Instantie: Kantonrechter Haarlem, 20 juli 1987

Instantie

Kantonrechter Haarlem

Samenvatting


Naar aanleiding van klachten over het functioneren van P vraagt Digros een
ontslagvergunning aan, welke echter moet worden ingetrokken omdat P lid is
van de ondernemingsraad. P wordt daarna alsnog op staande voet ontslagen
nadat zich een incident met een vrouwelijke collega heeft voorgedaan. Volgens
de kantonrechter staat het vast dat P zich jegens een vrouwelijke collega een
zekere intimiteit heeft veroorloofd door haar een kus te geven. Wanneer een
werkneemster daar niet van gediend is, is zulks op te vatten als een
ongewenste intimiteit. Het hoeft geen betoog dat niemand zich ongewenste
intimiteiten hoeft te laten welgevallen en dat een werkneemster aan wie iets
dergelijks overkomt zich terecht bij haar werkgever beklaagt. P stelt evenwel
dat de gewraakte gebeurtenis zich heeft afgespeeld in de gemoedelijke sfeer
waarin betrokkenen met elkaar omgingen. De vraag die volgens de kantonrechter
in dit geding beantwoording behoeft is, of, indien komt vast te staan dat het
hier om een ongewenste intimiteit is gegaan, zulk ontslag op staande voet
rechtvaardigde. De kantonrechter is van oordeel dat zulks ontkennend dient te
worden beantwoord. Zonder de ongewenstheid van de gedragingen als de
onderwerpelijke te willen bagatelliseren, is de onderhavige gebeurtenis,
indien zij tegen de zin van de betrokken werkneemster zou hebben plaatsgehad,
niet van dien aard dat zij een ontslag op staande voet rechtvaardigde, al zou
een ernstige waarschuwing zondermeer op zijn plaats zijn geweest. Digros
heeft er op gewezen dat P al eerder was betrapt op onbehoorlijk gedrag jegens
vrouwen. Zij doelt op de wat vunzige grapjes die P zich tegenover klanten
gepermitteerd zou hebben. In zoverre Digros hiermee wilde betogen dat P een
gewaarschuwd man was, wijst de kantonrechter dit betoog van de hand.
Ongepaste grappen zouden weliswaar niet meer van deze tijd behoren te zijn,
maar zij worden ten enenmale gemaakt en zijn kennelijk nog lang niet een
uitgeroeid fenomeen. Daarmee zij niet gezegd dat een werkgever dergelijke
grappen van een werknemer
behoort te accepteren, zeker niet als zij jegens klanten zijn gericht:
in het kader van een algehele functioneringsbeoordeling kunnen dergelijke
hebbelijkheden wel degelijk aan de orde komen.
De rechter beveelt Digros P weer toe te laten op het werk en hem op de
kandidatenlijst voor de ondernemingsraad te zetten.

Volledige tekst

(…)

In de hoofdzaak

1. Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet dan wel
onvoldoende weersproken het volgende vast.
De eisende partij, hierna te noemen P, is sedert 27 juni 1980 als zuivelschef
in dienst van gedaagde, hierna te noemen Digros.
P geniet een salaris ad (gemiddeld) ƒ 2950 per vier weken, hetgeen neerkomt
op (gemiddeld) ƒ 1900 netto.
De vakantietoeslag bedraagt 8%; daarnaast ontvang P ƒ 216,25 per vier weken
aan reiskosten en ƒ 30 netto onkostenvergoeding per vier weken. Hij heeft
recht op 24 vakantiedagen per jaar en een aantal ATV-dagen. P is lid van de
ondernemingsraad. Het afgelopen jaar is P diverse malen overgeplaatst c.q.
heeft hij een functiewijziging moeten ondergaan. Op 17 juni werd P door
Digros aangeschreven over zijn functioneren.
P heeft er toen in bewilligd dat hij te werk werd gesteld in de parkeergarage
van Digros te Leiden. Op 2 december 1986 schreef Digros aan P dat de
uitvoering van de desbetreffende werkzaamheden klachten opleverde en dat zij
een ontslagvergunning aan de directeur van het GAB zou vragen.
Op 12 januari 1987 werd inderdaad een ontslagvergunning gevraagd, welke later
werd ingetrokken in verband met het lidmaatschap van P van de
ondernemingsraad. Op 20 mei 1987 werd P op staande voet ontslagen. Als
dringende reden werd opgegeven dat gebleken was dat P een van de vrouwelijke
medewerkers van Digrozou hebben lastiggevallen.
P heeft direct de nietigheid van het ontslag ingeroepen.

