Als overheidsorganisaties nalaten om adequaat te reageren op huiselijk geweld kan dit volgens de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) leiden tot een schending van de artikelen 2, 3, 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De recente zaak Luca tegen de Republiek Moldavië, d.d. 17 oktober 2023, richt zich in het bijzonder op omgang met kinderen in de context van huiselijk geweld.
De verzoekster, Luka, voerde aan dat de Moldavische autoriteiten hadden nagelaten om haar te beschermen tegen huiselijk geweld en ook hadden nagelaten om haar te ondersteunen in het onderhouden van contact met haar kinderen. Het Hof oordeelde dat de autoriteiten niet hadden voldaan aan hun verplichting om een onmiddellijke en proactieve beoordeling uit te voeren van het risico van terugkerend geweld tegen verzoeker en operationele en preventieve maatregelen te nemen om dat risico te verminderen, verzoeker te beschermen en het gedrag van de dader te veroordelen (zie paragraaf 74). Het Hof stelde een schending van artikel 3 (verbod op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling) vast. Ook was het Hof van mening dat het optreden van de autoriteiten niet slechts een op zichzelf staande mislukking of vertraging was in de aanpak van het geweld tegen verzoekster, maar in feite het geweld vergoelijkte, waaruit een discriminerende houding ten opzichte van verzoekster als vrouw bleek (zie para. 106). Er was derhalve ook sprake van schending van artikel 14 (het discriminatieverbod).
Link naar het arrest: LUCA v. THE REPUBLIC OF MOLDOVA (coe.int)