Instantie: Kantonrechter ‘s-Hertogenbosch, 19 december 2002

Instantie

Kantonrechter ‘s-Hertogenbosch

Samenvatting


Verspreiding van pornografische afbeeldingen via e-mail op het werk. Nu de richtlijnen van werkgever voor communicatie en het gebruik van e-mail niet duidelijk aangeven welk gebruik is toegestaan en de verantwoordelijkheid daarvoor bij de werknemers zelf wordt gelaten, kunnen de werknemers zelf beoordelen wat acceptabel is. Kennelijk hanteert de werkvloer andere normen dan de directie. Nu nooit eerder is opgetreden tegen ongeoorloofd gebruik en niet gebleken is dat iemand aanstoot heeft genomen aan het bericht, wordt het ontbindingsverzoek afgewezen.

Volledige tekst

1. DE PROCEDURE

(…)

2. INLEIDING

1. Tussen partijen is in confesso dat V. op 5 april 1993 in dienst is getreden van de Stichting en laatstelijk parttime (80%) werkzaam is geweest als psychiatrisch verpleegkundige tegen een bruto salaris (exclusief vakantiegeld en onregelmatigheidstoeslag) van € 2.077 per maand. V. is thans 45 jaar oud.

2. De Stichting grondt het verzoek op de stelling dat, zo mocht blijken dat een gegeven ontslag op staande voet geen stand kan houden, in elk geval gewichtige redenen bestaan om de bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden. De Stichting voert daartoe aan dat zich een dringende reden voordoet als bedoeld in artikel 7:677, lid 1 BW, althans dat zich een verandering in de omstandigheden heeft voorgedaan die van dien aard is dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.

3.1. Ter toelichting op deze stellingname heeft de Stichting aangevoerd dat V. vanaf zijn werkplek en met gebruikmaking ven electronische communicatiemiddelen die hij in het kader van de uitoefening van zijn functie ter beschikking had, afbeeldingen heeft verspreid onder 13 collegae binnen de vestiging waar hij werkzaam was, naar twee collegae in een andere vestiging van de Stichting en naar één persoon buiten de organisatie van de Stichting. Deze afbeeldingen waren pornografisch van aard. Dit gebruik van de electronische infrastructuur was niet toegestaan, hetgeen bij V. bekend was, althans kon en behoorde te zijn, omdat de Stichting richtlijnen hanteert voor de communicatie (productie 2 bij inleidend verzoek) en een protocol voor e-mailverkeer (productie 3 bij inleidend verzoek), waarvan de inhoud bij V. bekend mag worden verondersteld. Bovendien heeft zij technische maatregelen genomen om de mogelijkheid tot verspreiding van dergelijke afbeeldingen te voorkomen, doordat zij in haar elektronische infrastructuur een filter (in de vorm van een stukje software) heeft ingebouwd dat voorkomt dat via e-mail van buiten haar organisatie afbeeldingen van pornografische aard op haar netwerk binnen kunnen komen.

3.2. V. heeft, desbewust, wetende dat de Stichting niet gediend was van dit soort afbeeldingen op haar netwerk, gehandeld in strijd met deze richtlijnen en dit protocol. Dat volgt uit het feit dat hij de gewraakte foto’s niet van huis uit per e-mail naar zijn werkplek heeft gezonden, maar ze (om genoemd filter te ontlopen) op een floppydisk heeft geladen en vanaf die diskette heeft geladen op hem door de stichting ter beschikking gestelde PC. Bovendien werd in het begeleidend e-mailbericht gewaarschuwd voor het feit dat er schokkende beelden bijgesloten waren, zodat V. zich ook bewust moet zijn geweest van het feit dat derden aan deze afbeeldingen aanstoot konden nemen. Voor zover dat geen dringende reden voor een
ontslag op staande voet oplevert is daardoor in elk geval het door de Stichting in V. te stellen vertrouwen dusdanig geschonden dat zulks een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt.

3.3. De arbeidsovereenkomst is op grond van een dringende reden op 4 oktober 2002 met onmiddellijke ingang door de Stichting opgezegd. Bij brief van 9 oktober 2002 heeft V. de nietigheid van dit ontslag ingeroepen. In een gelijktijdig met dit voorwaardelijk verzoek behandeld kort geding vordert V. onder meer (zakelijk weergegeven) wedertewerkstelling en
doorbetaling van salaris.

