Brief aan vaste commissie SZW van de Tweede Kamer over rechtspositie huishoudelijk personeel, 7 december 2011

Leiden, 7 december 2011

Betreft: Rechtspositie deeltijd huishoudelijk personeel
Kamerstukken II 2010/11, 29544, nr. 281; nr. 334; 29427, nr. 72 en 73, 2011/12, 29544, nr. 339

Geachte leden van de Vaste Commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

In de procedurevergadering op 4 oktober jl. besloot uw commissie de brief van minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) over zijn toezeggingen tijdens het AO van 15 juni 2011 over de rechtspositie van deeltijd huishoudelijk personeel desgewenst te betrekken bij de begrotingsbehandeling SZW.

Mede met het oog hierop wil de Vereniging voor Vrouw en Recht Clara Wichmann (VVR) reageren op de brief van de minister van SZW van 29 september jl., het verslag van het AO van 15 juni jl. en de CDA-notitie Persoonlijke Dienstverlening van 14 juni 2011. Ook de brief van de minister van SZW van 10 maart 2011 wordt in de reactie betrokken. De VVR plaatst de nodige kanttekeningen en doet daarbij suggesties voor onderwerpen om tijdens de behandeling van de SZW-begroting en/of in een vervolg Algemeen Overleg aan de orde te stellen.

Verbetering voorlichting

De minister onderschrijft in de brief het pleidooi van het CDA om de voorlichting over de rechten en plichten van de werknemer (dienstverlener) en werkgever (opdrachtgever) te verbeteren door de voorlichtingsteksten te actualiseren en uit te breiden. De VVR acht dit een positieve ontwikkeling. In de publicaties ‘Een baan als alle andere?!’ (Bijleveld, Cremers-Hartman) en ‘Gewoon schoonmaken. De troebele arbeidsrelaties in betaald huishoudelijk werk’ (Botman) is het probleem van de gebrekkige kennis van rechten en plichten eveneens aan de orde. Beide publicaties spelen een rol in het huidige debat.
Het voorstel van het CDA om als overheid een actieve informatiecampagne te starten, wil de minister echter niet overnemen omdat in 2007 en 2008 al een campagne zou zijn gevoerd. De VVR is het met het CDA eens en acht een actieve campagne wel noodzakelijk. Uit de aangehaalde publicaties blijkt dat eerdere campagnes niet het noodzakelijke effect hebben gehad. Te veel werknemers moeten namelijk afzien van de rechten die zij wel aan de arbeidsrechtelijke wetgeving kunnen ontlenen omdat hun werkgevers hiervan niet of slecht op de hoogte zijn. Ook bij werknemers zelf blijkt onvoldoende bekendheid aanwezig met de relevante wet- en regelgeving.

-Actieve, inventieve voorlichtingscampagne
De VVR dringt aan de minister te vragen toch een actieve, inventieve voorlichtingscampagne te starten en de aanbevelingen over de bevordering van goed werkgeverschap in ‘Een baan als alle andere?!’ (p. 190-193) daarbij te betrekken.

Effecten van de regeling “Dienstverlening aan huis”

De regeling Dienstverlening aan huis is met ingang van januari 2007 geïntroduceerd en is een voortzetting van de huishoudhulpregeling. Het belangrijkste verschil tussen beide regelingen is de verruiming van de uitzonderingspositie van personen die doorgaans op minder dan drie dagen uitsluitend diensten verrichten ten behoeve van het huishouden van de natuurlijke persoon tot wie zij in dienstbetrekking staan, naar personen die daar op minder dan vier dagen werkzaam zijn. Aanleiding voor deze verruiming is onder meer geweest om alfahulpen en PGB-zorgverleners ruimer in te kunnen zetten zonder dat de kosten voor de opdrachtgevers zouden stijgen.

In de kamerstukken is destijds gesteld dat de regeling Dienstverlening aan huis een bijdrage heeft geleverd aan het legaliseren van zwart werk (minister van SZW, verslag AO, 29544, nr. 334, p. 15 halverwege). Ook heeft de minister het volgende overwogen: ‘Ik vind het erg verstandig dat wij de regeling die wij hebben gemaakt om te voorkomen dat er in de huishoudelijke sfeer werk verdwijnt of dat er weer (vet VVR) zwart werk wordt verricht, daarvoor niet willen opofferen. Mensen in Nederland deden het huishoudelijk werk zelf omdat huishoudelijke hulp veel te duur was, of zij lieten het werk zwart doen.(…). (…) het gevolg is dat het zwart werken in de huishoudelijke sfeer flink teruggedrongen is. Daarbij komt dat er banen in het leven zijn geroepen die er niet zouden zijn geweest als deze regeling niet in het leven zou zijn geroepen. Wij willen graag voorkomen dat er weer zwart werk komt en dat arbeidsplaatsen in deze sfeer vervallen. (…) ..het gevolg daarvan is dat het zwart werken in de huishoudelijke sfeer flink teruggedrongen is.’(Kamerstukken II, 29 427, nr. 73, p. 9.)

