Instantie
Commissie gelijke behandeling
Samenvatting
Verzoekster heeft gesolliciteerd naar de functie van verkoopster. Volgens
haar is zij aangenomen voor de functie en na twee dagen ontslagen vanwege
haar zwangerschap. Het bedrijf stelt dat er geen arbeidsovereenkomst is
gesloten. Ook stelt het bedrijf dat verzoekster niet is afgewezen vanwege
haar zwangerschap, maar vanwege haar leeftijd. Verzoekster viel niet binnen
de gewenste leeftijdscategorie van 18 tot 22 jaar.
De Commissie constateert dat er onvoldoende aanwijzingen zijn om te kunnen
vaststellen, dat sprake was van een arbeidsovereenkomst. Gelet op de
verklaring van de getuige, die het standpunt van verzoekster bevestigt,
acht
de Commissie het aannemelijk dat de zwangerschap mede een rol heeft gespeeld
bij de afwijzing van verzoekster. Strijd met wet.
Volledige tekst
1. HET VERZOEK
1.1. Op 21 april 1997 verzocht mevrouw M.T. H. te Groningen (hierna:
verzoekster) de Commissie gelijke behandeling (hierna: de Commissie) haar
oordeel uit te spreken over de vraag of Drogisterij Etos/Streuper te
Groningen (hierna: de wederpartij) jegens haar onderscheid heeft gemaakt
op
grond van geslacht als bedoeld in de wetgeving gelijke behandeling.
1.2. Verzoekster heeft gesolliciteerd bij de wederpartij naar de functie
van
verkoopster. Volgens verzoekster is zij voor de functie aangenomen en
vervolgens na twee dagen ontslagen vanwege haar zwangerschap. Verzoekster
is
van mening dat de wederpartij hiermee in strijd met de wetgeving gelijke
behandeling heeft gehandeld.
2. DE LOOP VAN DE PROCEDURE
2.1. De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en een onderzoek
ingesteld. Partijen hebben hun standpunten schriftelijk toegelicht. Partijen
zijn opgeroepen voor een zitting op 6 oktober 1997. Tevens is voor deze
zitting de heer M.B. Tol als getuige opgeroepen.
2.2. Bij de zitting waren aanwezig:
van de kant van verzoekster
– mw. M.T. H. (verzoekster)
– mw. mr. J.I. de Jong (gemachtigde)
van de kant van de wederpartij
– dhr. H.I. Streuper
als getuige
– dhr. M.B. Tol
van de kant van de Commissie
– mw. mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck (Kamervoorzitter)
– mw. mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst (lid Kamer)
– dhr. mr. W.A. van Veen (lid Kamer)
– mw. A.C. van Doornen (secretaris Kamer).
2.3. Het oordeel is vastgesteld door Kamer III van de Commissie. In deze
Kamer hebben zitting de leden als genoemd onder 2.2.
3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
De feiten
3.1. De wederpartij exploiteert een drogisterij. Op 18 februari 1997 heeft
verzoekster een sollicitatiegesprek gehad met de wederpartij. Verzoekster
heeft gesolliciteerd naar aanleiding van een oproep die in de winkel was
geplaatst voor de functie van verkoopster voor 20 uur per week. Na het
sollicitatiegesprek heeft verzoekster kennis gemaakt met het overige
personeel.
Twee dagen nadat het sollicitatiegesprek had plaatsgevonden, heeft
verzoekster de wederpartij bezocht om hem mee te delen dat zij zwanger
was.
Tijdens dit gesprek heeft de wederpartij verzoekster laten weten dat zij
niet
voor de functie in aanmerking kwam.
De standpunten van partijen
3.2. Verzoekster stelt het volgende ten aanzien van de vraag of de
wederpartij met haar een arbeidsovereenkomst is aangegaan.