2. P heeft zijn vordering gebaseerd op de arbeidsovereenkomst tussen
partijen: hij stelt dat het ontslag nietig is, nu dit is ingegeven door de
wens van Digros om zich hoe dan ook van hem te ontdoen. De gebeurtenis die
thans door Digros is aangegrepen kan niet anders gezien worden dan als de
bekende stok om de hond te slaan. Wat zich in werkelijkheid heeft voorgedaan
tussen P en de bewuste medewerker is het geven van een kus aan haar nadat zij
de arm om hem had heen geslagen. De desbetreffende gebeurtenis moet gezien
worden in het kader van de gemoedelijke sfeer waarin betrokkenen met elkaar
omgingen en kunnen geen dringende redenen opleveren voor ontslag op staande
voet. P stelt dat hij zich beschikbaar houdt om de bedongen arbeid te
verrichten en vordert doorbetaling van het loon c.a. tot aan de dag waarop de
arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd.

3. Digros is het standpunt toegedaan dat het gedrag van P jegens de
medewerkster, die zich ongewenste intimiteiten moet laten welgevallen, in
haar bedrijf niet acceptabel is en wel degelijk een dringende reden oplevert
voor ontslag op staande voet. Zij tekent daarbij aan dat later is gebleken
dat P zich intimiteiten veroorloofde jegens andere medewerksters, zij het
minder vergaand dan in het geval dat heeft geleid tot het onderhavige
ontslag. Digros stelt dat zij naar behoren met P heeft afgerekend en dat zij
niets meer aan hem verschuldigd is.

In het incident

4. P stelt dat hij belang erbij heeft dat door de Kantonrechter hangende deze
procedure voorlopige voorzieningen worden getroffen: hij voert daartoe aan
dat hij met zijn lopende verplichtingen op korte termijn in
betalingsmoeilijkheden dreigt te geraken en dat ondanks herhaalde sommatie
Digros weigert om hem op de verkiezingslijst te plaatsen voor de binnenkort
te houden ondernemingsraad-verkiezingen. Hij vordert dat hij in het kader van
de voorlopige voorzieningen weer wordt toegelaten tot zijn werkzaamheden als
zuivelchef onder doorbetaling van het volledige loon c.a. en dat hij alsnog
op de kandidatenlijst voor de ondernemingsraadverkiezingen wordt geplaatst,
zulks onder verbeurte van een dwangsom voor iedere dag dat Digros nalatig zal
zijn om aan een en ander te voldoen.

5. Digros heeft zich verweerd tegen de voorlopige voorzieningen: zij meent
dat in dit stadium van de procedure het treffen van de gevraagde
voorzieningen niet op zijn plaats is, nu de aan P verweten gedragingen van
dien aard zijn dat zij, indien zij komen vast te staan, ongetwijfeld een
dringende reden als bedoeld in artikel 1639p BW opleveren. Naar de mening van
Digros dient zulks in de bodemprocedure uitgemaakt te worden.

6. Bij de beantwoording van de vraag of als dan niet voorlopige voorzieningen
getroffen moeten worden, dient allereerst na gegaan te worden of in de
bodemprocedure de gedragingen van P jegens zijn collega op zichzelf als
redengevend beschouwd moeten worden voor een ontslag met onmiddellijke ingang.

7. Het staat wel vast dat P zich jegens een vrouwelijke werknemer die hier
verder niet met naam genoemd hoeft te worden, een zekere intimiteit
veroorloofd heeft door haar een kus te geven. Wanneer een werkneemster daar
niet van gediend is, is zulks op te vatten als een ongewenste intimiteit. Het
behoeft geen betoog dat niemand zich ongewenste intimiteiten hoeft te laten
welgevallen en dat een werkneemster, aan wie iets dergelijks overkomt, zich
terecht bij haar werkgever beklaagt.