4. 1. V. heeft tegen het verzoek – zakelijk weergegeven – het navolgende tot weergegeven – het navolgende tot verweer aangevoerd. De rondgestuurde afbeeldingen waren niet pornografisch van karakter. Het gaat om groteske en ridicule afbeeldingen die bij wijze van grap zijn rondgestuurd. Ook de verwijzing naar het schokkende karakter van de afbeeldingen is bij wijze van grap in het begeleidende bericht opgenomen. Gelet op de aard van het werk hebben de collegae van V. een uitlaatklep nodig in de vorm van humor en in dat kader heeft hij de gewraakte afbeeldingen rondgestuurd, waarbij het e-mailtje per abuis bij een leidinggevende terecht is gekomen. Dat de directie van de Stichting de humor van de foto’s niet inziet kan hem niet worden verweten. De collegae aan wie het mailtje is verzonden doen dat wel, althans hadden geen bezwaar tegen het bericht. Binnen de bedrijfscultuur op de werkvloer van de Stichting is het zenden van dit soort mailtjes niet ongebruikelijk. Bij de collegae bestaat dan ook geen enkel begrip voor de harde reactie van de Stichting.

4.2. V. bestrijdt dat hem in de richtlijnen betreffende de communicatie binnen de Stichting of in het e-mailprotocol wordt verboden dit soort afbeeldingen rond te sturen. Deze stukken zijn, zo V. ze al tijdig onder ogen zou hebben gekregen, op dit punt geenszins duidelijk.
Zij laten de verantwoordelijkheid voor de inhoud van berichten bij de zender, zonder duidelijk aan te geven wat wel en wat niet geoorloofd is. In de huidige tijd moet een werkgever een zekere mate van privé-gebruik van de e-mail tolereren. De grenzen van het betamelijke zijn daarbij niet overschreden.

4.3. Voor zover er al aanleiding zou bestaan tot het treffen van maatregelen tegen V. is een ontslag op staande voet (mede gelet op de onduidelijkheden in de richtlijnen en het protocol) niet gerechtvaardigd, maar had met een minder vergaande sanctie volstaan kunnen en moeten worden. De Stichting heeft in onvoldoende mate rekening gehouden met alle omstandigheden van het geval, met name niet met het feit dat op het functioneren van V. als psychiatrisch verpleegkundige gedurende 9,5 jaar niets aan te merken is geweest. V. wordt geslachtofferd voor een praktijk die redelijk gangbaar is binnen de Stichting.

5. Voor een nadere feitelijke onderbouwing van de standpunten zij verwezen naar de stukken van het geding. De afbeeldingen in kwestie zijn overgelegd als productie 5 bij inleidend verzoekschrift.

3. DE BEOORDELING

6. De kantonrechter is niet gebleken van het bestaan van een in deze relevant verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.

7. De onderhavige beschikking wordt gegeven voor het geval dat in rechte moet worden aan genomen dat het ontslag op staande voet geen stand kan houden. Nu geen formele gebreken aan het ontslag op staande voet zijn aangevoerd (anders dan het ontbreken van toestemming van het CWI voor de opzegging), moet het er voor worden gehouden dat zulks enkel het geval zal zijn indien de kantonrechter in een bodemgeding over het ontslag op staande voet heeft geoordeeld dat de daartoe door de Stichting aangevoerde gronden geen dringende reden opleveren. In dat geval past het niet om de onderhavige procedure de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van het oordeel dat wel een dringende reden zou bestaan.

8.1. De vraag die zich vervolgens voordoet is, of de Stichting in voldoende mate aannemelijk heeft gemaakt dat zich een wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan die maakt dat de arbeidsovereenkomst op korte termijn moet worden ontbonden.

8.2. In dat verband dient te worden uitgegaan van navolgende, tussen partijen vaststaande feiten.
V. heeft met een begeleidend e-mailbericht een vijftal foto’s verzonden aan dertien collegae binnen de vestiging van de Stichting waar hij werkzaam was, naar twee collegae in een andere vestiging van de Stichting en naar één persoon buiten de organisatie van de Stichting. De foto’s vertonen respectievelijk twee half naakte dames, waarvan met een bewerkingsprogramma de borsten tot buitengewone proporties zijn ” opgeblazen”, een close-up van een vrouwelijk geslachtsdeel waaromheen een afbeelding van een hoofd met opengesperde mond is getatoeëerd, een afbeelding van drie ontklede mensen op een bed, waarbij een manspersoon geklemd ligt tussen twee corpulente vrouwspersonen, een afbeelding van drie baby’s die slapen op kussens op een vloer, waarbij een aantal (omgevallen) bierflessen zichtbaar zijn en een afbeelding van een gebukt staand manspersoon die zijn anus, althans iets dat daar op lijkt, wijd open spert. Het begeleidende bericht bevatte de mededeling dat de foto’s een schokkend karakter hadden. V. heeft deze foto’s op floppy-disk gezet en van een floppy op het netwerk van de Stichting gezet om zo een beveiliging van de Stichting tegen het downloaden van afbeeldingen met een hoog naaktheidsgehalte te omzeilen.

