Instantie
Rechtbank Almelo
Samenvatting
Man en zijn echtgenote halen met valse papieren een 2-jarig Braziliaans
meisje naar Nederland om haar te adopteren. Het kind is hen “aangeboden” door
een Braziliaanse vrouw die stelde de biologische moeder te zijn. Aanklacht
wegens (uitlokken van) mensenroof (art. 278 Sr). De rb. oordeelt dat er
inderdaad sprake is van mensenroof. De echte biologische moeder heeft
namelijk niet ingestemd met het vertrek van het kind naar Nederland. Dit
blijkt uit het feit dat zij het meisje al in 1996 heeft afgestaan, terwijl
het kind pas een jaar later naar Nederland is gehaald. Verdachten worden
echter vrij gesproken omdat niet is bewezen dat zij wisten dat degene die het
kind aan hen “ter adoptie aanbood” niet de echte biologische moeder was.
Verdachten worden wel veroordeeld voor valsheid in geschrifte (art. 225 Sr).
Straf: 140 uur dienstverlening.
Volledige tekst
zij in of omstreeks de periode van 7 augustus 1997 tot en met 20 november
1997 in de gemeente(n) Enschede en/of Losser en/of Zuidhorn, ter uitvoering
van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met elkaar althans ieder voor zich opzettelijk een
vergunning tot verblijf (bij de vader van een kind, genoemd Lisa L. L. So.
Sl.) – zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te
dienen – valselijk te doen of laten opmaken zulks met het oogmerk om dat
geschrift als echt en onvervalst te gebruiken, hierin bestaande dat verdachte
en/of haar mededader(s):
– op 20 november 1997 te Enschede een aanvraag tot een voornoemde
verblijfsvergunning bij de Vreemdelingendienst van de politie Twente
heeft/hebben ingediend of heeft/hebben doen of laten indienen, en/of
– (daartoe) mevr. mr. S.J.A. M. – advocaat te Enschede – heeft/hebben
gemachtigd, en/of
– bij de notaris mr. W. in Zuidhorn een akte heeft/hebben doen of laten
opmaken waaruit zou moeten blijken dat haar echtgenoot ‘als vader’ die Lisa
heeft erkend en/of – zakelijk weergegeven – dat de biologische moeder van die
Lisa afstand heeft gedaan ten behoeve van verdachte en/of haar echtgenoot,
terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en namens verdachte in het midden gebracht;
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging begane kennelijke
schrijffouten verbeterd. Verdachte wordt daardoor in haar verdediging niet
geschaad.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de onderhavige strafzaak als volgt:
De tekst van artikel 278 van het Wetboek van Strafrecht luidt: “Hij die
iemand over de grenzen van het Rijk in Europa voert, met het oogmerk om hem
wederrechtelijk onder de macht van een ander te brengen of om hem in
hulpeloze toestand te verplaatsen, wordt als schuldig aan mensenroof …” Van
belang in de tekst van voormeld artikel zijn naar het oordeel van de
rechtbank de bestanddelen “over de grenzen van het Rijk in Europa voert, met
het oogmerk om hem wederrechtelijk onder de macht van een ander te brengen”.
In casu is aan het bestanddeel “over de grenzen van het Rijk in Europa”
voldaan nu het kind vanuit Brazilië over de grenzen van het Rijk in Europa is
gevoerd. De rechtbank leest in de tekst van artikel 278 van het Wetboek van
Strafrecht noch in de memorie van toelichting op dat artikel dat hiermee
uitsluitend mensenroof vanuit Nederland wordt bedoeld.
Aan het woord “voert” dient naar het oordeel van de rechtbank de betekenis te
worden toegekend van het “brengen”.
Van het in “hulpeloze toestand verplaatsen” is ten aanzien van dit kind geen
sprake geweest, nu het hier niet om een hulpbehoevend persoon gaat die voor
wat betreft het leven of gezondheid in gevaar is gebracht.
Tenslotte dient te worden besproken het bestanddeel “wederrechtelijk onder de
macht van een ander brengen” of vertaald naar de onderhavige strafzaak: “Lisa
zonder recht of toestemming onder de macht brengen van de verdachten Sl. en
D.”. Door en namens verdachten is aangevoerd dat er in het onderhavige geval
geen sprake is van wederrechtelijkheid, nu Lisa door haar biologische moeder
vrijwillig is afgestaan. Verdachten beroepen zich daarbij op de uitkomst van
het onderzoek dat in hun opdracht is uitgevoerd door het bureau Crime Control
en in het bijzonder in de persoon van H. Vlug van dat bureau. Met medewerking
van familieleden in Brazilië van de medeverdachte M. C. F. hebben de heer
Vlug, verdachte Sl. en een tolk, mevrouw De
eeuw, het dorpje Tres Marias bezocht, alwaar de biologische moeder zou wonen.
