Verslag VVR jaarcongres Academiegebouw, Utrecht, 9 oktober 2013, 14 – 17 uur
De voorzitter van de VVR, mr. Mieke van der Burg, opent het congres en heet iedereen van harte welkom. Zij licht toe wat de VVR is en tevens wat de aanleiding is voor het congres en wenst iedereen een inspirerende middag.
Vervolgens introduceert de congresvoorzitter Titia Loenen het thema en de sprekers.
Prof. dr. Barbara Oomen, hoogleraar sociologie van de mensenrechten aan de Universiteit van Utrecht, is de eerste spreker. Zij is tevens de Dean van het University College Roosevelt Academy te Middelburg (RA). Zij leidt het thema in aan de hand van de vraag: In hoeverre is ‘de politiek’ inderdaad lui met grondrechten en verdragen? Dit naar aanleiding op haar opinieartikel in de NRC van 1 maart 2012, “Kamerleden zijn lui met grondrechten en verdragen”, De aanleiding voor het thema voor dit jaarcongres van de VVR.
VVR houdt zich als NGO al jaren bezig met de ontwikkelingen rondom het VN vrouwenverdrag. In de Tweede Kamer wordt aan verdragen soms nauwelijks aandacht besteed.
Barbara Oomen behandelt eerst de oorsprong van de mensenrechten. Waar moet de mensenrechtengedachte vandaan komen? Art. 90-94 GW worden aangehaald en belangrijke verdragen. Daarnaast verwijst prof. Oomen naar een quote van Eleanor Roosevelt:
“Where, after all, do universal human rights begin? In small places, close to home – so close and so small that they cannot be seen on any maps of the world. Yet they are the world of the individual person; the neighborhood he lives in; the school or college he attends; the factory, farm, or office where he works. Such are the places where every man, woman, and child seeks equal justice, equal opportunity, equal dignity without discrimination. Unless these rights have meaning there, they have little meaning anywhere. Without concerted citizen action to uphold them close to home, we shall look in vain for progress in the larger world.”
De centrale stelling van Oomen is dat verdragen vaak worden gesteund om andere landen op te voeden en niet zozeer voor onszelf. Mensenrechtenverdragen worden in Nederland gezien als een exportproduct niet als iets dat voor Nederland een leidraad voor eigen beleid kan of moet zijn.
De tweede spreker, mr. Jasper Krommendijk, is onderzoeker aan de universiteit van Maastricht. Hij heeft promotie-onderzoek gedaan naar de effectiviteit van toezichthoudende comités inzake de uitvoering van VN verdragen en de rol van andere factoren in mensenrechtenverdragen. Vragen die hij aan de orde stelt zijn: Hoe staat het met de aanbevelingen van de toezichthoudende comités? Is de politiek lui met het rapporteren? Wat is de impact en effectiviteit van verdragsrapportages in Nederland?
De regering verwijst uit zichzelf nauwelijks naar de aanbevelingen van de comités. Parlement geeft ook weinig aandacht aan mensenrechten, de verwijzingen zijn incidenteel. Vrouwenrechten komen relatief vaak aan bod. Er zijn actieve groepen die voor vrouwenrechten opkomen. Eigenlijk krijgen het vrouwenverdrag en het kinderrechtenverdrag voldoende aandacht, ongeveer driekwart van de energie wordt besteed aan deze twee verdragen. De Europese wetgeving EVRM/ EHRM wordt veel beter nageleefd dan VN verdragen. Wat doen de aanbevelingen? Ze helpen in ieder geval wel. Indien je weinig van de aanbevelingen verwacht kan je positief zijn over hun impact, indien je meer verwacht kan je teleurgesteld raken.
De vraag is: Hoe vergroot je de politieke aandacht?
Dit kan op verschillende manieren:
– Aanhoudend gelobby van NGO’s
– Aandacht en druk vanuit parlement
– Interesse ambtenaren
– Rechterlijke aandacht
– Specifiekere aanbevelingen
Na de inleiding van Jasper Krommendijk volgt een discussie over beide inleidingen met het publiek. In het debat komen de volgende aspecten naar voren. Rechters weten vaak te weinig van mensenrechten, ze zijn niet vergroeid geraakt met deze verdragen (“Zit niet in hun DNA”), met uitzondering van het kinderrechtenverdrag. Hangt ook af van rechtstreekse werking van verdragsbepalingen. Juist IVESCR heeft wel/niet rechtstreekse werking. De vraag is: Is de politiek dan nog wel belangrijkste medium? Moet je niet eerder internationale rechten “privatiseren”? Bijvoorbeeld gelijke betaling van mannen en vrouwen. Moet dit niet eerder door private organisaties/ bedrijven worden opgepakt? Wie betaalt de rekening? Interessante ontwikkeling is de opkomst van Mensenrechtensteden. Daarmee passeer je de luie natiestaten. Utrecht en New York zijn voorbeelden van Mensenrechtensteden.
