Opnieuw verwijst het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden naar de verplichtingen uit het Verdrag van Istanbul (zie ook: de beschikking van 4 november 2021).
In deze zaak procedeerden ouders over het gezag over hun kinderen. Moeder wilde alleen het gezag uitoefenen. Vader wilde gezamenlijk met haar het gezag over de vier kinderen uitoefenen.
Het hof wijst het verzoek van vader af. Hij is in twee feitelijke instanties veroordeeld voor zeer ernstig geweld tegen moeder: hij heeft haar jarenlang meermalen verkracht.
Het hof wijst erop dat in de Nederlandse wetgeving op het gebied van gezag en omgang niet expliciet wordt genoemd dat geweld tegen vrouwen/mannen of huiselijk geweld een factor is waarmee de rechter rekening houdt bij het nemen van zijn beslissing. Het is vanzelfsprekend dat de Nederlandse rechter dat wel (expliciet) moet (gaan) doen; de veiligheid van de ouder en het kind zal daarom ook centraal moeten staan bij de te nemen beslissing over het ouderlijk gezag. Dit betekent dus dat bij het nemen van een beslissing er rekening mee moet worden gehouden dat de rechten en de veiligheid van de moeder en van de kinderen gewaarborgd zijn.
Het hof beslist dat moeder alleen wordt belast met het gezag over de kinderen. De kinderen zijn namelijk blootgesteld aan huiselijk geweld en de moeder en de kinderen zijn kwetsbaar. Het hof oordeelt dat de uitoefening van gezamenlijk gezag door deze ouders in strijd is met de uitgangspunten van het Verdrag van Istanbul en dat er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren zullen raken tussen de ouders en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen.
Twee keer eerder werd er in de Nederlandse rechtspraak verwezen naar de verplichtingen uit het Verdrag van Istanbul: (I) de beschikking van het hof Arnhem-Leeuwarden van 21 januari 2021 en (II) de beschikking van het hof Arnhem-Leeuwarden van 10 juni 2021. Het is te hopen dat andere rechtbank / hoven zullen volgen!