Instantie: Commissie gelijke behandeling, 19 november 1996

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Verzoekster heeft kennis genomen van een personeelsadvertentie in een
zondagsblad. In de advertentie vraagt de wederpartij om een
`receptioniste/administratief medewerkster’. Eén van de functie-eisen die
door de wederpartij genoemd wordt is `accentloos Nederlands spreken’. Tevens
signaleert verzoekster dat de wederpartij zich in deze advertentie specifiek
richt op werving van vrouwelijke medewerkers.
In de onderhavige advertentie worden alleen de vrouwelijke functiebenamingen
gebruikt. Verder wordt expliciet gevraagd naar een gast vrouw . Er
wordt geen gebruik gemaakt van de aanduiding `m/v’. Evenmin wordt
uitdrukkelijk vermeld dat zowel mannen als vrouwen voor de functie in
aanmerking komen.
Derhalve is de Commissie van oordeel dat de wederpartij onderscheid heeft
gemaakt op grond van geslacht als bedoeld in artikel 3 lid 4 WGB.
De vraag is evenwel of één van de wettelijke uitzonderingen in het
onderhavige geval van toepassing is.
De wederpartij heeft geen expliciet beroep gedaan op een wettelijke
uitzondering op het verbod om onderscheid te maken. Wel geeft de wederpartij
aan dat mannelijke bezoekers liever door een gastvrouw dan door een gastheer
zouden worden ontvangen.
De Commissie stelt vast dat de wettelijke uitzonderingen in dit geval niet
toepasselijk zijn.
Ten tweede is in het geding de vraag of de wederpartij bij de aanbieding van
een betrekking door het stellen van de eis `accentloos Nederlands spreken’
onderscheid heeft gemaakt naar ras of nationaliteit, dan wel beide.
Deze levert in de gegeven omstandigheden noch direct onderscheid naar ras,
noch direct onderscheid naar nationaliteit op. Het criterium accentloos
Nederlands spreken maakt op zich geen onderscheid tussen personen op grond
van hun ras of nationaliteit.
De gestelde functie-eis heeft indirect onderscheid naar ras of nationaliteit
tot gevolg.
Het doel dat nagestreefd wordt is het aantrekken van personeel dat de functie
van receptionist(e)/administratief medewerk(st)er naar behoren kan
uitoefenen. De Commissie stelt vast dat aan dit doel iedere discriminatie
vreemd is, terwijl het doel beantwoordt aan een werkelijke behoefte van de
organisatie.
De wederpartij heeft zelf aangegeven dat de taaleis gesteld wordt omdat een
receptioniste in het gehele land goed verstaanbaar moet zijn. De bewoordingen
en daarmee de selectieve werking van de advertentie gaan dit doel echter ver
te buiten.
De Commissie concludeert op bovenstaande gronden dat het gekozen middel niet
geschikt en niet noodzakelijk is om het nagestreefde doel te bereiken.

Volledige tekst

1. Het verzoek
1.1. Op 25 januari 1996 verzocht de Stichting Meldpunt Rassendiscriminatie
Delft te Delft (hierna: verzoekster) de Commissie gelijke behandeling
(hierna: de Commissie) haar oordeel uit te spreken over de vraag of (…) BV
te Delft (hierna: de wederpartij) bij de aanbieding van een betrekking in
strijd met de wetgeving gelijke behandeling heeft gehandeld.
1.2. Verzoekster heeft kennis genomen van een personeelsadvertentie in een
zondagsblad. In de advertentie vraagt de wederpartij om een
`receptioniste/administratief medewerkster’. Eén van de functie-eisen die
door de wederpartij genoemd wordt is `accentloos Nederlands spreken’. Tevens
signaleert verzoekster dat de wederpartij zich in deze advertentie specifiek
richt op werving van vrouwelijke medewerkers.
Verzoekster is van mening dat de wederpartij daarmee onderscheid naar
geslacht en ras of ook nationaliteit heeft gemaakt als bedoeld in de
wetgeving gelijke behandeling.