8.3. De Stichting hanteert richtlijnen voor communicatie, waarin onder meer het navolgende is opgenomen:
“- De verantwoordelijkheid voor het gebruik van communicatiemiddelen ligt bij de medewerker zelf. Iedere medewerker is dan ook zélf verantwoordelijk voor de inkomende en uitgaande post in welke vorm dan ook. tenzij dit op de werkplek of op grond van de functie anders is geregeld.
(…)
Bij geen enkel communicatiemiddel is het gebruik van kwetsend taalgebruik toegestaan.
Ook het gebruik van afbeeldingen die hieraan verwant zijn, is niet toegestaan.
Het verzenden en ontvangen van berichten via welk medium dan ook, heeft op enigerlei wijze betrekking op de organisatie en haar producten in het algemeen of op een onderdeel daarvan in het bijzonder.”
De richtlijnen schenken vervolgens op pagina 3 in het bijzonder aandacht aan “E-mailverkeer”. In de vijf daar vermelde aandachtspunten wordt echter geen specifieke aandacht gevraagd voor het versturen van privé-berichten of afbeeldingen. De richtlijnen vermelden niet dat bij ongeoorloofd e-mailgebruik tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst zal worden overgegaan.

8.4. Voorts hanteert de Stichting een “E-mailprotocol”, dat onder meer vermeldt:
“2.1. De medewerker is verantwoordelijk voor de behandeling van zijn electronische post.
(…)
2.3. Elke medewerkster is gehouden om op gepaste wijze om te gaan met het elektronisch berichtenverkeer. Zeker waar het gaat om niet-functionele berichten is terughoudendheid gewenst. Elke medewerkster is zelf verantwoordelijk en aansprakelijk voor de inhoud van zijn/haar berichten, de maatschappelijke toelaatbaarheid ervan en mogelijke gevolgen daarvan, zeker waar het gaat om zaken als racisme, pornografie, ‘fun’-bestanden e.d.”
Ook het protocol maakt geen gewag van de omstandigheid dat bij ongeoorloofd e-rnailgebruik de arbeidsovereenkomst zal worden beëindigd. Verder blijkt uit dit protocol dat alle uitgaande e-mail automatisch wordt voorzien van een disclaimer, waaruit onder meer blijkt dat het bericht afkomstig is van (een werkplek van) de Stichting. Dit protocol is vastgesteld op september 2001.

9. De kantonrechter merkt op dat noch richtlijnen, noch het protocol, nader concreet aangeeft welk gebruik van het elektronisch berichtenverkeer toegelaten of verboden is. Zowel de richtlijnen als het protocol leggen dienaangaande de verantwoordelijkheid bij de werknemer, daarmee in beginsel dus ook aan de werknemer het oordeel overlatende wat nog
acceptabel is en wat niet meer. Dat de meningen daaromtrent kunnen verschillen, is een feit dat inmiddels in deze zaak wel duidelijk is geworden. Blijkens het grote aantal adhesiebetuigingen ten gunste van V. lijkt “de werkvloer” op dit punt duidelijk andere waarden en normen te hanteren dan de directie c.q. het bestuur van de stichting. Noch de richtlijnen, noch het protocol, noch het plaatsen van een firewall-achtig filter heeft het personeel duidelijk gemaakt dat het verzenden van afbeeldingen als de onderhavige door de directie van de Stichting niet worden getolereerd.

10. Niet gebleken is dat de Stichting ooit eerder tegen een medewerk(st)er is opgetreden vanwege ongeoorloofd gebruik van elektronische communicatiemiddelen.

11. Voorts merkt de kantonrechter op dat niet is gesteld, noch gebleken, dat iemand van de geadresseerden aanstoot heeft genomen aan de inhoud van het bericht. Zelfs de direct leidinggevende van de Stichting die het bericht ontving heeft niet meteen gemeend dat de afbeeldingen volstrekt onaanvaardbaar waren, maar heeft eerst overleg gepleegd met de directie van de Stichting.

