het ligt dan ook op de weg van het huidige kabinet besluiten hierover te nemen. Hierbij gaat het onder andere om: het naamrecht, het optreden tegen de discriminatie van vrouwen door de SGP, de afstemming binnen het Koninkrijk, het versterken van de coördinatie van emancipatiebeleid en gender mainstreaming, het uitvoeren van emancipatie effectrapportages, het sneller doen toenemen van het aantal vrouwelijke hoogleraren, de uitvoering van de aanbevelingen van de Task Force Deeltijd Plus en de aanbevelingen over het immigratiebeleid en daaraan gerelateerde zaken en zwarte en migranten vrouwen.
De Emancipatienota is bij uitstek de plaats om hierop in te gaan. De minister beperkt zich echter tot de algemene opmerking dat het kabinet haar voordeel doet met de aanbevelingen van het comité en deze betrekt bij de beleidsvorming.
De VVR sluit zich dan ook aan bij het dringende verzoek van het Netwerk VN-Vrouwenverdrag in haar brief van 31 mei 2011 om de minister te verzoeken een overzicht te geven van de beleidsvoornemens van het kabinet op bovengenoemde onderwerpen, zoals de minister in haar brief van 5 juli 2010 ook heeft toegezegd.
Evenmin als het Netwerk is de VVR er gerust op dat de aanbevelingen worden meegenomen bij de beleidsvorming. Deze ongerustheid komt voort uit het feit dat in recente beleids- en wetsvoorstellen
in het geheel niet of nauwelijks aandacht is besteed aan het VN-Vrouwenverdrag, noch aan de kritische opmerkingen en aanbevelingen van CEDAW. Gewezen wordt op:

• het Wetsvoorstel Regulering Prostitutie (32 211; inmiddels in behandeling bij de Eerste Kamer);

• de reactie van minister Donner van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op de brief van 11 januari 2011 van de VVR, waarin zij verzoekt kenbaar te maken welke maatregelen het kabinet zal treffen ter uitvoering van de uitspraak van de Hoge Raad met betrekking tot het vrouwenstandpunt van de SGP (Kamerstukken II 2010/2011, 28 481, nr. 8);

• de brief van minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de rechtspositie van huishoudelijk personeel van 10 maart 2011 (Kamerstukken II 2010/2011, 29 544, nr. 281).

Tenslotte

De VVR vraagt zich ernstig af of het voornemen in de actielijn “Meer vrouwen naar de top” om het charter Talent naar de Top te ondersteunen en te monitoren, wel overeenkomt met de quoteringslijn die de Tweede Kamer heeft vastgelegd.
Tenslotte dringt de VVR er bij u op aan meer aandacht te besteden aan de seksuele intimidatie op de werkvloer. Naast de actielijnen “Veilige wijken”en ”Veilige scholen” mag een actielijn “Veilige werkvloer” niet ontbreken.

De VVR vraagt u dringend bovenstaand commentaar op de Emancipatienota mee te nemen in het A.O. op 8 juni 2011 met minister Van Bijsterveldt.
De VVR is gaarne bereid om haar commentaar nader toe te lichten.

Hoogachtend,

Mr. M.M. van der Burg
Voorzitter VVR

Tel: 06-22987711
E-mail: mmvanderburg@hotmail.com

VVR:
Tel: 071-5277748
E-mail: info@vrouwenrecht.nl