Instantie
Rechtbank ‘s-Gravenhage
Samenvatting
De zaak betreft een tweede asielverzoek van een Bosnisch echtpaar. Eiser, een Bosnische Kroaat, heeft naar voren gebracht dat hij tijdens zijn eerste aanvraag niet in staat was te praten over hetgeen hij had meegemaakt, in casu het feit dat hij door militairen is ontvoerd en seksueel misbruikt. Verweerder heeft het tweede verzoek afgewezen met toepassing van art. 4:6 lid 2 Awb. Daarbij is overwogen dat hetgeen eiser bij zijn tweede aanvraag heeft aangevoerd gebeurtenissen betreft die reeds bij zijn eerste aanvraag bij hem bekend waren. Dat eiser hier niet over heeft gesproken is volledig voor verantwoording van eiser zelf en komt ook voor rekening van zijn echtgenote. De rechtbank is van oordeel dat eiser strikt genomen de gebeurtenissen die hij aan zijn tweede aanvraag ten grondslag heeft gelegd tijdens de eerste aanvraag had moeten melden. Echter, gelet op de stukken (waaronder een brief van het Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg Winschoten waaruit blijkt dat er sprake is van een psychisch trauma) en het verhandelde ter zitting is de rechtbank ervan overtuigd geraakt dat eiser het seksueel misbruik niet kón melden. Het is van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel geweld door schaamte en angst eerst na een lange tijd in staat zijn daarover met derden te praten. De rechtbank ziet geen redenen te twijfelen aan de verklaringen die eiser in het kader van zijn tweede aanvraag heeft afgelegd en op schrift heeft gesteld met betrekking tot het seksueel misbruik. Hieruit volgt dat verweerder ten onrechte heeft geoordeeld dat de gebeurtenissen die door eiser naar voren zijn gebracht niet tot een heroverweging nopen. Het beroep wordt gegrond verklaard.
De volledige tekst van de uitspraak is niet opgenomen.
Volledige tekst
De volledige tekst is niet opgenomen.
Rechters
Mr. Van Den Bergh