Instantie
Rechtbank Rotterdam
Samenvatting
Partijen zijn gehuwd, maar wonen reeds geruime tijd niet meer samen.
Gedaagde heeft eiseres meerdere malen mishandeld en haar onder dreiging
met een vuurwapen gedwongen tot niet door haar gewenste seksuele
handelingen. De rechtbank wijst de vordering tot immateriele
schadevergoeding van ƒ 35.000,= toe.
Volledige tekst
Overwegende ten aanzien van het verloop van het geding
Eiseres heeft bij conclusie van eis overeenkomstig de inhoud van het
exploit van dagvaarding, waarbij een stuk is betekend, gevorderd dat het
de rechtbank moge behagen om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
voorzover de wet zulks toelaat:
1. Gedaagde te veroordelen om aan eiseres tegen behoorlijk bewijs van
kwijting te betalen een schadevergoeding van ƒ 35.000,= vermeerderd met
de wettelijke rente vanaf de dag van de betekening van deze dagvaarding
tot aan de dag van de algehele voldoening, subsidiair gedaagde te
veroordelen tot betaling aan eisers tegen behoorlijk bewijs van kwijting
van een schadevergoeding, welke de rechtbank in goede justitie zal
vermenen te behoren; 2. Gedaagde te verbieden -op straffe van verbeurte
van een dwangsom ten behoeve van eiseres van ƒ 5.000,= bij iedere
overtreding- om anders dan via zijn raadsman contact op te nemen met
eiseres, alsmede gedaagde te verbieden -op straffe van een gelijke
dwangsom ten behoeve van eiseres van ƒ 5.000,= voor iedere overtreding-
om zich te begeven binnen een straal van 250 meter van het woonhuis van
eiseres aan de …straat te Rotterdam; 3. Gedaagde te veroordelen in de
kosten van dit geding, een bedrag aan salaris voor de procureur van
eiseres daaronder begrepen.
Gedaagde heeft voor antwoord geconcludeerd dat het de rechtbank behage bij
vonnis eiseres in haar vordering niet ontvankelijk te verklaren, althans
haar deze als ongegrond en onbewezen te ontzeggen, kosten rechtens.
Eiseres heeft onder overlegging van producties gerepliceerd, waarna
gedaagde heeft gedupliceerd.
Partijen hebben ten slotte de stukken ter beslissing overgelegd.
Overwegende ten aanzien van het recht.
1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of niet
genoegzaam gemotiveerd weersproken en voorts op grond van de in zoverre
niet betwiste inhoud van de overgelegde producties, staat tussen partijen
ten processe het volgende vast: a. Partijen zijn gehuwd, maar wonen reeds
geruime tijd niet meer samen; b. In de nacht van 2 op 3 januari 1985 heeft
gedaagde eiseres mishandeld. Door deze mishandeling is eisers zo ernstig
gewond geraakt, dat zij gedurende langere tijd in het ziekenhuis opgenomen
is geweest. Ten gevolge van deze mishandeling heeft eiseres, die toen
reeds een paar maanden in verwachting was, tevens een miskraam gekregen;
c. Gedaagde heeft eiseres bij herhaling met een vuurwapen met de dood
bedreigd. Hij heeft haar onder bedreiging met een vuurwapen tevens bij
herhaling gedwongen tot het verrichten en dulden van door haar niet
gewenste seksuele handelingen; d. Op 4 oktober 1986 heeft er tussen
partijen op verzoek van eiseres een gesprek plaatsgevonden. Bij deze
gelegenheid heeft gedaagde eiseres wederom mishandeld. Ook bij eerdere
pogingen van eiseres om tot een dialoog te komen, heeft gedaagde eiseres
mishandeld; e. Door de door gedaagde gepleegde mishandelingen en
bedreigingen met de dood is eiseres geestelijk zo van slag geraakt, dat
zij zich niet meer kan concentreren. Zij kan de slaap niet meer vatten en
wordt -voorzover zij al enige tijd kan slapen- bij herhaling van angst
wakker. Eiseres kan niet meer op gewone wijze functioneren. Veel van haar
belangen worden thans door een maatschappelijk werkster behartigd: zij is
daartoe zelf niet meer in staat. Eiseres is afgekeurd voor werkzaamheden
in loondienst. Vroeger was zij een zeer gewaardeerd administratief
medewerkster bij Unilever.