Zij hebben gesproken met deze vrouw die stelde Lisa te herkennen op de door
hen getoonde foto’s.
Deze vrouw heeft vervolgens materiaal afgestaan voor DNA-onderzoek, teneinde
vast te kunnen stellen dat zij daadwerkelijk de biologische moeder is van
Lisa. Door de verdediging zijn verklaringen overgelegd van deze vrouw waaruit
zou moeten blijken dat zij vrijwillig afstand heeft gedaan van Lisa, alsmede
dat zij vrijwillig heeft meegewerkt aan de afgifte van materiaal voor een
eventuele DNA-test. Een en ander is door de heer Vlug en verdachte Sl. op
video vastgelegd, van welke beelden de rechtbank ter terechtzitting kennis
heeft genomen.
De rechtbank wil het er zonder DNA-onderzoek voor houden dat deze vrouw
daadwerkelijk de biologische moeder van Lisa is. Echter, in haar verklaring
geeft deze vrouw aan dat zij het kind, dat destijds was genaamd Francinilda,
op 1 augustus 1996 uit vrije wil heeft afgestaan. Tevens verklaart zij dat
het kind is geboren op 21 maart 1996.
Vast is komen te staan dat Lisa in augustus 1997 naar Nederland is gekomen.
Nu de veronderstelde biologische moeder, blijkens haar eigen verklaring, haar
kind in 1996 heeft afgestaan en dit kind in 1997 naar Nederland is gekomen,
heeft het kind derhalve gedurende de tussenliggende periode van ongeveer een
jaar op een andere plaats in (hoogstwaarschijnlijk) Brazilië verbleven. Dit
brengt de rechtbank tot het oordeel dat het kind vanuit die andere plaats
zonder toestemming van de gezaghebbende naar Nederland is vervoerd. Dat geldt
temeer nu de rechtbank (gelet op de verklaringen van medeverdachten) bewezen
acht dat het kind vanuit Teresina, een plaats gelegen op enkele honderden
kilometers van Tres Marias, naar Nederland is gevoerd. In de verklaringen van
die medeverdachten komt het dorpje Tres Marias op geen enkel moment ter
sprake.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is
van mensenroof.
Ten aanzien van de verdachten Sl. en D. geldt dienaangaande evenwel het
volgende:
Om tot een veroordeling te komen terzake mensenroof c.q. het uitlokken
daarvan, moet wettig en overtuigend bewezen zijn dat verdachten dit feit
hebben begaan.
De rechtbank is van oordeel dat het wettige bewijs niet geleverd is, zodat
zij te dier zake vrijgesproken behoren te worden.
De rechtbank overweegt dienaangaande dat niet wettig bewezen kan worden dat
verdachten Sl. en D. destijds wisten, c.q. daartoe de aanmerkelijke kans
hebben genomen dat het kind onrechtmatig Brazilië zou worden uitgevoerd. Ten
aanzien van deze verdachten kan niet wettig bewezen worden verklaard dat zij
toentertijd op de hoogte waren van het feit dat de persoon genaamd Silvania
So., die zich voordeed als de biologische moeder van het kind en later een
afstandsverklaring heeft ondertekend, in werkelijkheid niet de biologische
moeder was.
Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor het sub 2 telastegelegde feit. Niet
wettig bewezen kan worden verklaard dat verdachten binnen de telastegelegde
periode op de hoogte zijn geweest van het feit dat Silvania So. niet de
biologische moeder was en het kind dientengevolge onttrokken is geweest aan
het wettig over haar gesteld gezag of aan het opzicht van degene die dit
desbevoegd over haar uitoefende.
De rechtbank bezigt als bewijsmiddelen:
ten aanzien van het sub 3 primair telastegelegde:
1. de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting,
zakelijk weergegeven:
In de periode van 7 augustus 1997 tot en met 20 november 1997 heb ik samen
met mijn man H. Sl. in de gemeente Enschede bewust gebruik gemaakt van een
valse notariële akte door deze akte als document bij de aanvraag voor een
vergunning tot verblijf voor Lisa in verband met gezinshereniging over te
leggen bij de vreemdelingendienst van de politie Twente. In deze akte stond
in strijd met de waarheid vermeld dat het kind genaamd Lisa L. L. So. Sl.
door mijn man was erkend.