Tijdens het sollicitatiegesprek is de leeftijd van verzoekster ter sprake
gekomen. In de oproep werd namelijk een verkoopster gevraagd van 22 jaar
of
jonger, terwijl verzoekster 23 jaar is. Dit vormde voor de wederpartij
geen
probleem. De wederpartij zei dat hij liever iemand aannam die goed was,
dan
iemand die aan de leeftijdseis voldeed. In het licht hiervan werd nog
gesproken over een mogelijke loonkostensubsidie. Verzoekster deelde mee
dat
zij dacht dat ze daarvoor niet in aanmerking kwam. Afgesproken werd dat
zij
dit bij het arbeidsbureau zou navragen. Na een paar minuten waarin
verzoekster alvast kennismaakte met het overige personeel, deelde de
wederpartij haar mee dat zij was aangenomen. Met ingang van 3 maart 1997
zou
zij als verkoopster in dienst treden bij de wederpartij. De bij de kassa
geplaatste oproep om te solliciteren, werd vervolgens verwijderd omdat
deze
volgens de wederpartij niet meer nodig was.
3.3. Ten aanzien van de vraag of de zwangerschap een rol speelde bij het
besluit van de wederpartij verzoekster niet aan te nemen, stelt verzoekster
het volgende.
Twee dagen na het sollicitatiegesprek heeft verzoekster de bedrijfsleider
bezocht om mee te delen dat zij zwanger was. Verzoekster wilde namelijk
vervelende reacties voorkomen nu haar gebleken was dat haar zwangerschap
in
een verder stadium was dan zij aanvankelijk dacht en al bijna zichtbaar
zou
worden. De wederpartij zei tegen verzoekster dat hij geen mogelijkheid
zag om
haar daadwerkelijk in dienst te nemen. Hij was op zoek naar een verkoopster
en niet naar een zwangere verkoopster. Tevens verweet hij haar dat zij
tijdens het sollicitatiegesprek haar zwangerschap voor hem had verzwegen.
Zij
had tijdens het gesprek aan hem moeten vertellen dat zij zwanger was. Nu
zij
dit niet gedaan had, was hij van mening geen verplichtingen meer tegenover
haar te hebben.
De stelling van de wederpartij dat hij, toen de gemachtigde van verzoekster
hem belde, deze heeft meegedeeld dat niet de zwangerschap maar de
loonkostensubsidie de reden was voor het niet aannemen van verzoekster
wordt
door de gemachtigde ontkend. Zij stelt nimmer telefonisch kontakt met de
wederpartij te hebben gehad.
3.4. De wederpartij stelt het volgende ten aanzien van de vraag of hij
met
verzoekster een arbeidsovereenkomst is aangegaan.
Met verzoekster is geen arbeidsovereenkomst gesloten. De wederpartij heeft
nog nooit een personeelslid aangenomen in een eerste sollicitatiegesprek.
Hij
wenst de indrukken uit het sollicitatiegesprek zorgvuldig af te wegen
alvorens tot een beslissing te komen. Ook zijn er na een eerste
sollicitatiegesprek vaak nog zaken, zoals referenties, na te trekken. Ten
opzichte van verzoekster is niet anders gehandeld dan anders. Het feit
dat
tijdens het sollicitatiegesprek niet is gesproken over de vakantie en
beloning van verzoekster geeft ook aan dat het om een sollicitatiegesprek
ging. In het gesprek is alleen gezegd dat de CAO van toepassing was.
De wederpartij bevestigt dat het personeel met verzoekster heeft gesproken.
Dit was echter vooruitlopend op toekenning van een loonkostensubsidie en
in
het kader van de sollicitatieprocedure. De wederpartij is gewend om
sollicitanten te laten spreken met het overige personeel, zodat deze haar
mening over de sollicitanten kan geven.
In de winkel was een oproep om te solliciteren in de etalage geplaatst.
Tevens stond een dergelijke oproep op de toonbank. De oproep op de toonbank
is na verloop van enige tijd weggehaald, aangezien deze voor ongemak zorgde
doordat deze steeds omviel. De oproep aan sollicitanten die in de etalage
hing, is na het gesprek met verzoekster blijven hangen.
De wederpartij heeft een verklaring van het personeel overgelegd waarin
het
volgende staat vermeld.
