Wettelijke uitsluiting maakt alfahulp goedkoop
Wim Groot en Henriëtte Maassen van den Brink loven de marktwerking in de zorg (Opiniepagina NRC Handelsblad 4 april j.l.): kostenbesparing én verbetering van de kwaliteit. De overheveling van de huishoudelijke zorg van de AWBZ naar de gemeenten zou twintig % opleveren. Ze geven echter geen voorbeelden van kwaliteitsverbetering in de thuiszorg. Evenmin noemen ze dat de besparing is gerealiseerd door inschakeling van werknemers met een slechtere rechtspositie en een lagere beloning: de alfahulpen.
Alfahulpen zijn geen zelfstandig ondernemers of freelancers (NRC Handelsblad 14 april) maar werknemers, die niet verzekerd zijn voor werkloosheid en arbeidsongeschiktheid. Ze hebben slechts zes weken recht op doorbetaling van loon bij ziekte omdat ze “doorgaans op maximaal drie dagen per week uitsluitend of hoofdzakelijk huishoudelijke of persoonlijke diensten in de huishouding van een natuurlijk persoon verrichten”. Deze wettelijke uitsluiting van veel sociale bescherming maakt hen goedkope werknemers. Bij alfahulpverlening is de zorgbehoevende cliënt werkgever en de thuiszorginstellingen bemiddelaar. Om bij de gemeentelijke aanbesteding van de huishoudelijke zorg als goedkoopste uit de bus te komen hebben thuiszorginstellingen het aandeel van zorg door alfahulpen vergroot. Veel reguliere werkneemsters in dienst van de instellingen onder grote druk gezet hun uren te verminderen, of om de slechtere rechtspositie als alfahulp te accepteren.
Voor marktwerking is een level playing field vereist. Dat is niet het geval als de wet voor een specifieke groep werkneemsters een lagere sociale bescherming toelaat. In internationaal perspectief heet dit social dumping, een praktijk die werkgeversvoorman Bernard Wientjes op de tripartite Decent Work conferentie op 14 april j.l. in Den Haag ten principale veroordeelde: concurreren moet je op basis van productiviteit en kwaliteit.
Volgens ons zou het debat moeten gaan over de vraag of het anno 2008 nog wel moreel én juridisch acceptabel is dat voor een specifieke vorm van vrouwenarbeid slechts marginale sociale bescherming bestaat.
Leontine Bijleveld en
Eva Cremers
Beiden zijn bestuurslid van de Vereniging voor Vrouw en Recht Clara Wichmann.