Instantie: Commissie gelijke behandeling, 10 juni 1997

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Een anti-discriminatiebureau heeft bij een disco een praktijktest uitgevoerd
waarbij een allochtone en een autochtone groep jongeren kort na elkaar
hebben getracht toegang te krijgen. De allochtone jongeren werd de toegang
geweigerd, omdat zij niet in het bezit waren van een ledenkaart. De groep
autochtone jongeren heeft vervolgens niet meer getracht de toegang te verkrijgen.
Omdat de portiers bij deze weigering niet hebben aangegeven hoe een ledenkaart
verkregen kon worden, is volgens verzoekster onderscheid gemaakt op grond
van ras.
De Commissie oordeelt dat, nu de groep autochtone jongeren de praktijktest
niet heeft uitgevoerd, niet vastgesteld kan worden of er daadwerkelijk
sprake is van onderscheid op grond van ras. Verzoekster heeft kort voor
de zitting aanvullend bewijs aangeboden op grond waarvan het onderzoek
zal worden voortgezet.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK

1.1 Op 11 juni 1996 heeft Anti Discriminatie Bureau Twente (ADB) te Enschede
(hierna: verzoekster) de Commissie gelijke behandeling verzocht een oordeel
uit te spreken over de vraag of (….) te Hengelo (hierna: de wederpartij)
onderscheid heeft gemaakt op grond van ras als bedoeld in de Algemene wet
gelijke behandeling (AWGB).

1.2. Verzoekster heeft bij de wederpartij een praktijktest uitgevoerd waarbij
een allochtone en een autochtone groep jongeren kort na elkaar hebben getracht
toegang te krijgen tot de dansgelegenheid van de wederpartij. Beide groepen
werd de toegang geweigerd, omdat zij niet in het bezit waren van een ledenkaart.
Omdat de portiers bij deze weigering niet hebben aangegeven hoe een ledenkaart
verkregen kon worden, is verzoekster van mening dat de wederpartij in strijd
heeft gehandeld met de AWGB.

2. DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET VERZOEK

Verzoekster is een stichting welke zich blijkens haar statuten onder meer
ten doel stelt het bestrijden van discriminerend handelen van overheidsorganen,
instellingen, bedrijven, groepen of personen, alles in de ruimste zin des
woords, een en ander uitgevoerd volgens een jaarlijks door het bestuur
vast te stellen beleidsplan en daarbij behorend werkplan.
Uit de feitelijke werkzaamheden van verzoekster blijkt dat zij in overeenstemming
met haar statuten de belangen behartigt van degenen die de Algemene wet
gelijke behandeling (AWGB), de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen
(WGB) en artikel 7:646-648 Burgerlijk Wetboek (BW) beogen te beschermen.
Hiermee voldoet verzoekster aan de ontvankelijkheidsvereisten zoals gesteld
in artikel 12 lid 2 sub e AWGB.
Verzoekster heeft geen namen genoemd van personen ten nadele van wie zou
zijn gehandeld, zoals bedoeld in artikel 12 lid 3 AWGB. Een onderzoek door
de Commissie naar mogelijke bezwaren van deze personen tegen het onderhavige
verzoek blijft derhalve achterwege.

3. DE LOOP VAN DE PROCEDURE

3.1. De Commissie heeft het verzoek om een oordeel in behandeling genomen
en partijen hebben hun standpunten schriftelijktoegelicht. Verzoekster
heeft een videoband met opnames van de praktijktest overgelegd die zijn
uitgezonden in het programma `Hier en nu’ van de NCRV op 3 juni 1996.

3.2. Vervolgens heeft de Commissie partijen opgeroepen voor een zitting
op 25 maart 1997. De wederpartij heeft aan deze oproep geen gehoor gegeven.

Bij de zitting waren aanwezig:

van de kant van verzoekster:
– dhr (….) (coördinator verzoekster)
– dhr (….) (medewerker verzoekster)
– mw mr. (….) (deskundige Landelijk Bureau Racismebestrijding)

van de kant van de Commissie
– mw. mr. L.Y. Gonçalves-Ho Kang You (Kamervoorzitter)
– mw. dr. L. Mulder (lid Kamer)
– dhr. mr. P.R. Rodrigues (lid Kamer)
– mw. mr. D. Jongsma (secretaris Kamer).

3.3. Het oordeel is vastgesteld door Kamer II van de Commissie. In deze
Kamer hebben zitting de leden als genoemd onder 3.2.

4. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

De feiten

4.1. De wederpartij exploiteert een discotheek. Voor wat betreft de toegang
tot haar etablissement hanteert de wederpartij de regel dat toelating plaatsvindt
op vertoon van een lidmaatschapskaart.

4.2. Naar aanleiding van meerdere klachten van allochtone jongeren over
de weigering om hen toe te laten tot verschillende discotheken in Twente,
heeft verzoekster praktijktesten uitgevoerd bij een viertal gelegenheden,
waaronder die van de wederpartij.
Het doel van deze testen was enerzijds om na te gaan of discotheekbezoekers
ongelijk worden behandeld op grond van hun huidskleur of afkomst en anderzijds
om te bezien of de in mei 1993 door het Bedrijfschap Horeca ingevoerde
anti-discriminatiecode wordt gehandhaafd in deze discotheken.