“Op verzoek van dhr. H.I. Streuper bevestigen we, dat we tijdens de
sollicitatie procedure, kennis gemaakt hebben met mw. H., om ons oordeel
te
kunnen geven, of zij de geschikte candidate zou zijn als verkoopster in
de
zaak. Tevens bevestigen we, dat, tot een nieuwe verkoopster was aangenomen,
achter de etalageruit een kaart heeft gehangen, waar een verkoopster van
18-22 jaar werd gevraagd. De gezamenlijke medewerksters van Etos-Streuper
Drogisterij te Groningen.”
3.5. Ten aanzien van de vraag of de zwangerschap een rol speelde bij het
besluit van de wederpartij verzoekster niet aan te nemen, stelt de
wederpartij het volgende.
Het is niet juist dat tijdens het sollicitatiegesprek gezegd zou zijn dat
de
leeftijd van verzoekster geen rol speelde. De wederpartij zocht een
verkoopster in de leeftijd van 18 tot 22 jaar. Deze leeftijden stonden
in de
oproep ook met zo veel woorden vermeld. De wederpartij had er belang bij
om
een jongere, en dus goedkopere, arbeidskracht aan te nemen. Verzoekster
viel
niet binnen de gewenste leeftijdscategorie. De bedrijfsleider was echter
onlangs op de hoogte geraakt van de mogelijkheid om voor langdurig werklozen
loonkostensubsidie te verkrijgen. De dag na het eerste sollicitatiegesprek
heeft de bedrijfsleider bij het arbeidsbureau geïnformeerd naar de
mogelijkheid van een loonkostensubsidie voor verzoekster. Deze mogelijkheid
bleek niet te bestaan, omdat verzoekster weliswaar langer dan zes maanden
als
werkzoekende stond ingeschreven, maar zij in de tussentijd als uitzendkracht
loon had verdiend. De wederpartij heeft daarom verzoekster in het tweede
gesprek meegedeeld, dat zij vanwege haar leeftijd niet in aanmerking kwam
voor de functie. Inmiddels heeft de wederpartij een nieuwe verkoopster
aangenomen die de leeftijd heeft van 20 jaar. Verzoekster is niet is
afgewezen op grond van haar geslacht en de daarmee samenhangende
zwangerschap.
Ten aanzien van de verklaring van de getuige stelt de wederpartij inderdaad
met deze telefonisch kontakt te hebben gehad. Hij kan zich echter niet
herinneren dat hij het door de getuige gestelde over de zwangerschap zou
hebben gezegd. Tegenover de gemachtigde van verzoekster, die hem had gebeld,
heeft hij juist gezegd dat niet de zwangerschap maar de loonkostensubsidie
de
reden was waarom verzoekster niet was aangenomen.
De verklaring van de getuige
3.6. De getuige is, evenals de gemachtigde van verzoekster, werkzaam bij
het
Gereformeerd Maatschappelijk Verbond te Zwolle. Hij heeft op 6 maart 1996
naar de wederpartij gebeld en gezegd dat verzoekster een klacht had over
de
sollicitatieprocedure. De wederpartij ontkende verzoekster in dienst te
hebben genomen aangezien met haar slechts een sollicitatiegesprek was
gevoerd. Hij zei aan de getuige dat hij het waardeerde dat verzoekster
zelf
over haar zwangerschap was begonnen. Hij gaf aan dat de zwangerschap de
doorslag had gegeven. Hij zei: “Ik waardeer het dat zij vertelde dat ze
zwanger was, want daardoor kon ik maatregelen nemen”.
4. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE
4.1. In geding is de vraag of de wederpartij jegens verzoekster onderscheid
naar geslacht heeft gemaakt als bedoeld in de wetgeving gelijke behandeling.
