Instantie
Rechtbank Amsterdam
Samenvatting
Verdachte heeft tijdens een echtelijke ruzie zijn vrouw gedood. Daarvoor
wordt hij door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven
jaar. De rechtbank rekende het verdachte zwaar aan dat hij met het doden van
zijn vrouw drie kinderen van hun moeder heeft beroofd. De rechtbank hield ook
rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de grote
relatieproblemen waarin hij verkeerde.
Volledige tekst
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding,
waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht. De in die
dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Voorvragen.
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 7 januari
1995 te Amsterdam opzettelijk K van het leven heeft beroofd, immers heeft
verdachte opzettelijk met kracht een halter tegen het hoofd van die K
geslagen, tengevolge waarvan voornoemde K is overleden.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft
begaan op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn
vervat.
5. De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een
rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Over verdachte zijn de volgende rapporten opgemaakt:
– een psychiatrisch rapport d.d. 6 juni 1995 opgemaakt door drs. E.S.M.A.
Joemmankhan, psychiater te Amsterdam;
– een psychologisch rapport d.d. 9 mei 1995 opgemaakt door Dr. A. Eppink,
psycholoog te Hilversum.
Het psychiatrisch rapport houdt onder meer in – zakelijk weergegeven -:
Tot een inhoudelijke oplossing van de problemen die optraden ten gevolge van
de sterk verstoorde relatie met zijn echtgenote was onderzochte niet in
staat. Hiervoor had hij de relatieproblemen teveel tot een machtsvraagstuk
getransformeerd. Bovendien was de steun van de extended family onvoldoende om
enige bijdrage te leveren voor een inhoudelijke oplossing.
Onderzochte besloot tot het executeren van de door de cultuur gedecreteerde
rechten als echtgenoot en vader en hoofd van het gezin, waarbij de
volgzaamheid van de echtgenote een centraal gegeven is.
Op de dag van het delict heeft (voor) onderzochte blijkbaar de afstraffing
een alles of niets aspect ingenomen en geraakte onderzochte in een
opwindingstoestand waardoor hij niet in staat was zijn eenmaal ingezet gedrag
af te remmen.
De psychiater komt tot de conclusie dat onderzochte is gekenmerkt door een
onvolgroeide persoonlijkheid met fragmenten van narcisme, dwangmatigheid en
hysterie. Ten tijde dat de ten laste gelegde feiten zouden zijn begaan,
verkeerde onderzochte in een toestand, die hem, psychiatrisch bezien,
enigszins verminderd toerekeningsvatbaar maakte.
Met betrekking tot de eventueel op te leggen straf en/of maatregel zij
opgemerkt dat straf als sanctie ook in zijn eigen beleving kan zorg dragen
voor het reduceren van de kans op recidive. Onderzochte zal na de eventuele
gevangenisstraf hulp behoeven in het sterker maken van zijn persoonlijkheid
en integratie in de maatschappij. Het advies van de psychiater luidt om bij
een eventuele veroordeling te komen tot een onvoorwaardelijke
gevangenisstraf.
Het psychologisch rapport houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
Onderzochte twijfelde ernstig aan de liefde en trouw van zijn vrouw en
hieruit ontstond een ziekelijke jaloezie jegens haar, zoals deze bij mannen
met zijn culturele achtergrond zo vaak voorkomt, met name bij hen die zich
erg onzeker voelen wat hun rolpositie aangaat. Dat laatste stond bij
onderzochte ernstig ter discussie: zijn vrouw was veel ouder dan hij, zij was
goed ingevoerd in Nederland en verdiende de kost. Ook was er een gebrekkige
taalcommunicatie. Dit alles is een goede voedingsbodem voor een
jaloersheidswaan die bij onderzochte ontstond op het substraat van een
Aanpassingsstoornis (die veel migranten na enige tijd ontwikkelen).
Bij onderzochte werd deze Aanpassingsstoornis niet overwonnen, gezien zijn
tamelijk geïsoleerde en afhankelijke positie waarin hij was terecht gekomen.
Daarna zien we bij onderzochte een paranoïde ontwikkeling ontstaan, zoals
deze dikwijls waarneembaar is bij migranten die het gedrag van hun naaste
omgeving niet kunnen duiden binnen hun eigen (culturele) referentiekader.
Onderzochte voelde zich machteloos in de situatie en hij voelde zich door
zijn vrouw onder emotionele druk gezet. Onderzochte was niet meer in staat
dingen in hun juiste proporties te zien. Onderzochte voelde zich volledig van
zijn vrouw afhankelijk. Dit deed ernstig afbreuk aan zijn gevoel van
zelfvertrouwen en was voor hem een zware psychische belasting. Wat
aanvankelijk een Aanpassingsstoornis was, groeide uit tot een Waanstoornis
van het Jaloersheidstype. Tussen beide echtelieden ontstonden op den duur
grote conflicten en ruzies. Tijdens een ruzie handelde onderzochte uit woede
en machteloosheid, hetgeen fatale gevolgen had. Onderzochte is mijns inziens
als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen in relatie tot het
tenlastegelegde.
Nu niet is gebleken dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is en ook
overigens geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid
van verdachte uitsluiten is verdachte strafbaar.
7. Motivering van de straffen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het
bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van
verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende
straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten
meewegen dat verdachte zijn partner het leven heeft ontnomen. Door verdachtes
toedoen hebben de nabestaanden van het slachtoffer, waaronder haar drie
kinderen, een zwaar verlies geleden. Aangenomen moet worden dat met name de
kinderen lange tijd de gevolgen zullen ondervinden van het overlijden van hun
moeder. Verdachte geeft zich daarvan ook thans nog onvoldoende rekenschap.
Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de inhoud van de onder 6. vermelde
rapporten, met name met de conclusie in het psychologisch rapport dat
verdachte met betrekking tot het delict als verminderd toerekeningsvatbaar
dient te worden beschouwd, alsmede met de conclusie in het psychiatrisch
rapport dat de straf als sanctie ook in de eigen beleving van de verdachte
kan zorgdragen voor het reduceren van de kans op recidive. Voorts heeft de
rechtbank kennis genomen van de inhoud van het over verdachte uitgebrachte
voorlichtingsrapport, d.d. 20 april 1995 opgemaakt door P. Vonk,
maatschappelijk werker bij de Reclassering Nederland te Amsterdam-Zuidoost.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van
verdachte en de relatieproblematiek waarin hij en zijn partner verkeerden.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: 1 metalen
stang, chroomkleurig en 1 gewicht van 1,75 kg, die aan verdachte toebehoren,
dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met
betrekking tot die voorwerpen het bewezen geachte is begaan.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikel 33, 33a en 287 van het
Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing:
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals
hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd
dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Doodslag.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte Z daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze
uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de
tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht.
Rechters
Mrs. De Wit, Blankevoort, Driessen