Instantie: Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, 27 januari 1995

Instantie

Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing

Samenvatting


Het beklag betreft de handelwijze van de medische dienst van de p.i.-en
“Overmaze”, de bejegening door het personeel, de handelwijze van het
afdelingshoofd en de handelwijze van het Bureau Sociale Dienstverlening
(B.S.D.) van “Overmaze”. De alleensprekende beklagrechter heeft klaagster
kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in haar beklag op de gronden als in
de aangehechte beschikking weergegeven. De beroepscommissie komt tot het
oordeel dat de alleensprekende beklagrechter op goede gronden en met
juistheid op het beklag heeft beslist. Klaagster heeft met betrekking tot
een drietal onderdelen van haar beklag aangegeven deze beslissing te
kunnen billijken. De beroepscommissie heeft ten aanzien van de handelwijze
van de medische dienst in aanmerking genomen dat klaagster, blijkens haar
beroepschrift, medio augustus 1994 wist dat “er iets mis was”. Mitsdien
had zij reeds op dat moment onverwijld beklag moeten instellen, in plaats
van nog ruim 2 weken hiermee te wachten. Klaagsters klaagschrift is immers
gedateerd op 1 september 1994. Anders dan klaagster is de beroepscommissie
van oordeel dat zij haar beklag derhalve niet tijdig heeft ingesteld.
Evenmin is aannemelijk dat klaagster dit zo spoedig mogelijk heeft gedaan
als redelijkerwijs van haar kon worden verlangd.

Volledige tekst

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als
volgt:

1. Inhoud van het beklag en de beslissing van de alleensprekende
beklagrechter:

Het beklag betreft de handelwijze van de medische dienst van de p.i.-en
“Overmaze”, de bejegening door het personeel, de handelwijze van het
afdelingshoofd en de handelwijze van het Bureau Sociale Dienstverlening
(B.S.D.) van “Overmaze”.

De alleensprekende beklagrechter heeft klaagster kennelijk
niet-ontvankelijk verklaard in haar beklag op de gronden als in de
aangehechte beschikking weergegeven.

2. Standpunten van klaagster en de directeur: Klaagster heeft in beroep
volhard in het tegenover de alleensprekende beklagrechter ingenomen
standpunt. Voorts is aangegeven dat zij terecht wegens
termijnoverschrijding niet- ontvankelijk is verklaard in haar beklag ten
aanzien van de bejegening door het personeel, de handelwijze van het
afdelingshoofd en de handelwijze van het B.S.D. Met betrekking tot haar
klacht over de medische dienst heeft zij betoogd dat zij voordat zij
gedetineerd werd op de wachtlijst stond voor een operatie. Nadat zij
gedetineerd was heeft zij e.e.a. in februari 1994 besproken met de
medische dienst. Aldaar is haar te kennen gegeven dat een aanvraag zou
worden ingediend voor een operatie in het penitentiair ziekenhuis te Den
Haag. Tevens is haar medegedeeld dat dit, gelet op de lengte van de
wachtlijst, enige maanden zou kunnen duren. Klaagster heeft betoogd dat
toen zij medio augustus 1994 nog geen bericht over de operatie had gehad,
contact heeft gezocht met de medische dienst van de p.i. “Amerswiel”, waar
zij op dat moment verbleef. Deze dienst heeft vervolgens contact gezocht
met de medische dienst in “Overmaze”, welke laatste mededeelde dat er
wellicht fouten waren gemaakt. Op het moment dat klaagster hiervan kennis
heeft genomen, heeft zij direct beklag ingesteld tegen deze handelwijze.

Namens de directeur is eveneens volhard in het tegenover de
alleensprekende beklagrechter ingenomen standpunt. Betoogd is dat
klaagster terecht niet-ontvankelijk is verklaard in haar beklag. Van
klaagster had ten aanzien van haar klacht over de handelwijze van de
medische dienst van “Overmaze” verwacht mogen worden dat zij op een eerder
tijdstip dan zij heeft gedaan navraag zou doen over haar operatie.
Aangegeven is dat klaagster te kampen heeft met psychische problemen en
dat als gevolg hiervan haar operatie verschillende keren is uitgesteld.
Eerder geplande opnames konden op het laatste moment geen doorgang vinden
omdat klaagster wegens haar psychische gesteldheid overgeplaatst diende
te worden. Voorts is nog aangegeven dat verondersteld is dat klaagsters
gezondheidsklachten niet meer acuut waren, omdat zij niet langer klaagde
over pijn. Verder is betoogd dat klaagster tevens wegens het feit dat dit
onderdeel van haar beklag een medisch handelen betreft niet-ontvankelijk
verklaard zou moeten worden.

3. Beoordeling: De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de
alleensprekende beklagrechter op goede gronden en met juistheid op het
beklag heeft beslist. Klaagster heeft met betrekking tot een drietal
onderdelen van haar beklag aangegeven deze beslissing te kunnen billijken.
De beroepscommissie heeft ten aanzien van de handelwijze van de medische
dienst in aanmerking genomen dat klaagster, blijkens haar beroepschrift,
medio augustus 1994 wist dat “er iets mis was”. Mitsdien had zij reeds op
dat moment onverwijld beklag moeten instellen, in plaats van nog ruim 2
weken hiermee te wachten. Klaagsters klaagschrift is immers gedateerd op
1 september 1994. Anders dan klaagster is de beroepscommissie van oordeel
dat zij haar beklag derhalve niet tijdig heeft ingesteld. Evenmin is
aannemelijk dat klaagster dit zo spoedig mogelijk heeft gedaan als
redelijkerwijs van haar kon worden verlangd.

4. Beslissing: De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en
bekrachtigd de beschikking van de alleensprekende beklagrechter.

Rechters

Mr. J.H. Koeleman, voorzitter, mr. J.M.W.M. van den Elzen en mr.J.R. Meijeringh, leden, S.A.A.J. Beumer, secretaris