Instantie: Hoge Raad, 4 mei 1984

Instantie

Hoge Raad

Samenvatting


Het gaat in deze zaak om de vraag of de Rechtbank een verzoek van
gescheiden ouders om gezamenlijk belast te worden met de voogdij over hun kind
heeft mogen afwijzen. Het Hof heeft deze vraag bevestigend beantwoord.
De Hoge Raad vernietigt deze beschikking van het Hof. De Hoge Raad is van
mening dat er sprake is van inmenging in het gezinsleven (art. 8 Europees
Verdrag rechten van de mens). Inmenging is op grond van art. 161 lid 1 BW
toegestaan als dit in het belang van het kind is. Dit had door de Rechtbank
onderzocht moeten worden. Gezamenlijke voogdij is niet mogelijk maar de
Rechtbank had art. 161 lid 1 buiten toepassing kunnen laten op grond van art.
94 Grondwet, wegens strijd met art. 8 EVRM. Op grond van art. 161 lid 4
blijft dan het gezag bij beide ouders

Volledige tekst

Rechters

Mrs. Drion, Snijders, Martens, Bloembergen, Boekman