Instantie: Raad van Beroep Arnhem, 7 november 1988

Instantie

Raad van Beroep Arnhem

Samenvatting


Klager werd volledig uitgesloten van de WW omdat hij ontslag had moeten
nemen bij zijn werkgever vanwege diefstal. Er waren echter vele
verzachtende omstandigheden, o.a. prive-omstandigheden, het betrof diefstal
van zeer geringe bedragen welke ook al weer terug betaald waren, geen
voorgeschiedenis, de oude werkgever achtte recidive onwaarschijnlijk, klager
heeft weer nieuw vast werk gevonden, mede omdat de oude werkgever zich tegen
de nieuwe werkgever positief over klager heeft uitgelaten

De Raad overweegt dat het in de nieuwe WW neergelegde systeem van
sanctietoepassing met zich meebrengt dat een keuze moet worden gemaakt uit de
in de wet aangegeven sancties. Deze varieren van licht tot zwaar. Bij
het maken van zodanige keuze moet rekening worden gehouden met de ernst van de
verweten gedragingen en de mate van verwijtbaarheid. Verzachtende
omstandigheden kunnen daarbij een rol spelen. Alleen op deze wijze wordt
recht gedaan aan de omstandigheid dat het nieuwe WW-systeem een combinatie is
van de oude WW (geen recht op uitkering bij onvrijwillige werkloosheid) en van
de WWV (verlaging van en/of uitsluiting bij bepaalde gedragingen, waaronder
het door eigen schuld verliezen van de arbeid, waarbij in aanmerking genomen
moet worden of en in hoeverre een betrokkene van die gedragingen
redelijkerwijs een verwijt gemaakt kan worden). Bovendien dient bij het
opleggen van een sanctie ook betrokken te worden wat het effect daarvan voor
een betrokkene zal zijn. Nu de uitkeringsduur van de nieuwe WW immers niet
voor iedere verzekerde gelijk is, kan dezelfde sanctie in een bepaald geval
veel zwaarder uitvallen dan in andere, in beginsel vergelijkbare, gevallen

De Raad is van oordeel dat verweerder ten onrechte geen (relevant)
gewicht heeft toegekend aan het geheel van feiten en omstandigheden zoals
boven weergegeven, waardoor die beslissing in strijd komt met het algemeen
rechtsbeginsel inhoudende dat er geen aperte onevenredigheid bestaat tussen de
ernst van de verweten gedraging en de mate van de verwijtbaarheid enerzijds,
en de zwaarte van de toegepaste sanctie anderzijds

Voorts ziet de Raad niet in dat, gelet op de ernst en de omvang van de
door klager begane misstappen en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden
alsmede zijn houding en gedrag nadien, deze gedragingen qua ernst c.q. omvang
en mate van verwijtbaarheid op een lijn kunnen worden gesteld met bijvoorbeeld
zware en/of herhaalde fraude, gedragingen welke in de, door verweerder grosso
modo als beleidslijn gevolgde, sanctienotitie van de Federatie van
Bedrijfsverenigingen leiden tot een blijvende gehele weigering van uitkering

De beslissing van verweerder kan niet in stand blijven en hierdoor komt
de grondslag voor terugvordering van de reeds uitgekeerde voorschotten te
vervallen

Volledige tekst

Rechters