2. De ontvankelijkheid van het verzoek
Verzoekster is een stichting welke zich blijkens haar statuten onder meer ten
doel stelt het instandhouden van meldpunten voor klachten over discriminerend
handelen en de behandeling van deze klachten.
Verzoekster tracht dit doel onder meer te bereiken door middel van onderzoek,
overleg en andere (juridische) acties.
Uit de feitelijke werkzaamheden van verzoekster blijkt dat zij in
overeenstemming met haar statuten de belangen behartigt van degenen die de
Algemene wet gelijke behandeling (AWGB), de Wet gelijke behandeling van
mannen en vrouwen (WGB) en art. 7A:1637ij Burgerlijk Wetboek (BW) beogen te
beschermen. Hiermee voldoet verzoekster aan de ontvankelijkheidsvereisten
zoals gesteld in art. 12 lid 2 sub e AWGB. Verzoekster heeft geen namen
genoemd van personen ten nadele van wie zou zijn gehandeld, zoals bedoeld in
art. 12 lid 3 AWGB. Een onderzoek door de Commissie naar mogelijke bezwaren
van deze personen tegen het onderhavige verzoek kan derhalve achterwege
blijven.

3. De loop van het onderzoek
3.1. De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en een onderzoek
ingesteld. Partijen hebben hun standpunten schriftelijk toegelicht.
3.2. De Commissie heeft partijen opgeroepen en deze hebben hun standpunten
nader toegelicht tijdens een zitting op 23 september 1996.
Bij deze zitting waren aanwezig:

van de kant van verzoekster
dhr. mr. (…) ( Stichting Meldpunt Rassendiscriminatie Delft)

van de kant van de wederpartij
– mw. (…) (personeelsfunctionaris)
– dhr. mr. M.P.A. Bos (advocaat)

van de kant van de Commissie
– mw. mr. L.Y. Gonçalves-Ho Kang You (Kamervoorzitter)
– mw. mr. dr. L. Mulder (lid Kamer)
– dhr. drs. B. van Schijndel (lid Kamer)
– mw. I.M. Hidding (secretaris Kamer).
3.3. Het oordeel is vastgesteld door Kamer II van de Commissie. In deze Kamer
hebben zitting de leden als vermeld onder 3.2.

4. De resultaten van het onderzoek

De feiten
4.1. De wederpartij is een middelgroot softwarehuis.
Per december 1995 bedroeg het totaal aantal medewerkers 59. Er waren op dat
moment 15 vrouwen, waaronder één vrouw van allochtone afkomst, en twee
allochtone mannen werkzaam.
4.2. Een persoon van Chinese afkomst heeft bij verzoekster geklaagd over een
personeelsadvertentie van de wederpartij in het blad `Delft op zondag’ van 28
mei 1995.
De tekst van de betreffende advertentie luidt als volgt:
`Omdat één van onze huidige, zeer gewaardeerde, medewerksters onze
organisatie gaat verlaten, zoeken wij per 1 augustus een enthousiaste
receptioniste/administratief medewerkster voor 40 uur per week.
Uw werkzaamheden zullen bestaan uit het op vriendelijke en correcte wijze
aannemen van de telefoon en het ontvangen van bezoekers. Bovendien treedt u
als gastvrouw op bij workshops en andere gelegenheden. Uiteraard behoren ook
faxen, kopiëren, typewerkzaamheden en het bijhouden van de kantoorvoorraad
tot uw werk.
Wanneer u beschikt over een HAVO-diploma (met Engels), ervaring in voornoemde
werkzaamheden en verantwoordelijkheidsgevoel, en bovendien stress-bestendig
bent en accentloos Nederlands spreekt, bent u de juiste kandidaat voor deze
afwisselende job.’

4.3. Verzoekster heeft op 20 juni 1995 aan de wederpartij schriftelijk een
nadere toelichting gevraagd op de in de advertentie gestelde eis `accentloos
Nederlands spreken’. De wederpartij heeft daar telefonisch op gereageerd. Na
dit telefoongesprek heeft verzoekster de wederpartij schriftelijke gevraagd
waarom in de advertentie alleen vrouwelijke medewerkers worden geworven. Toen
verzoekster geen antwoord van de wederpartij ontving, heeft verzoekster een
verzoek om een oordeel ingediend bij de Commissie.