2. Eiseres baseert haar vordering op de vaststaande feiten. Zij stelt
tevens, dat zij met zeer grote regelmaat door gedaagde is mishandeld en
dat zij zich bij herhaling na een mishandeling onder doktersbehandeling
heeft moeten stellen. Zij stelt, dat zij ten gevolge van het onrechtmatig
handelen van gedaagde schade heeft geleden en dat zij recht heeft op
smartegeld. Ex aeqou et bono dient een en ander volgens eiseres
vastgesteld te worden op ƒ 35.000,=. Bij conclusie van eis heeft eiseres
voorts gesteld, dat zij nog steeds door gedaagde wordt bedreigd en dat zij
om die reden belang heeft bij een verbod als door haar sub 2 gevorderd.
Nadat gedaagde bij conclusie van antwoord heeft betwist, dat hij gedaagde
nog steeds bedreigt, heeft eiseres deze stelling bij conclusie van repliek
niet langer gehandhaafd. Bij conclusie van repliek heeft eiseres echter
gesteld, onder verwijzing naar hetgeen in rechtsoverweging 1 onder d is
vastgesteld, dat contacten tussen partijen slechts plaats dienen te vinden
met haar toestemming en dat derhalve aan gedaagde verboden dient te worden
om zich zonder voorafgaande toestemming van eiseres binnen een straal van
250 meter van haar woning te begeven.
3. Gedaagde betwist, dat hij eiseres met zeer grote regelmaat heeft
mishandeld. Hij betwist echter niet gemotiveerd, dat hij eiseres in ieder
geval meer dan eens heeft mishandeld.
4. Gedaagde heeft aanvankelijk betwist, dat hij eiseres herhaaldelijk
heeft bedreigd, maar dat verweer heeft hij bij conclusie van dupliek niet
langer gehandhaafd.
5. Bij conclusie van antwoord heeft gedaagde voorts betwist, dat eiseres
schade heeft geleden als door haar gevorderd. Hij heeft betwist enig
bedrag aan haar verschuldigd te zijn.
6. Het in rechtsoverweging 5 genoemde verweer wordt als onvoldoende
gemotiveerd verworpen. Gelet op de vaststaande feiten kan immers niet
volgehouden worden, dat eiseres ten gevolge van het optreden van gedaagde
geen lichamelijk en geestelijk leed heeft ondervonden. Daarvan uitgaande
valt niet in te zien waarom eiseres geen aanspraak zou kunnen maken op
toekenning van een smartegeld. Voor de bepaling van de omvang van het
smartegeld kan voorts in het midden blijven of gedaagde eiseres met zeer
grote regelmaat heeft mishandeld, zoals door eiseres is gesteld en door
gedaagde is betwist. Immers de vaststaande feiten, meer in het bijzonder
de in rechtsoverweging 1 onder b, c en e vastgestelde feiten
rechtvaardigen reeds de toewijzing van een smartegeld als door eiseres
gevorderd. Het eerste onderdeel van de vordering van eiseres ligt mitsdien
voor toewijzing gereed.
7. Het tweede onderdeel van de vordering van eiseres zal echter worden
afgewezen. Voor toewijzing van dit onderdeel van de vordering van eiseres
zou toch minst genomen vast moeten staan, dat gedaagde het initiatief
neemt om rechtstreeks met eiseres in contact te treden, dan wel zich
zonder haar toestemming in de omgeving van haar woning ophoudt. Dat zulks
het geval zou zijn, is zelfs door eiseres niet gesteld. In tegendeel, uit
hetgeen eiseres bij conclusie van repliek heeft gesteld, vloeit veeleer
voort, dat het eiseres is die, op grond van haar geloofsovertuiging,
initiatieven ontplooit om met gedaagde in contact te treden.
8. Gedaagde zal als de voor het merendeel in het ongelijk gestelde partij
worden veroordeeld in de proceskosten.
Rechtdoende
Veroordeelt gedaagde om aan eiseres tegen behoorlijk bewijs van kwijting
te betalen een schadevergoeding van ƒ 35.000,= (vijfendertig duizend
gulden), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding
tot aan die der algehele voldoening.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het anders of meer gevorderde.
Veroordeelt gedaagde in de kosten van deze procedure aan de zijde van
eiseres gevallen, welke kosten tot aan deze uitspraak worden begroot als
volgt: -f 300,= voor in debet gesteld deel van het vastrecht; -f 87,60
voor door deurwaarder L. Glimmerveen te Schiedam in debet gestelde
exploitkosten; -f 1.600,= wegens salaris voor de procureur, welke kosten
rechtstreeks aan de griffier van deze rechtbank dienen te worden voldaan,
alsmede op ƒ 100,= voor het ten laste van de procureur gebrachte, voor
zijn partij verschuldigde, deel van het vast recht, eveneens rechtstreeks
aan deze te voldoen.
Rechters
Mrs Van den Ende-Wiefkers, Van Gool, Den Os-Brand