2. een ordner, inhoudende een aantal, voor reproductie conform door de
officier van justitie te Almelo d.d. 10 december 1998 getekende, in de
wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, met bijlagen, d.d. 20 oktober
1998, dossiernummer PL0540/98-001229, van de politie Twente, district Zuid,
waarvan de bladzijden zijn genummerd 1 t/m 446, waaronder met name:
a. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, d.d. 16 september
1998, gemerkt blz. 233 en 234, inhoudende, als zakelijk weergegeven:
verklaring van J. W.:
Op 29 augustus 1997 heb ik een akte opgemaakt waarin mevrouw Silvania So.
verklaarde er volledig mee in te stemmen dat haar kind Lisa L. L. So. Sl.
blijvend in het gezin van de familie Sl. werd opgenomen. Silvania verklaarde
dat eerder genoemde Lisa erkend zou zijn door de vader de heer H. Sl.,
wonende te Enschede.
b. het als bijlage bij voormeld proces-verbaal gevoegde afschrift van een
notariële akte, gemerkt blz. 203, inhoudende, als zakelijk weergegeven:
Op negenentwintig augustus negentienhonderd zevenennegentig, verscheen voor
mij mr. J. W., notaris ter standplaats de gemeente Zuidhorn:
mevrouw Silvania So., geboren te Sao Luis (Brazilië) op zesentwintig maart
negentienhonderdzesenzestig. De comparante verklaarde het volgende:
Op zeven augustus negentienhonderd zesennegentig is in Brazilië uit
ondergetekende geboren het kind Lisa L. L. So. Sl.. Dit kind is erkend door
de vader de heer H. Sl., geboren te Enschede op twintig oktober
negentienhonderd achtenvijftig.
3. een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, met bijlagen, d.d. 10
november 1998, van de regiopolitie Twente, district Zuid, afdeling bijzondere
taken, inhoudende, als zakelijk weergegeven:
verklaring van de verbalisant:
Op 29 oktober 1997 ontving de vreemdelingendienst Enschede een schrijven van
mr. S.J.A. M., die de belangen behartigde van dhr. H. Sl. en diens echtgenote
mevr. G.A.B. Sl.- D.. In dit schrijven stond vermeld dat mr. M. namens haar
cliënten een vergunning tot verblijf wilde aanvragen ten behoeve van Lisa L.
L. So. Sl., mede omdat dhr. Sl. dit kind erkend had. Als bijlagen werden
bijgevoegd twee machtigingen ondertekend door dhr. Sl. en mevr. Sl.-D.,
waarin stond dat zij de advocaat mr. M. machtigen om ten behoeve van
isa een aanvraag om een vergunning tot verblijf in te dienen.
4. een als bijlage bij voormeld proces-verbaal gevoegd schrijven van mr.
S.J.A. M., d.d. 29 oktober 1997, gericht aan de vreemdelingendienst van de
politie Twente, inhoudende, als zakelijk weergegeven:
Hierbij deel ik u mede dat ik de belangen behartig van de heer en mevrouw
Sl., alsmede van Lisa So. Sl.. Namens cliënten vraag ik hierbij een
vergunning tot verblijf in verband met gezinshereniging aan ten behoeve van
Lisa So. Sl..
5. een als bijlage bij voormeld proces-verbaal gevoegde machtiging,
ondertekend door H. Sl., inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ondergetekende, H. Sl., geboren te Enschede op 20 oktober 1958, geeft hierbij
toestemming aan mr. S.J.A. M. om een aanvraag ten behoeve van Lisa Lenni L.
So. Sl. in te dienen voor een vergunning tot verblijf bij haar vader en diens
gezin.
6. een als bijlage bij voormeld proces-verbaal gevoegde machtiging,
ondertekend door G.A.B. Sl.-D., inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ondergetekende, G.A.B. Sl.-D. geeft hierbij toestemming aan mr. S.J.A. M. om
een aanvraag ten behoeve van Lisa L. L. So. Sl. in te dienen voor een
vergunning tot verblijf bij haar vader en diens gezin.