De vier onderzochte discotheken zijn geselecteerd op grond van:
– meldingen bij verzoekster van jongeren, die slachtoffer zijn geweest
van weigering bij de discotheken;
– getuigenissen van jongeren, die bij de discotheken hebben geconstateerd
dat allochtone jongeren werden geweigerd;
– de omstandigheid dat Enschede en Hengelo steden zijn, die de meeste Twentse
discotheekbezoekers ontvangen in het weekend.

De eerste praktijktest is uitgevoerd in de nacht van 25 op 26 mei 1996.
Van deze praktijktest zijn filmopnamen gemaakt, die in NCRV’s `Hier en
nu’ van 3 juni 1996 zijn uitgezonden.

De tweede praktijktest is in de nacht van 1 op 2 juni 1996 uitgevoerd,
maar niet bij de discotheek van de wederpartij.

De standpunten van partijen

4.3. Verzoekster stelt het volgende

Ten aanzien van de uitvoering van de praktijktest heeft verzoekster een
aantal algemene uitgangspunten gehanteerd.

Alle groepen konden op grond van uiterlijke kenmerken `zo op het oog’ omschreven
worden als gemiddelde discotheekbezoekers. Het profiel van de testpersonen
was als volgt:
– de testpersonen hebben op geen enkele wijze een relatie met de organisatie
van verzoekster;
– de testpersonen hebben geen strafrechtelijk verleden;
– de testpersonen onderscheiden zich niet al te veel van de gemiddelde
discotheekbezoekers in de zin van haardracht, kleding, schoeisel en dergelijke;
– de allochtone testpersonen beheersen de Nederlandse taal zodanig dat
zij tot discussie met bijvoorbeeld een portier in staat zijn.

Verzoekster heeft voor de praktijktest personen geselecteerd die niet bekend
waren bij de te bezoeken discotheken.
Deze personen waren ouder dan 21 jaar, zij waren goed gekleed en hadden
een normale haardracht. Voor zover er verschillen tussen beide groepen
bestonden, vielen deze in het nadeel uit van de autochtone controlegroep
die wellicht een iets minder goed verzorgde indruk maakte dan de allochtone
groep.

4.4. In de nacht van zaterdag 25 mei op zondag 26 mei 1996 heeft verzoekster
een praktijktest horeca uitgevoerd bij drie discotheken in Hengelo en één
in Enschede. De discotheken zijn in mei bezocht door twee groepen, één
groep bestaande uit vier
allochtone jongeren en één controlegroep bestaande uit vier autochtone
jongeren. De controlegroep had tot taak om direct na de weigering van de
allochtone jongeren toegang te vragen bij de discotheek.
Voorts was er een medewerker van de organisatie van verzoekster aan de
controlegroep toegevoegd om zoveel mogelijk mee te maken van discussies
aan de deur van discotheken tussen portiers en de allochtone jongeren.
Beide groepen werden in het oog gehouden en gevolgd door medewerkers van
de organisatie van verzoeksters om zicht te houden op de totale gebeurtenissen.

De praktijktest is vervolgens herhaald in de nacht van 1 juni 1996 op 2
juni 1996, maar dat is niet gebeurd bij de discotheek van de wederpartij.

4.5. Met betrekking tot de discotheek van de wederpartij heeft de praktijktest
in de nacht van 25 op 26 mei 1996 de volgende bevindingen opgeleverd:
‘Rondom middernacht arriveerden wij bij discotheek (….)
De portier vroeg om onze ledenkaart. Wij zeiden hem dat wij geen lid waren,
maar dat graag wilden worden. Waarop hij zei dat dat vanavond niet kon.
Inmiddels merkte ik (K.A.) dat de controlegroep vlak achter ons stond en
ook meerdere bezoekers wilden deze disco bezoeken. De portier riep iedereen
toe: `Zonder ledenkaart kom je er niet in!’. ((….)) Daarop vertrokken
wij en de controlegroep’.

Verslag van twee medewerkers van de organisatie van verzoekster van de
uitvoering van de praktijktest bij de wederpartij op 25 en 26 mei 1996:
‘Met zijn tweeën (A.O. en T.V.) stonden we in de directe nabijheid van
deze disco. Wij zagen een discussie ontstaan tussen de Marokkaanse groep
en de portier. Er kwamen meerdere bezoekers bij staan, waaronder de controlegroep.
Na enkele minuten vertrok de Marokkaanse en de controlegroep, waarna de
overige blanke bezoekers vrij toegang hadden tot deze disco.’

Verzoekster constateert na deze weigering dat andere allochtone jongeren
de toegang wordt geweigerd en dat autochtone jongeren niet om een ledenkaart
wordt gevraagd.

4.6. Naar aanleiding van het schriftelijk verweer van de wederpartij stelt
verzoekster dat allochtone jongeren zich bij verzoekster beklaagd hebben
dat portiers in dienst bij de wederpartij niet kenbaar maken hoe een ledenkaart
verkregen kan worden. Ook klaagden zij erover dat autochtone jongeren niet
om een ledenkaart werd verzocht. De wederpartij voert een inconsequent
toelatingsbeleid, omdat een portier moet kunnen aangeven waarop hij een
weigering om een bepaalde persoon toe te laten baseert.