De standpunten van partijen
4.4. Verzoekster stelt het volgende.
Het recht laat het stellen van taaleisen toe zolang deze functioneel zijn.
Verzoekster betwijfelt of dat bij deze functie het geval is. De praktijk
leert dat taaleisen vaak als negatief effect hebben dat veel allochtonen bij
voorbaat voor een functie worden uitgesloten.
Verzoekster vraagt zich af wat de wederpartij bedoelt met accentloos
Nederlands spreken en of een Limburger die bijvoorbeeld met een zachte g
spreekt of een Amsterdammer met een Jordanese tongval niet in aanmerking
kunnen komen voor de functie.
De eis is zo geformuleerd dat allochtonen zich bij voorbaat niet geroepen
zullen voelen om te reageren op de vacature. Daardoor leidt de functie-eis
tot indirecte discriminatie. De wederpartij had dan ook moeten kiezen voor
een andere formulering, bijvoorbeeld `goede beheersing van de Nederlandse
taal in woord en geschrift’.
4.5. De wederpartij stelt het volgende.
De door verzoekster ingediende klacht is gechargeerd omdat verzoekster stelt
dat de wederpartij slechts twee functie-eisen opgenomen heeft, namelijk
accentloos Nederlands spreken en vrouw zijn. In werkelijkheid zijn echter
vijf a zes functie-eisen in de advertentie opgenomen.
Zoals zoveel bedrijven en instellingen prefereert de wederpartij vrouwelijke
receptionisten. Ten eerste omdat zij in het algemeen over een betere
telefoonstem beschikken dan mannen en ten tweede omdat het merendeel van de
overwegend mannelijke bezoekers liever door een gastvrouw dan door een
gastheer wordt ontvangen.
Formeel had de wederpartij de vermelding `m/v’ achter de functie moeten
zetten. Dit kwam op de wederpartij nogal ambtelijk over. Gezien de commotie
over de advertentie zal de wederpartij in het vervolg deze toevoeging
plaatsen.
De functie-eis accentloos Nederlands spreken is tot op heden slechts aan de
functie van receptioniste gesteld. Bij telefonische reacties op advertenties
voor deze functie worden sollicitanten reeds voorgeselecteerd op het
accentloos Nederlands spreken.
Deze eis is gebaseerd op de ervaring van de wederpartij bij het werven van
receptionistes uit de Delftse en Haagse omgeving. Veel kandidaten spreken met
een Delfts of Haags accent. Voor veel functies is dit geen enkel bezwaar,
echter voor de onderhavige functie wel. Receptionisten dienen voor mensen uit
het hele land goed verstaanbaar te zijn.
Waarom in onderhavige advertentie voor `accentloos Nederlands’ is gekozen, is
de wederpartij niet bekend.
De eis `accentloos’ komt de wederpartij, bij nader inzien, `hard’ voor.
De wederpartij weet uit eigen ervaring dat er zeer veel mensen van
buitenlandse afkomst zijn die accentloos en goed Nederlands spreken.
Uiteraard komen deze mensen in aanmerking voor deze functie.
Het was zeker niet de bedoeling van de eis `accentloos Nederlands’ om
allochtonen te weerhouden om te reageren. Het is de wederpartij onbekend
hoeveel allochtonen op de betreffende advertentie gesolliciteerd hebben.

De wederpartij wijst de beschuldiging van discriminatie dan ook volstrekt af
en ervaart deze zelfs als ongepast. Dat is ook de reden dat de wederpartij
niet gereageerd heeft op de naar haar mening aanmatigende brief van
verzoekster.
Nadat de wederpartij niet op die brief reageerde, is de klacht wegens
discriminatie op grond van geslacht erbij gesleept.