De rechtbank is door de inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen, waarop na te
melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen
dat verdachte het sub 3 primair telastegelegde heeft begaan, met dien
verstande dat:
zij in de periode van 7 augustus 1997 tot en met 20 november 1997 in de
gemeente Enschede tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk gebruik
heeft gemaakt van een valse notariële akte, – zijnde een geschrift dat
bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – als ware dat geschrift
echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en haar
mededader voornoemde akte als document bij een aanvraag van een vergunning
tot verblijf in verband met gezinshereniging ten behoeve van een kind, genoemd
isa L. L. So. Sl. hebben doen of laten overleggen aan de Vreemdelingendienst
van de politie Twente en bestaande die valsheid hierin dat in die akte in
strijd met de waarheid was vermeld dat:
– het kind, genoemd Lisa L. L. So. Sl. door de vader H. Sl. was erkend;
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten
en omstandigheden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan verdachte sub 3 primair meer of
anders is tenlastegelegd, zodat zij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezene levert op:
voor wat betreft sub 3 primair het misdrijf:
“Medeplegen van opzettelijk gebruik maken van het valse geschrift als
ware het echt en onvervalst”,
strafbaar gesteld bij art. 225 jo. 47 van het Wetboek van Strafrecht;
De verdachte is deswege strafbaar aangezien van geen haar strafbaarheid
uitsluitende omstandigheid is gebleken.
De rechtbank overweegt voor wat de straf betreft, dat op grond van de aard
van het feit, de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van
verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is
gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze
hierna zal worden bepaald.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder overwogen:
In het onderhavige geval zijn de verdachten Sl. en D., buiten elke officiële
adoptieprocedure om en na uiteindelijk in totaliteit een groot geldbedrag te
hebben betaald, in het “bezit” gekomen van een Braziliaans kind. Door een
feit als het onderhavige wordt de rechtsorde in ernstige mate geschokt, nu
een klein meisje als was zij handelswaar naar Nederland is gehaald. In de
loop van deze strafzaak zijn verdachten, met hulp van het bureau Crime
Control, op zoek gegaan naar de biologische moeder van het kind. De
achterliggende gedachte hiervoor was te bewijzen dat in casu geen sprake was
van mensenroof, zodat hen geen verwijt gemaakt zou kunnen worden. Het feit
dat door dit onderzoek de gegevens van de biologische moeder van het kind (en
misschien ook haar vader) bekend zijn geworden, zodat het kind – indien zij
hieraan later behoefte mocht hebben – haar ouder(s) kan bezoeken is een
omstandigheid die voor het kind van wezenlijk belang kan zijn, maar dit heeft
niet als primair doel voorop gestaan bij het door verdachten ingestelde
onderzoek. Indien het eigen belang van verdachten bij de onderhavige
procedure niet zo groot was geweest, zou de ware identiteit van het kind
hoogstwaarschijnlijk niet, en zeker niet op zo korte termijn zijn
achterhaald.
Voor wat betreft de strafafdoening is de rechtbank van oordeel dat verdachten
gelijkelijk gestraft dienen te worden. Weliswaar is er bij de verdachte Sl.
een feit meer bewezen verklaard, zodat er wellicht onderscheid gemaakt zou
moeten worden in de strafmaat, maar de rechtbank dicht de verdachte D. een
grotere initiërende rol toe in het geheel.
Gelet op de ernst van hetgeen bewezen is verklaard acht de rechtbank in
beginsel oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden
passend In plaats van dat onvoorwaardelijk gedeelte zal de rechtbank, gelet
op de ter terechtzitting gebleken persoonlijke omstandigheden van verdachte,
het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte opleggen. Verdachte
heeft ter terechtzitting een daartoe strekkend aanbod gedaan, en aannemelijk
is dat een geschikt project voorhanden is. De straf zal het hierna te
vermelden aantal uren betreffen, zulks overeenkomstig de door de rechtbank
gehanteerde tabel.
De na te noemen straf is gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de
artikelen 22b en 22d van het Wetboek van Strafrecht.
Rechtdoende:
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte sub 1 primair en subsidiair en 2
is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat het sub 3 primair telastegelegde in voege als boven
omschreven door verdachte is begaan;
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals
hierboven vermeld;
Verklaart verdachte deswege strafbaar;
Veroordeelt verdachte te dier zake tot het verrichten van onbetaalde arbeid
ten algemenen nutte, gedurende 140 uren, dit in de plaats van
drie maanden gevangenisstraf.
Bepaalt dat met deze onbetaalde arbeid zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk
binnen twee maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis, moet worden
aangevangen.
Bepaalt dat deze arbeid moet zijn verricht binnen 12 maanden na aanvang
daarvan.
Bepaalt dat veroordeelde werkzaamheden zal verrichten, verbonden aan een door
de coördinator dienstverlening van de Reclassering Nederland, arrondissement
Almelo, aan te wijzen project, zoals dit is goedgekeurd door het openbaar
ministerie.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte sub 3 primair meer of anders
is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan
vrij;
Rechters
Mr De Klerk-Leenen