4.7. Verzoekster heeft bij brief van 21 maart 1997 aan de Commissie verzocht
een tweede praktijktest in haar oordeel te betrekken. Deze praktijktest
heeft plaatsgevonden op zaterdagnacht 26 oktober 1996 en zaterdagnacht
2 november 1996.

De wederpartij stelt het volgende

4.8. Op basis van een nader intern onderzoek concludeert de wederpartij
dat de portier niet discriminerend heeft opgetreden door te vragen om een
ledenkaart.

De getuigenis van de twee medewerkers van de organisatie van verzoekster
sluit niet uit dat er geen allochtone jongeren zijn toegelaten. Uit dit
verslag blijkt uitsluitend dat er na het vertrek van beide onderzoeksgroepen
alleen autochtonen zijn
toegelaten.

5. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

5.1. In geding is de vraag of de wederpartij bij de toelating tot haar
discotheek onderscheid heeft gemaakt op grond van ras als bedoeld in artikel
1 in samenhang met artikel 7 AWGB.

5.2. Artikel 1 AWGB bepaalt dat onder onderscheid onder andere wordt verstaan
onderscheid tussen personen op grond van ras.
Het begrip ras in de AWGB dient overeenkomstig het Internationaal Verdrag
inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie en vaste jurisprudentie
van de Hoge Raad ruim te worden uitgelegd. Deze omvat tevens huidskleur,
afkomst, of nationale of etnische afstamming (Tweede Kamer, vergaderjaar
1990-1991, nr. 3, pag. 13.).

Artikel 7 lid 1 sub b AWGB verbiedt in samenhang met artikel 1 AWGB onder
meer direct onderscheid tussen personen op grond van ras bij het aanbieden
van goederen en diensten, indien dit geschiedt in de uitoefening van een
beroep of bedrijf. Onder het sluiten van overeenkomsten wordt mede verstaan
het weigeren een overeenkomst aan te gaan (Tweede Kamer, 1991-1992, 22014,
nr. 5, p. 7-8.).

5.3. Verzoekster heeft verslagen van de praktijktesten en een videoband
als bewijs overgelegd. Zowel de civiele rechter als de strafrechter hebben
de praktijktest als bewijsmiddel geaccepteerd (Zie onder andere Rb Amsterdam
20 maart 1992, Rechtspraak Rassendiscriminatie 287 (straf) en Rb Zutphen
26 juni 1980, Rechtspraak Rassendiscriminatie 16 (civiel).). De Commissie
is eveneens van oordeel dat door middel van praktijktesten, afhankelijk
van de omstandigheden, het bewijs van ongelijke behandeling kan worden
geleverd.
De Commissie constateert voorts dat niet gesteld of gebleken is dat het
beeldverslag inbreuk op het recht op privacy maakt, zodat de videoband
eveneens als bewijsmiddel kan dienen.

5.4. De Commissie stelt op grond van de verklaringen van verzoekster en
het overgelegde videomateriaal vast dat de allochtone groep vergelijkbaar
is met de controlegroep wat betreft leeftijd, uiterlijke verzorging en
houding.

5.5. Uit het verslag van de praktijktest in de nacht van 25 op 26 juni
1996 en de daarop ter zitting gegeven toelichting blijkt dat de allochtone
groep de toegang tot de discotheek is geweigerd en dat de controlegroep
geen toegang heeft geprobeerd te krijgen.
Aangezien de controlegroep de praktijktest niet heeft uitgevoerd, is het
niet mogelijk vast te stellen of er daadwerkelijk sprake is van onderscheid
op grond van ras.

5.6. Verzoekster stelt dat na de praktijktest nog andere allochtone jongeren
zijn geweigerd, terwijl autochtone jongeren niet om een ledenkaart werd
gevraagd. Verzoekster heeft kort voor de zitting van die stelling aanvullend
bewijs aangeboden door middel van twee praktijktesten die op zaterdagnacht
26 oktober en 2 november 1996 zijn uitgevoerd en heeft het verslag van
deze testen overgelegd. De Commissie zal het onderzoek voortzetten voor
wat deze twee praktijktesten betreft en zal de wederpartij in de gelegenheid
stellen op het door verzoekster overgelegde verslag te reageren.

6. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE

De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat zij het onderzoek zal voortzetten
op de wijze als in overweging 5.6. omschreven.
De wederpartij wordt in de gelegenheid gesteld op het verslag van verzoekster
over de twee praktijktesten van oktober en november 1996 te reageren en
zonodig tegenbewijs te leveren. De wederpartij dient deze informatie te
verstrekken uiterlijk 4 weken na het vaststellen van dit oordeel.

Rechters

Mw. mr. L.Y. Gonçalves-Ho Kang You (Kamervoorzitter), mw. dr. L. Mulder(lid Kamer), dhr. mr. P.R. Rodrigues (lid Kamer), mw. mr. D. Jongsma (secretarisKamer)