5. De overwegingen van de commissie
5.1. Ten eerste is in geding de vraag of de wederpartij bij de aanbieding van
een betrekking onderscheid heeft gemaakt op grond van geslacht als bedoeld in
de wetgeving gelijke behandeling door in de advertentie uitsluitend de
vrouwelijke functiebenaming te hanteren, door het weglaten van `m/v’ bij de
functieaanduiding en door specifiek een vrouwelijke medewerker te werven.
5.2. Met betrekking tot mogelijk onderscheid op grond van geslacht zijn de
volgende wetsartikelen van de WGB relevant.
Artikel 3 lid 1 WGB verbiedt onder meer het maken van onderscheid tussen
mannen en vrouwen bij de aanbieding van een betrekking.
In artikel 3 lid 3 WGB wordt het algemene verbod om onderscheid te maken naar
geslacht bij de aanbieding van een betrekking nader uitgewerkt. Dit artikel
schrijft voor dat uit de tekst en vormgeving van een advertentie duidelijk
moet blijken dat zowel mannen als vrouwen in aanmerking komen voor de
functie. In artikel 3 lid 4 WGB wordt deze eis vervolgens verder toegespitst
op het gebruik van functiebenamingen. Hierin is bepaald dat òf zowel de
mannelijke als de vrouwelijke functiebenaming gebruikt moet worden, òf
uitdrukkelijk vermeld moet worden dat zowel mannen als vrouwen in aanmerking
komen.
5.3. Ter beantwoording van voornoemde vraag overweegt de Commissie het
volgende.
In de onderhavige advertentie worden alleen de vrouwelijke functiebenamingen
gebruikt. Verder wordt expliciet gevraagd naar een gastvrouw. Er
wordt geen gebruik gemaakt van de aanduiding `m/v’. Evenmin wordt
uitdrukkelijk vermeld dat zowel mannen als vrouwen voor de functie in
aanmerking komen.
Derhalve is de Commissie van oordeel dat de wederpartij onderscheid heeft
gemaakt op grond van geslacht als bedoeld in artikel 3 lid 4 WGB.
De vraag is evenwel of één van de wettelijke uitzonderingen in het
onderhavige geval van toepassing is.
In artikel 5 WGB worden de wettelijke uitzonderingsmogelijkheden op het
verbod van direct onderscheid op grond van geslacht genoemd.
In artikel 5 lid 1 WGB is onder meer bepaald dat van het verbod van
onderscheid mag worden afgeweken ingeval van een voorkeursbeleid voor
vrouwen. Daarvan is in dit geval echter geen sprake.
Voorts is in artikel 5 lid 2 WGB onder meer bepaald dat van het verbod op
onderscheid mag worden afgeweken in gevallen waarin vanwege de aard of de
voorwaarden voor de uitoefening van de betreffende beroepsactiviteit het
geslacht bepalend is. Deze beroepsactiviteiten zijn omschreven in artikel 5
lid 3 WGB.
De wederpartij heeft geen expliciet beroep gedaan op een wettelijke
uitzondering op het verbod om onderscheid te maken. Wel geeft de wederpartij
aan dat mannelijke bezoekers liever door een gastvrouw dan door een gastheer
zouden worden ontvangen. Indien de wederpartij daarmee een beroep zou willen
doen op de eventuele geslachtsbepaaldheid van de functie, dan kan dat beroep
niet slagen. Immers het betreft hier niet één van de door de wet limitatief
voorziene gevallen van geslachtsbepaaldheid.
De Commissie stelt vast dat de wettelijke uitzonderingen in dit geval niet
toepasselijk zijn. Derhalve heeft de wederpartij direct onderscheid naar
geslacht gemaakt in strijd met artikel 3 lid 1 in samenhang met artikel 1
WGB.
5.4. Ten tweede is in het geding de vraag of de wederpartij bij de aanbieding
van een betrekking door het stellen van de eis `accentloos Nederlands
spreken’ onderscheid heeft gemaakt naar ras of nationaliteit, dan wel beide.
5.5. Met betrekking tot mogelijk onderscheid op grond van ras en/of
nationaliteit zijn de volgende wetsartikelen van de AWGB relevant.
Artikel 5 lid 1 sub a AWGB verbiedt, in samenhang met artikel 1 AWGB, onder
meer het maken van onderscheid naar ras en nationaliteit bij de aanbieding
van een betrekking.
Volgens artikel 1 AWGB wordt onder onderscheid verstaan zowel direct als
indirect onderscheid.
Van indirect onderscheid is sprake indien op grond van andere hoedanigheden
of gedragingen dan ras of nationaliteit onderscheid wordt gemaakt, dat direct
onderscheid naar ras of nationaliteit tot gevolg heeft.
In dit verband is van belang dat het begrip ras in de AWGB overeenkomstig het
Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van elke vorm van
rassendiscriminatie en vaste jurisprudentie van de Hoge Raad ruim moet worden
uitgelegd en tevens omvat: huidskleur, afkomst, of nationale of etnische
afstamming ( Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, nr. 3, pag. 13.).
Het begrip nationaliteit in de AWGB dient te worden begrepen als