12. Ten slotte stelt de kantonrechter vast dat de verzending hoofdzakelijk heeft plaatsgevonden binnen de kring van bekenden van V. en hoofdzakelijk binnen de organisatie van de Stichting zelf. Het als van de Stichting afkomstige bericht is (behoudens bij een bekende van V.) derhalve niet als bericht van de Stichting extern, bij derden terechtgekomen, zodat de goede naam en faam van de Stichting als serieuze instelling voor de geestelijke gezondheidszorg naar buiten toe niet is aangetast.

13. Het moge zo zijn dat de directie is geschokt door het feit dat afbeeldingen zoals hiervoor omschreven via intern berichtenverkeer onder haar werknemers circuleren. De kantonrechter onthoudt zich van een oordeel over het karakter van de afbeeldingen. Opgemerkt zij slechts dat het niet onbegrijpelijk is dat de directie de afbeeldingen onacceptabel vindt: erg fijntjes zijn ze niet. Met name van verpleegkundig personeel in de psychiatrie, dat dagelijks wordt geconfronteerd met mensen die, soms tot in het extreme, afwijkingen vertonen qua gedrag, zou mogen worden verwacht dat het respect opbrengt voor mensen en dat het zich onthoudt van het maken van grappen over personen met gebreken of lichaamseigenschappen die als extreem kunnen worden gekwalificeerd. In dat opzicht kan de kantonrechter zich voorstellen dat de directie is geschokt door hetgeen haar personeel kennelijk als toelaatbaar en “grappig” aanvaardt.

14. Gelet op hetgeen hiervoor in r.o. 9 is overwogen, is de kantonrechter echter van oordeel dat de Stichting in onvoldoende mate aan haar personeel duidelijk heeft gemaakt wat kon en wat niet kon, terwijl voorts ook niet duidelijk is geweest wat de sanctie op ongewenst e-mailgebruik zou zijn. Door de verantwoordelijkheid ten aanzien van de inhoud van elektronische berichten bij de individuele gebruiker van haar e-mailnetwerk te leggen, zonder zelf duidelijk aan te geven wat zij toelaatbaar acht en wat niet, heeft de Stichting het risico laten bestaan dat berichten die haar onwelgevallig voorkomen op dat netwerk zouden kunnen verschijnen. Daaraan doet niet, althans niet in voldoende mate, af dat V. uit het plaatsen van een filter op de Internetaansluiting had kunnen afleiden dat de Stichting niet gediend was van naaktfoto’s, omdat niet is gebleken dat de plaatsing van dit filter en het daarmee beoogde doel expliciet aan de medewerkers van de Stichting is medegedeeld.

15. Voorzover V. door het verzenden van deze afbeeldingen een vertrouwen van de Stichting heeft geschonden, is de kantonrechter niet gebleken dat die schending van een aard of omvang is geweest die maakt dat de relatie tussen de Stichting en V. onherstelbaar is beschadigd.
De door de Stichting ervaren schending van vertrouwen vloeit immers voort uit onduidelijkheid zijdens haar directie c.q. bestuur omtrent de vraag welk gedrag wel en welk gedrag niet meer acceptabel is en, belangrijker nog vanuit onbekendheid bij haar directie c.q. bestuur met de normen en waarden die door haar personeel op dit punt kennelijk als normaal en acceptabel worden ervaren. De schending van vertrouwen berust dan ook niet zo zeer op verwijtbaar handelen van V., als wel op een verkeerde inschatting van normen en waarden zijdens de Stichting. Niet valt in te zien waarom V., nadat op dit punt duidelijkheid is ontstaan, niet langer in dienst van de Stichting zou kunnen functioneren, te minder niet nu blijkt dat hij niet anders heeft gehandeld dan kennelijk ook andere collegae plachten te doen en niet is gebleken dat de Stichting ook tegen die collegae maatregelen heeft getroffen of van zins is dat te gaan doen.
In dat geval is, bij gebreke aan duidelijke normstelling zijdens de Stichting en bij gebleken goed functioneren van V., geen sprake van een wijziging van omstandigheden die maakt dat de arbeidsovereenkomst met V. billijkheidshalve op korte termijn moet eindigen. Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal derhalve worden afgewezen.

15. De kantonrechter acht daarbij termen aanwezig om zich te onthouden van een beslissing ten aanzien van de proceskosten.

4. DE BESLISSING

De kantonrechter:
Wijst het verzochte af.

Rechters

Mr. Cremers