8. In dit stadium van de procedure is nog niet met zekerheid vast te stellen
of de gedraging die P zich veroorloofd heeft, als een ongewenst intimiteit
moet worden beschouwd. P stelt dat de gewraakte gebeurtenis zich heeft
afgespeeld in het kader van de gemoedelijke sfeer waarin de betrokkenen met
elkaar omgingen. De vraag die thans beantwoording behoeft is, of indien komt
vast te staan dat het hier om een ongewenste intimiteit is gegaan, zulks een
ontslag op staande voet rechtvaardigde.
De Kantonrechter is van oordeel dat deze vraag ontkennend dient te worden
beantwoord. Zonder de ongewenstheid van gedragingen als de onderwerpelijke te
bagatelliseren, is de onderhavige gebeurtenis, indien zij tegen de zin van de
betrokken werkneemster zou hebben plaatsgehad, niet van dien aard zijn dat
zij een ontslag op staande voet rechtvaardigde, al zou een ernstige
waarschuwing zonder meer op haar plaats zijn geweest.
9. Digros heeft er in dit verban op gewezen dat P als eens eerder was betrapt
op onbehoorlijk gedrag jegens vrouwen. Zij bedoelt de wat vunzige grapjes die
P zich tegenover klanten gepermitteerd zou hebben .In het ontslagverzoek aan
de directeur van het GAB was reeds daarvan gewag gemaakt. Voorzover Digros
heeft beoogd hiermee te stellen dat P derhalve een gewaarschuwd man was, om
welke reden zij de gedraging jegens de betrokken medewerkster niet hoefde te
accepteren, wijst de Kantonrechter dit betoog van de hand. Ongepaste grappen
zouden weliswaar niet meer van deze tijd behoren te zijn, maar zij worden ten
enenmale gemaakt en zijn kennelijk nog lang niet een uitgeroeid fenomeen.
Daarmee zij nog niet gezegd dat een werkgever dergelijke grappen van een
werknemer behoort te accepteren, zeker niet als zij jegens de klanten gericht
zijn: in het kader van een algehele functioneringsbeoordeling kunnen
dergelijke hebbelijkheden wel degelijk aan de orde komen. Dat is in casu in
zoverre gebeurd dat Digros P tegenover de directeur van de GAB
‘praatzucht’ heeft verweten, daarbij wijzend op twee incidenten, waarvan er
een naar onweersproken is gebleven zich al lang geleden heeft voorgedaan.
Deze ‘praatzucht’ bezien in samenhang met de thans aan P verweten gedraging
die tot het ontslag op staande voet heeft geleid zal in de bodemprocedure
niet leiden tot het oordeel dat een dringende reden voor het aangevochten
ontslag aanwezig is geweest.

10. Digros heeft niet weersproken dat P belang heeft bij het treffen van
voorlopige voorzieningen. Gelet op het vorenoverwogene komt de kantonrechter
dan ook tot het oordeel dat de daartoe strekkende vordering in beginsel
toewijsbaar is.
Echter is hangende de procedure gebleken dat P laatstelijk niet werkzaam was
als afdelingschef zuivel: de Kantonrechter begrijpt dat hij op het moment van
ontslag in de flessenafdeling werkzaam was. Met het oog daarop zal het dictum
op de wijze als hierna geformuleerd worden. Ook de gevraagde plaatsing op de
kandidatenlijst voor de ondernemingsraadsverkiezingen kan worden toegewezen,
nu naar alle waarschijnlijkheid het ontslag het ontslag op staande voet
nietig is en niet weersproken dat P deel uitmaakt van die raad. De hoogte van
de gevorderde dwangsom komt de Kantonrechter redelijk voor. Digros dient de
kosten van het incident voor haar rekening te nemen.

Rechtdoende
In het incident

Beveelt Digros om P weer toe te laten tot zijn werkzaamheden hetzij als
zuivelchef hetzij als sorteerder op de flessenafdeling, zulks onder betaling
van zijn volledige loon c.a. binnen 24 uur vanaf het tijdstip van betekening
van dit vonnis;
Beveelt Digros om P op de kandidatenlijst te plaatsen voor de
ondernemingsraadverkiezingen binnen 24 uur vanaf het tijdstip van de
betekening van dit vonnis;
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Bepaalt dat Digros een dwangsom van ƒ 250 per dag zal verbeuren voor elke dag
of gedeelte daarvan dat zij nalatig zal zijn om aan de bovenstaande bevelen
te voldoen;
Veroordeelt Digros in de kosten van het incident.

Rechters

Mr. M.A.J. Tabingh Suermondt-Oostvogel