Instantie: President Rechtbank Groningen, 25 april 2002

Instantie

President Rechtbank Groningen

Samenvatting


Gedurende een aantal jaren is P. (toen 12-14 jaar oud) door Y seksueel misbruikt, alsmede lichamelijk en geestelijk mishandeld. Y heeft voorts op zijn eigen borst de beeltenis en naam van P. laten tatoeëren. P. heeft hierdoor grote psychische problemen, waarvoor hij in behandeling is geweest en in verschillende instellingen heeft verbleven.X stelt dat de tatoeage extra vernederend en beangstigend is voor P., waardoor de door hem geleden (immateriële) schade hoger is dan zonder die tatoeage het geval zou zijn geweest. Gedaagde betwist de spoedeisendheid van de vordering, en betwist dat de onrechtmatigheid hem kan worden toegerekend, indien hij in de strafzaak verminderd dan wel niet toerekeningsvatbaar wordt verklaard. De rechtbank verwerpt deze verweren. Daar gedaagde zich voor het overige heeft gerefereerd en bijgevolg niets heeft ingebracht tegen hetgeen X heeft aangevoerd op het punt van de onrechtmatigheid, de omvang van de schade en de hoogte van het verlangde voorschot zal de gevraagde voorziening worden verleend. Volgt toewijzing van een voorschot op de schadevergoeding van €15.760 (waarvan €2.760 wegens materiële schade).
De volledige tekst van de uitspraak is niet opgenomen.

Zie voor de bodemprocedure: Uitspraak 31 mei 2002, nr. 58159/HA ZA 02-315, rechtbank Groningen.

Volledige tekst

De volledige tekst is niet opgenomen.

Rechters

Mr. Duitemeijer