Instantie: Commissie gelijke behandeling, 1 augustus 1988

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Het personeelsbeleid valt onder het beleidsterrein dat wordt bestreken
door de wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de burgerlijke
openbare dienst

De commissie heeft tot taak na te gaan of het emancipatiebeleid van de
UvA in strijd is met het bepaalde in artikel 3 lid 1 van de Wet gelijke
behandeling

Op grond van de huidige wettelijke bepalingen kan een
voorkeursbehandeling zowel ten aanzien van vrouwen als mannen worden
toegepast. De commissie wijst er echter op dat in het aanstellingsbeleid
van de rijksoverheid thans in versterkte mate uitvoering gegeven wordt aan het
beginsel dat bij gelijkwaardige kandidaten de voorkeur wordt gegeven aan een
vrouw. De mogelijkheid de voorkeursbehandeling ook ten gunste van mannen te
gebruiken wordt niet toegepast zolang er sprake is van een betekenende
achterstand van vrouwen op de arbeidsmarkt

Uit de aan de commissie overgelegde stukken blijkt, dat het
emancipatiebeleid van de UvA geacht kan worden aan door de commissie gestelde
vereisten te voldoen. Er is sprake van een aantoonbare, feitelijke
achterstand. De voorkeursbehandeling heeft een tijdelijk karakter. Er is
rekening gehouden met het gekwalificeerd aanbod van vrouwen op de arbeidsmarkt
en de samenstelling van het betreffende personeelsbestand. Op gezette
tijden zal worden onderzocht in hoeverre er nog sprake is van achterstand

De commissie is van oordeel dat het emancipatiebeleid van de UvA op dit
ogenblik niet in strijd is met artikel 3 lid 1 van de Wet gelijke behandeling
van mannen en vrouwen, noch met artikel 1 lid 1 van de Wet gelijke behandeling
van mannen en vrouwen in de burgerlijke en openbare dienst

Volledige tekst

Rechters

A.M. Goudsmit (voorzitter), C.J.G. Olde Kalter (lid), H.J. Albersen(lid), J.J.G. Muller-van Santen(plv. lid), M.M. van den Brink (lid), F.J.M.Schaap (adj.-secretaris)