Instantie
Raad van State
Samenvatting
J.M. van A. heeft op 12 november 1984 een aanvraag om bijstand ingevolge
de ABW in de kosten van levensonderhoud ingediend voor de periode van 12
november 1984 tot 23 januari 1985. Deze is beperkt tot de aan hem op 22
december 1984 verstrekte betaling ad ƒ 700,–
Man is gestopt met werken om te gaan studeren, de vrouw is blijven
werken maar kort daarna is zij werkloos geworden. De vrouw staat als
werkzoekende ingeschreven
In de enkele omstandigheid dat de betrokkene destijds studeerde kan geen
grond worden gevonden voor het algeheel weigeren van bijstand. Ten aanzien
van een echtpaar kan immers reeds van voldoende besef van verantwoordelijkheid
voor de voorziening in het bestaan worden gesproken, indien – zoals in dit
geval – een van hen, mits reeel bemiddelbaar, zich volledig voor inschakeling
in het arbeidsproces beschikbaar stelt. Mitsdien dient alsnog over
bovengenoemde periode bijstand te worden verleend