Aan de Leden van de Commissies Veiligheid en Justitie en Binnenlandse Zaken, en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis der Koningin van de Eerste Kamer
Datum : 18 Maart 2013
Onderwerp: Herbezinning wetsvoorstel Regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche
Geachte leden van de commissies V&J en BZK/AZ,
Op 19 maart a.s. bespreekt u het verzoek van minister Opstelten om voortzetting van de behandeling van de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche (Wrp).
Dit wetsvoorstel is op 30 oktober 2012 aangehouden vanwege de vele kritische vragen van uw kant voornamelijk over de handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid, effectiviteit en rechtsstatelijkheid van de verplichte registratie van prostituees en de strafbaarstelling van klanten en de bijbehorende vergewisplicht. Deze kritische geluiden waren voor de Minister reden om aan te geven zich te willen herbezinnen op genoemd wetsvoorstel. Uw Kamer heeft hiermee ingestemd. Daarbij heeft mevrouw Duthler (VVD) namens de gehele Kamer het volgende standpunt verwoord:
”Ik kan de minister namens de hele Kamer bevestigen dat wij het zeer op prijs zouden stellen als hij zich nog eens dringend zou herbezinnen op de effecten van dit wetsvoorstel. Wij toetsen als Eerste Kamer wetsvoorstellen op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid, effectiviteit en rechtsstatelijkheid. De minister heeft gehoord dat de Kamer op al deze punten belangrijke bezwaren heeft. Wij gaan graag op zijn aanbod in om zich nog eens goed te bezinnen op dit wetsvoorstel. Daarbij teken ik wel aan dat bezinning echt moet leiden tot bezinning, en niet tot nadere uitwerking.”
De Vereniging voor Vrouw en Recht, Clara Wichmann (VVR) is dan ook verbaasd dat na bijna een half jaar Minister Opstelten in zijn brief van 8 maart 2013 inhoudelijk niet ingaat op uw zeer kritische opmerkingen en bezwaren met name met betrekking tot de effectiviteit van de wet gelet op de doelstelling en de handhaafbaarheid. Bezwaren die vrijwel Kamerbreed zijn geuit tijdens het Kamerdebat op 30 oktober jl.
Van een werkelijke herbezinning zoals toegezegd door de Minister, lijkt dan ook geen sprake, slechts van een nadere uitwerking.
Immers, de argumenten van de Minister in zijn brief verschillen niet van de argumenten die in de afgelopen jaren door hem naar voren zijn gebracht, evenals de conclusie. In die zin kan gesproken worden van een consequent beleid, maar ook van het niet willen horen van de gevaren, risico’s op ongewenste effecten, de effectiviteit van de wet, de juridische strijdigheid met de Wbp en de juridische en praktische onmogelijkheden bij de uitvoering van de zogenoemde vergewisplicht voor cliënten van prostituees.
De Minister kiest in zijn brief van 8 maart jl. voor een procedurele oplossing, die overigens evenmin nieuw is. Een procedurele oplossing die uw principiële, inhoudelijke bezwaren verbloemen.
De Minister stelt immers (opnieuw) voor om na aanvaarding van het wetsvoorstel de registratie uit te werken, incl. de bouw van het gehele systeem. Na adviezen van het CBP en de Raad van State komt hij dan terug in beide Kamers met een AMvB waarin een en ander is vastgelegd.
Een AMvB zal per definitie slechts een beperkte vastlegging zijn van het gehele stelsel. Bovendien is op dat moment geen sprake meer van ‘vrij beslissen’ over het systeem omdat op dat moment alles is uitgewerkt en afgerond. Een systeem waarvan de investeringskosten voor het opzetten daarvan en alles wat daarmee samenhangt – grof geschat – worden geschat op zo’n 30 -60 mln. Grof geschat omdat de minister nooit bedragen heeft genoemd van de investering, noch van de jaarlijkse kosten die een verplichte registratie van prostituees met zich brengt.
Opvallend is dat de minister er niet voor kiest om de onderdelen waarover redelijke consensus bestaat – uniformering van het vergunningenstelsel op korte termijn in te voeren, terwijl de gemeenten en het werkveld juist daar nadrukkelijk om vragen.
In plaats van prostituees van zich te vervreemden en hun vertrouwen in een overheid die ook voor hun belangen en bescherming opkomt, verder te ondermijnen, kan juist ook in goede samenwerking tussen prostituees, (sociale) hulpverlening, Openbaar Ministerie en politie gekomen worden tot een effectieve manier om mensenhandel en andere misstanden aan te pakken en de veiligheid te vergroten. Niet door prostituees en klanten te criminaliseren, maar juist door met hen beleid op te zetten, kan het effectief werken. Deze groepen hebben immers toegang tot slachtoffers van mensenhandel en kunnen misstanden signaleren.
De Vereniging voor Vrouw en Recht dringt er dan ook bij u op aan om:
– afstand te nemen van het procedurele voorstel van de minister aangezien hij niet is in gegaan op uw principieel inhoudelijke argumenten betreffende handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid, effectiviteit en rechtsstatelijkheid van de verplichte registratie van prostituees en de strafbaarstelling van klanten en de bijbehorende vergewisplicht;
– te verzoeken om een (mondelinge dan wel schriftelijk) beantwoording van alle kritische vragen teneinde daarna vrij te kunnen beoordelen of het voorliggend wetsvoorstel de bestrijding van mensenhandel en misstanden wel effectief bestrijdt;
– te verzoeken om de onderdelen van het wetsvoorstel waarover een redelijke consensus bestaat, zo spoedig mogelijk in een (beperkter) wetsvoorstel neer te leggen;
– in overleg met alle betrokkenen, zoals hierboven genoemd, en met name met prostituees te bekijken op welke wijze het meest effectief kan worden opgetreden tegen mensenhandel en andere misstanden in de seksbranche.
Voor nadere informatie of voor vragen zijn ondergetekenden gaarne bereid.
Met vriendelijke groet,
Mr. M.M. van der Burg, Mr. M. Wijers
Voorzitter VVR Bestuurslid VVR
tel: 06-22987711 tel: 06-30546012