Instantie
Kantonrechter Arnhem
Samenvatting
Tussen partijen staat vast, dat:
Eiseres in november 1976 op basis van een arbeidsovereenkomst voor
onbepaalde tijd in dienst is getreden van W. als winkelbediende;
W. eiseres op 3 april 1984 op staande voet heeft ontslagen tegen welk
ontslag eiseres heeft geprotesteerd en tegelijkertijd daar de nietigheid van
heeft ingeroepen
Eiseres baseert haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst
op de stelling, dat de arbeidsverhouding tussen haar en W. verstoord is
geraakt, doordat W. herhaaldelijk handtastelijk is geweest tegenover eiseres
en zich door middel van dubbelzinnige opmerkingen beledigend over eiseres
heeft uitgelaten, een en ander terwijl eiseres steeds te kennen heeft gegeven
hiervan niet gediend te zijn
Op 24 september 1984 wordt W. ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot
ontbinding van de arbeidsovereenkomst ex art. 1639w BW. De kantonrechter
beveelt haar bovenstaande beweringen te bewijzen
Volgens de kantonrechter d.d. 15 februari 1985 is Nikkels niet geslaagd
in het haar opgedragen bewijs. Weliswaar bevestigen de door eiseres naar
voren gebrachte getuigen eiseres haar verhaal maar de verklaringen van de
getuigen bevatten enkel feiten rechtstreeks afkomstig van eiseres en geen
feiten gebaseerd op eigen waarnemingen van die getuigen of op datgene wat
andere personen dan eiseres tegen die getuigen hebben gezegd
Wel wordt het voorwaardelijk gedane verzoek van W., ontbinding van de
tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst, toegewezen omdat de
arbeidsverhouding zodanig is verstoord dat dit een ontbinding rechtvaardigd
Deze verstoring is te wijten aan eiseres en daarom zijn er termen
aanwezig aan W. een vergoeding ten laste van eiseres toe te kennen en wel ten
bedrage van ƒ 1200,-
Op 28 februari 1985 wordt bovenstaand interlocutoir vonnis nogmaals
bevestigd
Volledige tekst
Rechters
Mr. J.P.G. Poell