nationaliteit in staatkundige zin, onafhankelijk van de feitelijke woon- of
verblijfplaats (Handelingen Eerste Kamer, 22 februari 1994, pag. 1086.).
5.6. Ter beantwoording van voornoemde vraag overweegt de Commissie het
volgende.
De in dit geval gestelde functie-eis `accentloos Nederlands spreken’ levert
in de gegeven omstandigheden noch direct onderscheid naar ras, noch direct
onderscheid naar nationaliteit op. Het criterium accentloos Nederlands
spreken maakt op zich geen onderscheid tussen personen op grond van hun ras
of nationaliteit (Zie Commissie gelijke behandeling, 4 juli 1995,
oordeelnummer: 95-30; 12 mei 1996, oordeelnummer: 96-29 en 1 juli 1996,
oordeelnummer: 96-55).
5.7. Vervolgens is de vraag aan de orde of door het hanteren van de
functie-eis `accentloos Nederlands spreken’ bij de werving voor de vacature
door de wederpartij indirect onderscheid naar ras of nationaliteit wordt
gemaakt. Dit is het geval als het nadelig effect van de taaleis in
overwegende mate personen treft van niet-Nederlandse etnische of nationale
afstamming, of niet- Nederlandse nationaliteit.
De Commissie overweegt hieromtrent het volgende.
Door de wederpartij wordt naast het HAVO-diploma de functie-eis gesteld van
een accentloze beheersing van de Nederlandse taal. Niet ontkend wordt dat
daardoor ook kandidaten van autochtone afkomst vanwege hun uitspraak door de
wederpartij afgewezen kunnen worden. Een dergelijke functie-eis treft echter
merendeels diegenen die niet vanaf hun eerste kinderjaren in Nederland hebben
gewoond. Dit zijn in overwegende mate personen van niet-Nederlandse etnische
of nationale afstamming, of niet-Nederlandse nationaliteit. In zoverre heeft
de gestelde functie-eis indirect onderscheid naar ras of nationaliteit tot
gevolg.
5.8. Het verbod van indirect onderscheid geldt volgens artikel 2 lid 1 AWGB
niet ten aanzien van indirect onderscheid dat objectief gerechtvaardigd is.
De Commissie toetst bij de vraag of sprake is van een objectieve
rechtvaardigingsgrond aan de volgende criteria (Tweede Kamer, vergaderjaar
1990-1991, 22 014, nr. 3, pag. 14 en Hof van Justitie van de Europese
Gemeenschappen, Bilka-Kaufhaus versus Weber von Hartz, 13 mei 1986, zaak
170/84; Rinner-Kühn versus FWW Spezial Gebaüdereinigung GmbH & Co. KG, 13
juli 1989, zaak 171/88):
– aan het nagestreefde doel moet iedere discriminatie vreemd zijn;
– de om het doel te bereiken gekozen middelen dienen te beantwoorden aan een
werkelijke behoefte van de organisatie;
– en moeten geschikt en noodzakelijk zijn om het gestelde doel te bereiken.
Het doel dat nagestreefd wordt is het aantrekken van personeel dat de functie
van receptionist(e)/administratief medewerk(st)er (Omdat het hier alleen gaat
om de gronden ras/nationaliteit, is een `geslachtsneutrale’
functie-aanduiding gebruikt.) naar behoren kan uitoefenen. De Commissie stelt
vast dat aan dit doel iedere discriminatie vreemd is, terwijl het doel
beantwoordt aan een werkelijke behoefte van de organisatie.
Vervolgens moet worden beoordeeld of het middel, in dit geval de onderhavige
taaleis, geschikt en noodzakelijk is om het gestelde doel te bereiken.
De wederpartij heeft zelf aangegeven dat de taaleis gesteld wordt omdat een
receptioniste in het gehele land goed verstaanbaar moet zijn. De bewoordingen
en daarmee de selectieve werking van de advertentie gaan dit doel echter ver
te buiten.
De Commissie concludeert op bovenstaande gronden dat het gekozen middel niet
geschikt en niet noodzakelijk is om het nagestreefde doel te bereiken.
De Commissie stelt vast dat er niet voldaan is aan de hiervoor genoemde
criteria voor een objectieve rechtvaardigingsgrond. Derhalve heeft de
wederpartij een verboden indirect onderscheid op grond van ras en
nationaliteit gemaakt.

6. Het oordeel van de commissie
De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat (…) BV te Delft bij de
aanbieding van een betrekking
I. direct onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt als bedoeld in
artikel 3 lid 1, 3 en 4 van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen
en derhalve in strijd met deze wet heeft gehandeld;
II. indirect onderscheid op grond van ras en nationaliteit heeft gemaakt bij
de aanbieding van een betrekking zoals bedoeld in artikel 5 lid 1 sub a van
de Algemene wet gelijke behandeling en derhalve in strijd met deze wet heeft
gehandeld.

Rechters

Mw. mr. L.Y. Gonçalves-Ho Kang You (Kamervoorzitter), mw. mr. dr. L. Mulder(lid Kamer), dhr. drs. B. van Schijndel (lid Kamer), mw. I.M. Hidding(secretaris Kamer)