-Effecten in cijfers?

De VVR vraagt zich af wat nu precies de effecten zijn geweest van de regeling Dienstverlening aan huis. Kan de minister cijfers noemen in plaats van te volstaan met algemeenheden? De VVR stelt voor de minister te vragen naar de feitelijke effecten van de introductie van de regeling Dienstverlening aan huis op de markt en deze cijfermatig te onderbouwen. Wat is het verschil in de periode voor 1 januari 2007 toen de huishoudhulpregeling gold en de periode na 1 januari 2007, met andere woorden: wat is het feitelijke effect geweest van de verruiming van twee naar drie dagen?

-Wat is ‘wit’ en ‘zwart’ werk?

In dit verband is het van belang de minister ook te vragen de begrippen ‘wit’ werk en ‘zwart’ werk te definiëren. Nu dienen zich allerlei vragen aan: Is er sprake van ‘wit’ werk als de particuliere werkgever geen verplichting heeft loonbelasting in te houden? Is er sprake van ‘zwart’ werk als de werknemer zelf geen aangifte doet van het inkomen bij de Belastingdienst? Kan het zijn dat werk in de persoonlijke dienstverlening tegelijkertijd ‘wit’ en ‘zwart’ werk is?
De VVR vraagt zich af hoe het mogelijk is dat de minister spreekt over het terugdringen van ‘zwart’ werk en het legaliseren van ‘zwart’ werk zonder deze begrippen te definiëren.

In dit verband is het tevens van belang om onderscheid te maken tussen enerzijds ‘gewone’ particuliere persoonlijke dienstverlening en anderzijds de zorg/dienstverlening in het kader van WMO dan wel AWBZ. In het laatste geval is de Belastingdienst op de hoogte van de lonen die betaald en die ontvangen worden. De minister van SZW zou cijfers moeten kunnen noemen van de feitelijke effecten van de regeling Dienstverlening aan huis voor de omvang van de zorg/dienstverlening in het kader van WMO dan wel AWBZ. Dit zou de minister gevraagd kunnen worden.

De VVR vraagt zich voorts af of de regeling Dienstverlening aan huis voor zover het gaat om de ‘gewone’ particuliere persoonlijke dienstverlening niet beter kan worden omschreven als een regeling die beoogt zwart werk in de persoonlijke dienstverlening te gedogen.

Alfahulpen en PGB-zorgverleners

De bijzondere positie van alfahulpen en PGB-zorgverleners blijft telkenmale onderbelicht in het debat over de regeling Dienstverlening aan huis en het ontwikkelen van de markt voor persoonlijke dienstverlening. Dat is het geval in de CDA-notitie waarin op p. 2 wordt gesteld dat de regeling Dienstverlening aan huis alleen betrekking heeft op werkzaamheden in het huishouden die men in beginsel ook zelf kan verrichten. In de brief van de minister van SZW van 10 maart 2011 (Kamerstukken II, 29 544, nr. 281) gebeurt hetzelfde. Op p. 4 van genoemde brief wordt gesproken over ‘de ene particulier die een andere particulier inhuurt voor werkzaamheden die hij in beginsel zelf pleegt te verrichten’.

-Waarom beperkte invulling van dienstverlening aan huis?

De VVR vraagt zich af waarom de 60.000 alfahulpen en 40.000 tot 60.000 PGB-zorgverleners (raming minister van SZW in AO; Kamerstukken II, 29544, nr. 334, p. 12) op deze manier buiten de discussie worden gehouden.

Alternatieven voor de regeling Dienstverlening aan huis

In ‘Een Baan als alle andere?!’ zijn diverse alternatieve mogelijkheden genoemd voor de regeling Dienstverlening aan huis. Het gaat om alternatieven die in de ons omringende EU-landen worden toegepast om het huishoudelijk en verzorgend personeel wel binnen het bereik van de werknemersverzekeringen te plaatsen.
De minister van SZW heeft deze alternatieven van de hand gewezen (Kamerstukken II, 29 544, nr. 281, p. 6,7). De regeling met dienstencheques is als alternatief afgewezen omdat de manier waarop deze regeling in België wordt uitgevoerd veel te duur is.

-Beter onderzoek naar dienstencheques-regeling

De VVR is van mening dat dit alternatief beter onderzocht dient te worden. In de CDA-notitie valt op p. 2 te lezen dat in België extreem hoge subsidies worden verstrekt voor de uitvoering van de regeling. Een particulier hoeft vanwege deze subsidiering slechts € 5 per uur te betalen en er zou sprake zijn van een loonkostensubsidie van € 17.000 per werknemer. De regeling van de dienstencheque kan een oplossing bieden als een veel lagere loonkostensubsidie wordt verstrekt en de particuliere werkgever derhalve een veel hoger uurloon dient te betalen. In Nederland zijn particuliere werkgevers dat gewend.
De VVR wijst er voorts op dat een dergelijke regeling niet alleen het voordeel heeft van een deugdelijke rechtsbescherming van de werknemers maar dat via de dienstencheque de loonbelasting automatisch op het inkomen wordt ingehouden, hetgeen de schatkist ten goede komt. Er is daarom sprake van een win-win-situatie.