Na de pauze komt de derde spreker, mr. Laurien Koster aan het woord. Zij is de voorzitter van het College voor de Rechten van de Mens, het nationale mensenrechteninstituut dat toeziet op de bescherming van de mensenrechten in Nederland. Zij schetst de visie van het College op mensenrechten in Nederland. Het College bestaat nu een jaar. Het is een zelfstandig bestuursorgaan en de collegeleden zijn beschermd zoals rechters. Ze hebben ook vergelijkbare rechten zoals het kunnen opvragen van inlichtingen. Het College belicht, bewaart en beschermt de mensenrechten. Ook in Nederland is nog veel werk te verrichten om mensenrechten levend te maken. De Nederlandse bevolking is nog onvoldoende bewust van mensenrechten. Onderzoek naar kennisniveau van jongeren inzake mensenrechten heeft uitgewezen, dat dit in Nederland het slechtste is van heel Europa. Educatie niet alleen nodig voor jongeren. Ook alle professionals dienen geschoold te worden inzake mensenrechten op hun werkterrein.
De laatste spreker is mr. Coşkun Çörüz. Hij is ruim 12 jaar lid geweest van de Tweede Kamer en rapporteur Mensenrechten voor NL bij de Raad van Europa. Hij meldt vanuit zijn ervaring als Kamerlid dat Kamerleden zich inderdaad niet bezighouden met mensenrechten. Ze zijn eerder onwetend/ niet adequaat dan lui. Er heerst de veronderstelling dat het in Nederland toch wel goed geregeld is. Daardoor worden verdragen en aanvullende protocollen niet of laat geratificeerd. Mensenrechten hebben zeker in tijden van crisis geen prioriteit. NGO’s moeten het parlement daarom scherp houden op mensenrechten en vrouwenrechten.
Nadat alle sprekers aan het woord zijn gekomen volgt een paneldiscussie, waarbij Bouchra Dibi, gemeenteraadslid in Utrecht, aanschuift. Allereerst licht Bouchra Dibi toe wat de gemeente Utrecht doet aan mensenrechten (zie ook de nota: ‘Mensenrechten in Utrecht. Hoe geeft Utrecht invulling aan internationale mensenrechtenverdragen?’ van 29 september 2011). Zij meent dat politici niet heel bewust bezig zijn met mensenrechten, maar wel mensenrechten in de praktijk brengen, zoals opvang van illegalen. Zij is van mening dat geen sprake is van luiheid van politici maar wel gebrek aan kennis inzake mensenrechten. Bitter nodig dat NGO’s hen informeren.
De gemeente Utrecht wordt gezien als voorloper op het gebied van mensenrechten. Utrecht gaat, zoals vermeld, zelfs tegen het landelijk beleid in als dat nodig is. Gemeentes zouden misschien ook meer op de hoogte moeten zijn van de “concluding observations” van mensenrechtencomités. Opnieuw volgt een pleidooi voor mensenrechteneducatie. Er bestaat al lang een platform mensenrechteneducatie, maar het zou ook in de kerndoelen voor het onderwijs moeten worden opgenomen. Mensenrechten vormen de fundamentele basis van de samenleving. Verdragen ratificeren is ‘gemakkelijk’, maar dan begint het pas!
Wat raden de panelleden de VVR aan om te doen? Wat hebben de sprekers nodig van de VVR ter vergroting van de bewustwording van en aandacht voor mensenrechten?
Het geduw en getrek van de VVR heeft wel degelijk effect. “Frapper toujours”. Daarvoor zijn vele wegen: soms rapportages, soms acties, soms rechterlijke procedures. Ook is het van belang het debat aangaan met minder gelijkgezinden. Hetzelfde geldt op lokaal niveau, acteren op raadsniveau, het dicht bij huis bewust maken dat ook daar mensenrechten in het spel kunnen zijn. Hier komt de quote van Eleanor Roosevelt terug: verdragen hebben geen waarde als de bepalingen geen lokale betekenis aannemen. “In small places close to home, so small and so small that they cannot be seen on any maps of the world”.
De voorzitter bedankt alle spreker en de voorzitter op passende wijze. Zij bedankt tevens alle aanwezigen, meldt dat er een verslag komt met sheets en sluit het congres met de uitnodiging voor een drankje.