Ten aanzien van de vraag of het bestreden handelen van de wederpartij
betrekking heeft op het aangaan of op het beëindigen van een
arbeidsovereenkomst met verzoekster stelt de Commissie vast, dat het
standpunt van verzoekster dat zij was aangenomen door de wederpartij wordt
betwist. Partijen spreken elkaar tegen met betrekking tot de inhoud van
het
sollicitatiegesprek, de bedoeling van de kennismaking door verzoekster
met
het personeel en de reden van de verwijdering van één van de oproepen om
te
solliciteren. Gelet op het hieromtrent door partijen aangevoerde is de
Commissie van oordeel dat onvoldoende aanwijzingen zijn om te kunnen
vaststellen dat sprake was van een arbeidsovereenkomst. Derhalve onderzoekt
de Commissie of sprake is van onderscheid naar geslacht bij het aangaan
van
de arbeidsovereenkomst.
4.2. Voor de beantwoording van deze vraag zijn de volgende wetsartikelen
van
belang.
In gevolge artikel 7:646 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) (Tot 1 april
1997 was de inhoud van dit artikel vervat in artikel 7A:1637ij lid 1 van
het
Burgerlijk Wetboek) is het verboden bij het aangaan van een
arbeidsovereenkomst onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen.
Artikel 7:646 lid 5 BW bepaalt dat onder onderscheid tussen mannen en vrouwen
moet worden verstaan direct en indirect onderscheid. Onderscheid op grond
van
zwangerschap, bevalling en moederschap is blijkens deze bepaling een vorm
van
direct onderscheid.
De wet biedt geen ruimte voor het rechtvaardigen van direct onderscheid.
De
enige uitzonderingen op het verbod van direct onderscheid zijn de in artikel
7:646 lid 2-4 BW genoemde uitzonderingen. Deze uitzonderingen zijn hier
niet
van toepassing.
4.3. Ten aanzien van de vraag of de zwangerschap van verzoekster mede een
rol
heeft gespeeld bij het besluit van de wederpartij verzoekster af te wijzen
voor de functie, stelt de Commissie vast dat de wederpartij ontkent dat
dit
het geval is. Verzoekster stelt dat de wederpartij haar in het tweede gesprek
met zoveel woorden heeft gezegd geen zwangere verkoopster te willen. Tevens
moet worden geconstateerd dat de getuige verklaart, dat de wederpartij
jegens
hem heeft gesteld dat hij maatregelen kon nemen, doordat verzoekster melding
maakte van haar zwangerschap.
Gelet op de verklaring van de getuige, die het standpunt van verzoekster
bevestigt, acht de Commissie aannemelijk dat de zwangerschap mede een rol
heeft gespeeld bij het besluit van de wederpartij haar af te wijzen voor
de
functie.
Hieraan doet niet af dat de leeftijd van verzoekster mogelijk ook een reden
voor het handelen van de wederpartij was. Het is vaste jurisprudentie van
de
Commissie gelijke behandeling dat, ook indien zwangerschap niet de
doorslaggevende reden is geweest om een zwangere kandidate niet te benoemen
maar slechts één van de redenen, in strijd met de wetgeving gelijke
behandeling van mannen en vrouwen is gehandeld (Commissie gelijke
behandeling, 23 mei 1995, oordeelnummer 95-15 en Commissie gelijke
behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid, 8 mei 1990, oordeelnummer
172-90-31 en 23 juni 1992, oordeelnummer 518-92-37).
De Commissie concludeert derhalve dat de wederpartij direct onderscheid
tussen mannen en vrouwen heeft gemaakt zoals verboden in de wetgeving gelijke
behandeling.
5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE
De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat Drogisterij Etos/Streuper
te
Groningen jegens mevrouw M.T. H. te Groningen direct onderscheid tussen
mannen en vrouwen heeft gemaakt als bedoeld in artikel 7:646 lid 1 van
het
Burgerlijk Wetboek en derhalve heeft gehandeld in strijd met genoemde wet.
Rechters
Mw. mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck (Kamervoorzitter), mw. mr. E.F.Lagerwerf-Vergunst (lid Kamer), dhr. mr. W.A. van Veen (lid Kamer), mw.A.C.van Doornen (secretaris Kamer)