Persoonlijke dienstverlening en WW-rechten

Personen met een WW-uitkering die gaan werken als alfahulp, nanny, huishoudelijke hulp e.d. verliezen, anders dan wie gaat werken als politicus of als zelfstandige, hun WW- herlevingsrecht na 6 maanden. Dat is in de ogen van de VVR niet alleen onrechtvaardig, maar ook contraproductief.
Uit het verslag van het AO blijkt dat deze problematiek de nodige verwarring oproept. Zo wordt naar voren gebracht dat het vrijwillig overstappen van verzekerde naar niet-verzekerde arbeid nu eenmaal de consequentie van verlies van WW-rechten heeft, als geen vrijwillige verzekering wordt afgesloten. Dat klopt, maar dat is niet het probleem.

-1. Het gaat in de eerste plaats niet om overstappen van de ene baan naar de andere, maar om het aanvaarden van werk uit een uitkeringssituatie of ter voorkoming van een beroep op de WW.

-2. In de tweede plaats valt niet in te zien waarom huishoudelijke hulpen (nanny’s en alfahulpen) anders behandeld zouden moeten worden dan politici en startende zelfstandigen.

-3. Ten derde blijkt dat het UWV aan de (ex) WW-gerechtigden geen juiste informatie verstrekken. Zij worden niet geïnformeerd over het dreigende verlies aan herlevingsrechten. Het is de VVR gebleken dat betrokkenen zelfs niet geïnformeerd worden over het feit dat ze niet-verzekerde arbeid (gaan) aanvaarden.

-WW-herlevingsrechten

De VVR stelt u voor de minister te vragen voor de toepassing van het WW-herlevingsrecht de kosten en de inverdieneffecten te ramen van gelijkstelling van personen die onder de regeling Dienstverlening aan huis vallen aan politici en startende zelfstandigen.

Kosten vrijwillige verzekering

De minister van SZW geeft in zijn brief van 29 september 2011 een overzicht van de hoge kosten van een vrijwillige werknemersverzekering. Uit de gepresenteerde cijfers blijkt dat het verschil in netto inkomen tussen een werknemer en een dienstverlener € 52,24 bedraagt. Dit is echter vóór afdracht van de premies vrijwillige verzekering. Ná afdracht van deze premies bedraagt het verschil maar liefst € 300,-! De VVR is van mening dat de kosten voor de werknemers dermate hoog zijn dat het bieden van de mogelijkheid van de vrijwillige verzekering geen objectieve rechtvaardigingsgrond kan vormen voor de huidige uitsluiting van de verplichte verzekering. Deze cijfers betekenen een extra ondersteuning van de conclusie uit ‘Een baan als alle andere?!’ (p. 180, 181) dat de Regeling Dienstverlening aan huis in strijd is met het EU-recht vanwege het ontbreken van een objectieve rechtvaardiging.

ILO-verdrag inzake Domestic Workers

Voorts verzoekt de VVR u te bevorderen dat de ratificatie van het ILO verdrag inzake Domestic Workers zo spoedig als mogelijk zal plaatsvinden en in dit kader de positie van deeltijd huishoudelijk personeel te betrekken.

Kort samengevat verzoeken wij u:

-1. De verbetering van de voorlichting inzake de rechtspositie van deeltijd huishoudelijk personeel bij de komende begrotingsbehandeling aan de orde te stellen.

-2. De minister van SZW in een vervolg Algemeen Overleg nadere toelichting te vragen op de effecten van de regeling “Dienstverlening aan huis” en daarbij in het bijzonder aandacht te besteden aan de context van het gebruik van de begrippen “wit” en “zwart” werken, de positie van de Alfa-hulpen en PGB-zorgverleners en de mogelijkheden van de dienstenscheques-regeling.

-3. De minister van SZW te verzoeken het WW- herlevingsrecht te verruimen voor diegenen die teneinde een beroep op de Werkloosheidswet te voorkomen of te beperken, werk aanvaarden dat onder de regeling “Dienstverlening aan huis” valt.

-4. De ratificatie van het ILO-verdrag inzake domestic workers te bevorderen en in dit kader de positie van deeltijd huishoudelijk personeel te betrekken.

De VVR is graag bereid de inhoud van deze brief desgewenst nader toe te lichten.

Hoogachtend,

Mevr. mr. M.M. (Mieke) van der Burg,
Voorzitter VVR

(Voor inlichtingen: Eva Cremers: 071-5226552, Annie Wigger: 070-4150221 / 06-51005116)