Instantie: Kantonrechter Schiedam, 1 december 1987

Instantie

Kantonrechter Schiedam

Samenvatting


Ontbinding arbeidsovereenkomst op grond van art. 1639w BW. Nadat
een eerdere ontbindingsuitspraak van de Kantonrechter Schiedam door de
Rechtbank te Rotterdam wegens verzuim van essentiele vormen is
vernietigd ontbindt de Kantonrechter -na nieuw verzoek daartoe- de
arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsverhouding. Partijen waren
bij wijze van experiment met elkaar overeengekomen dat werkneemster haar
baby zou meenemen naar kantoor. Beide partijen zijn van oordeel dat het
experiment niet is geslaagd. Werkgever mag van werkneemster verlangen
dat zij zonder baby op kantoor verschijnt om te werken. Verstoorde
arbeidsverhouding is volledig te wijten aan werkneemster.
Ontbinding zonder toekenning vergoeding.

Volledige tekst

1. Gezien het op 27 oktober 1987 ter griffie ontvangen
verzoekschrift met vier producties. Daarin verzoekt requestrante de
tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst ontbonden te verklaren
wegens gewichtige redenen en te bepalen, dat de arbeidsovereenkomst
eindigt op 1 november 1987 althans op zodanige datum als Wij in goede
justitie zullen vermenen te behoren.

2. Gezien Onze beschikking de dato 28 oktober 1987. Daarin hebben Wij
partijen bevolen te verschijnen ter zitting van woensdag, 25 november
1987 des namiddags te 15.30 uur, teneinde op het verzoek te worden
gehoord.

3. Gezien het verweerschrift van gerequestreerde, binnengekomen ter
griffie op 16 november 1987. Daarvan luidt de slotconclusie, in geval
van ontbinding, aan gerequestreerde ten laste van requestrante een
vergoeding in de zin van artikel 1639w lid 8 BW toe te kennen, met
veroordeling van requestrante in de kosten van dit geding, waaronder
begrepen een bedrag aan salaris voor gerequestreerdes gemachtigde.

4. Gehoord ter voornoemde terechtzitting de directrice van A., S., en
haar gemachtigde Mr. H.C. Lenaerts, alsmede de gemachtigde van V., mr.
B.G. Kroon.

5. Gezien op verzoek van partijen het volledige procesdossier van de bij
dit Kantongerecht tussen hen gevoerde procedure onder rep.nummer
209/1987.

OVERWEGEN ALS VOLGT:

1. Wij beschouwen woordelijk herhaald en ingelast alle hierboven
genoemde dingtalen, en -mede op verzoek van partijen- al hetgeen zij in
de procedure onder rep.nummer 209/1987 hebben aangevoerd.

2. In rechte staat vast, dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst
bestaat. Gerequestreerde werkt sedert 13 juni 1977 bij requestrante. Tot
1 oktober 1986 was gerequestreerde als statutair directeur verbonden aan
requestrante. Nadien als werkneemster op part-time-basis. Het
overeengekomen maandsalaris bedraagt thans ƒ 1.835,- bruto, te
vermeerderen met 8% vakantietoeslag en een vergoeding van ƒ 100,- netto
per maand.

3. Voorzover thans van belang, komen de stellingen van requestrante
onder meer neer op de omstandigheid, dat er sprake is van een volstrekt
verstoorde arbeidsverhouding. Requestrante meent, dat dit een gewichtige
reden is om de dienstbetrekking tussen hen te beeindigen tegen het
tijdstip, vermeld in de eerste feitelijke overweging.

4. Gerequestreerde heeft in haar verweerschrift aangevoerd, dat de door
haar daarin genoemde feiten en omstandigheden overigens niet een
zodanige verandering in de omstandigheden opleveren, welke van dien aard
zijn, dat de dienstbetrekking billijkheidshalve dadelijk of na korte
tijd behoort te eindigen, doch dat daaruit wel blijkt van een dusdanige
verstoorde relatie, dat van een vruchtbare voortzetting daarvan in
redelijkheid geen sprake kan zijn.

5. Bij de mondelinge behandeling van deze zaak is genoegzaam gebleken,
dat de noodzakelijke vertrouwensbasis tussen partijen niet meer bestaat.
Voortzetting van de dienstbetrekking van gerequestreerde bij
requestrante is dus niet meer zinvol.

6. De hierboven door Ons geconstateerde en volledig aan V. te wijten
verstoorde arbeidsverhouding, levert een zodanige gewichtige reden op,
dat deze de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt, zonder
betaling van een vergoeding door requestrante aan gerequestreerde. De
gronden daarvoor staan vermeld in de zevende rechtsoverweging.

7.1. Naar onze mening is de huidige stand van zaken volledig en
uitsluitend te wijten aan V. Een werkneemster, die vroeger als
directrice is werkzaam geweest, moet toch begrijpen, dat in een sfeer
waar gewerkt moet worden -als slechts wordt beschikt over twee, door een
bijna altijd openstaande deur gescheiden, ruimten- in principe (helaas)
geen plaats is voor een baby.

7.2. Het is voor een trotse moeder natuurlijk wel gezellig, vertederend
en aangenaam in aanwezigheid van haar baby te werken, maar dat heeft dan
vanzelfsprekend tot gevolg, dat haar arbeidsproductiviteit en die van de
andere werkneemsters nimmer optimaal kan zijn.

7.3. Het siert V. dat zij, gezien haar leeftijd, de baby zelf wil
verzorgen en opvoeden. Maar dan dient zij -en alleen zij- de
consequenties daarvan te dragen. Niet haar werkgeefster.

7.4. Met betrekking tot A. staat vast, dat zij van de arbeidskracht van
V. ten kantore -zonder baby- gaarne gebruik wil maken.

7.5. Indien V. niet wenst, dat haar kind tijdens de kantooruren in een
creche verblijft en door derden wordt opgevoed en verzorgd -welk
standpunt van V. Ons uit pedagogische en menselijke overwegingen zeer
begrijpelijk voorkomt -moet zij wel inzien, dat haar niets anders te
doen staat dan, hetzij, de arbeidsovereenkomst beeindigen, hetzij arbeid
verrichten op kantoor van A. zonder baby.

7.6. Als V. slechts met baby ten kantore wil werken, mag en kan zij haar
werkgeefster niet verwijten, dat deze, na een van de zijde van de
werkgeefster onverplicht en welwillend, maar mislukt
experiment-met-de-baby-op-kantoor, van V. als werkneemster verlangt, dat
zij zonder baby op kantoor verschijnt om te werken, of anders het
dienstverband beeindigt.

7.7. Het standpunt van A., dat zij niet wil, dat V. voor A. thuiswerk
gaat verrichten, is op grond van efficiency en organisatie niet
onbegrijpelijk, en zelfs redelijk. Het halsstarrig volhouden van V. om
thuis wel te mogen werken, is in het licht van de mening van A. bezien,
dus uiterst onredelijk.

8. Het verzoek wordt aan requestrante toegewezen. Derhalve wordt
gerequestreerde als de in het ongelijk gestelde partij verwezen in de
proceskosten.

9. Mitsdien kan onmiddellijk recht worden gedaan, zoals hieronder
vermeld.

BESCHIKKEN ALS VOLGT:

1. Verklaren de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst ontbonden,
zulks met ingang van 2 december 1987.

2. Verwijzen gerequestreerde in de kosten van dit geding, aan de zijde
van requestrante begroot op ƒ 1.300,–, waaronder begrepen ƒ 1.200,–
aan salaris voor haar gemachtigde.

Rechters

mr. F.H. Piket