Instantie: Kantonrechter ‘s-Gravenhage, 28 juli 1988

Instantie

Kantonrechter ‘s-Gravenhage

Samenvatting


Werknemer verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden
omdat hij weigert een keuze te maken tussen zijn baan en zijn relatie met een
secretaresse. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst voor een
vergoeding bestaat geen reden, gezien verzoekers leeftijd, het korte
dienstverband en de gebleken mogelijkheid andere passende arbeid te vinden.

Volledige tekst

Beoordeling van het geschil

Requestrant, hierna te noemen T: verzoekt de Kantonrechter de tussen hem
en gerequestreerde, hierna te noemen B. sedert 15 september 1986 vigerende
arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een gewichtige reden, gelegen in
verandering van omstandigheden met toekenning aan T. van een vergoeding van ƒ
80,000 bruto.

T. heeft daartoe gesteld -kort samengevat- dat B. plotsklaps eind maart
1988 aan T. mededeelde dat T. zijn ontslag diende te nemen gezien het feit dat
T. weigerde een keuze te maken tussen zijn baan enerzijds en zijn relatie met
een secretaresse bij B. anderzijds. Op 27 maart 1988 ontsloeg B. werknemer T.,
tegen welk ontslag T. protesteerde bij brief van 28 maart 1988.

Volgens T. zou daarna nog via bemiddeling van de office-manager van B.
een tijdelijke oplossing getroffen zijn tussen hem en B. – een
afkoelingsperiode van drie weken met toezegging van T. (en de betreffende
secretaresse) dat de houding na die afkoelingsperiode 100% professioneel zou
zijn en B. zich zou onthouden van bemoeienis met het priv-leven van T. -doch
de heer B. wenste deze regeling niet na te komen blijkens een gesprek tussen
B. en T. op 17 april 1988. De heer B. deelde alstoen mede aan T.
respectievelijk dat T.’s carriere met B. was afgelopen, dat hij van de lijst
voor promoties was afgevoerd en dat hij geen bonus over het jaar 1987 zou
ontvangen. Als T. geen vrijwillig ontslag zou nemen dan zou geen gunstige
referentie van de kant van B. worden verstrekt.

T. ziet goede perspectieven (promotie tot senior-associate,
salarisverhoging per 1 oktober 1988) bij een succesvolle onderneming teloor
gaan.

De oorzaak van de verandering van omstandigheden ligt geheel bij B.
volgens T. Schadevergoeding is op zijn plaats omdat respectievelijk bij een
andere werkgever minder gaat verdienen, zijn uitgangspositie minder gunstig is
en T. salarisverhogingen misloopt. Voorts zou T. de bonus over 1987 ad ƒ 15
000 niet ontvangen, advocatenkosten hebben moeten maken en immateriele schade
lijden.

B. heeft zich verweerd en gesteld -kort samengevat- dat T. op 17 april
zijn ontslag heeft genomen en aan de heer B. heeft medegedeeld dat hij daags
daarna zij ontslagbrief zou verzenden. Partijen zouden een termijn van 90
dagen zijn overeengekomen als opzeggingstermijn zodat de arbeidsovereenkomst
zou eindigen per 15 juli 1988. Primair stelt dan ook B. dat T.
niet-ontvankelijk is in het aan de Kantonrechter gedane verzoek nu de
arbeidsverhouding per 15 juli 1988 is beeindigd.

Subsidiar stelt B. dat de arbeidsovereenkomst dient te worden beeindigd
zonder toekenning van enige schadevergoeding omdat zulks onbillijk zou zijn
gezien het feit dat T. ontbinding vraagt. Volgens B. zijn de door T. gevraagde
vergoedingen gebaseerd op onverifieerbare schadeposten en bovendien op
toekomstverwachtingen die T. zelfs bij gelijkblijvende omstandigheden bij B.
niet in rechte had kunnen afdwingen.

Het is de Kantonrechter gebleken dat het kantoor van B. te Wassenaar van
bescheiden omvang is met een niet al te groot personeelsbestand. Een relatie
tussen twee personeelsleden valt deswege moeilijk te verbergen. Het had dan
ook op de weg van T. gelegen om zijn werkgeefster van de relatie met de
secretaresse op de hoogte te stellen en een oplossing aan te dragen (wellicht
vertrek van de secretaresse).

In hoeverre de reactie van B. op het gebeuren een overtrokkene is
geweest valt voor de Kantonrechter uitsluitend te beoordelen aan de hand van
verklaringen van getuigen met betrekking tot het gedrag van T. in de periode
11 maart 1988 tot 25 maart 1988 (de datum waarop partijen voor het eerst met
betrekking tot deze kwestie hebben gesproken).

Uit proceseconomische en praktische overwegingen laat de Kantonrechter
na getuigen te horen omdat, in het geval zal komen vast te staan dat de
gedragingen van T. ongepast waren en hij deswege te weinig oog heeft gehad
voor de cultuur van zijn werkgeefster, en een schadevergoeding op zijn plaats
is en T. blij mag zijn dat B. zich niet eerder tot de Kantonrechter heeft
gewend om een ontbinding van de arbeidsverhouding te verkrijgen.

Indien zou komen vast te staan dat het gedrag van T. meevalt (en dus
reactie van B. overtrokken is geweest) dan nog is een schadevergoeding naar
het oordeel van de Kantonrechter niet op zijn plaats nu T. tot 15 augustus
1988 in dienst is gebleven c.q. zal blijven.

Het staat voor de Kantonrechter vast dat B.T. in de gelegenheid heeft
gesteld om elders arbeid te vinden en dat T. van die gelegenheid gebruik heeft
gemaakt.

Gezien de leeftijd van T., het korte dienstverband en de gebleken
mogelijkheden andere passende arbeid te vinden, acht de Kantonrechter bij een
ontbinding van het arbeidscontract op 15 augustus 1988 geen enkele vergoeding
(meer) op zijn plaats. Het minder-inkomen zal T. voor lief moeten nemen nu de
verandering van de omstandigheden betrekkelijk de arbeidsverhouding der
partijen -hoe ook de gedragingen van zowel T. als B. ten opzichte van elkaar
mogen worden gekwalificeerd- zijn oorzaak vindt in het gedrag van T.

Gezien het bepaalde in artikel 1639 W lid 10 BW geeft de Kantonrechter
T. een termijn om zijn verzoekschrift eventueel in te trekken.

De Kantonrechte acht termen aanwezig de proceskosten te compenseren.

Rechters

onbekend