Instantie
Hof Arnhem
Samenvatting
Partijen zijn zes jaar getrouwd geweest en hebben een dochter van vier
jaar. De man betwist dat de vrouw behoefte heeft. Zij kan in eigen
levensonderhoud voorzien. De vrouw heeft inkomsten uit werkzaamheden als
organiste en ontvangt aanvullende bijstand. Het Hof oordeelt op grond van
de volgende omstandigheden dat er voor de vrouw geen economische nadelen
tengevolge van het huwelijk zijn opgetreden: De moeder is zevenentwintig
jaar en heeft tijdens het huwelijk een studie muziek op HBO-niveau
afgerond als muziektherapeute. Zij heeft er naar eigen zeggen thans voor
gekozen om fulltime beschikbaar te zijn voor het kind. Zij stelt zich niet
beschikbaar voor de arbeidsmarkt. ( …) Tijdens het huwelijk van partijen
heeft de vader in deeltijd gewerkt om de moeder in de gelegenheid te
stellen haar opleiding af te ronden en zich een plaats op de arbeidsmarkt
te verwerven. De afspraak bij het huwelijk was dat partijen zouden
trachten economisch zelfstandig te blijven.
De ouders hebben -na de geboorte van het kind- de zorg voor het kind en
de huishouding gezamenlijk gedeeld. De moeder betwist niet dat zij met
haar opleiding in staat zou zijn in haar eigen levensonderhoud te
voorzien. Zij kiest er echter voor fulltime beschikbaar te zijn voor het
kind, thans bijna vijf jaar oud, hoewel er mogelijkheden zijn om het kind
dat ook al naar school gaat, in elk geval deels door anderen te laten
opvangen. Onder deze omstandigheden kan niet geoordeeld worden dat er voor
de moeder tengevolge van het huwelijk economische nadelen zijn opgetreden.
Integendeel; zij is toen in de gelegenheid geweest haar toekomstige
positie op de arbeidsmarkt veilig te stellen. Nu de moeder redelijkerwijs
geacht moet worden in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien rust
er geen onderhoudsplicht jegens haar op de vader. Het verzoek tot het
vaststellen van een bijdrage in haar levensonderhoud zal daarom alsnog
worden afgewezen. Alimentatie afgewezen, rechtbank ƒ 535,-.
Volledige tekst
Het verloop van de procedure:
Dit verloop blijkt uit: -het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 27
oktober 1993; -het exploit van betekening van 9 november 1993; -het
verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, ingekomen ter griffie op 24
december 1993; -het verweerschrift op het zelfstandig verzoek, ingekomen
ter griffie op 19 januari 1994; -de tussenbeschikking van deze rechtbank
van 21 januari 1994; -het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming
te Zutphen, uitgebracht op 21 februari 1994; -de processen-verbaal van de
behandeling ter terechtzitting op 13 april 1994 en 6 juli 1994.
De vaststaande feiten:
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit en zijn op met elkaar
gehuwd, op huwelijkse voorwaarden.
Uit hun huwelijk is op te geboren de minderjarige: .
Het verzoek:
De vrouw verzoekt na wijziging: 1 tussen partijen de echtscheiding,
subsidiair de scheiding van tafel en bed uit te spreken; 2 haar te
benoemen tot voogdes over de minderjarige en de man tot toeziend voogd;
3 te bepalen dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en
opvoeding van de minderjarige ƒ 300,- per maand zal betalen; 4 een
omgangsregeling tussen de man en de minderjarige vast te stellen; 5 de man
te veroordelen om aan haar ƒ 535,- per maand te betalen voor haar
levensonderhoud; 6 deze beschikking voorzover deze betrekking heeft op het
onder 2, 3, 4 en 5 verzochte uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Zij stelt naast hetgeen hiervoor als vaststaand is weergegeven, dat het
huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht, dat zij geen inkomen heeft
en in redelijkheid niet kan verwerven en dat de man draagkracht heeft om
de verzochte bijdrage te voldoen.
Het verweer tevens tegenverzoek:
De man voert verweer tegen de verzochte echtscheiding, subsidiair
scheiding van tafel en bed en de daarmee samenhangende nevenvorderingen.
Hij bestrijdt dat het huwelijk is ontwricht en stelt dat de vrouw in staat
moet worden geacht in haar eigen kosten te voorzien.
De man stelt voorts dat het in het belang van de minderjarige is dat hij
met de feitelijke zorg voor haar wordt belast. Hij verzoekt; 1 hem te
benoemen tot voogd over de minderjarige en de vrouw tot toeziend voogdes;
2 een omgangsregeling tussen de vrouw en de minderjarige vast te stellen.
Voor het geval de vrouw wordt belast met de voogdij over de minderjarige
heeft hij geen bezwaar tegen de verzochte bijdrage in de kosten van
verzorging en opvoeding van de minderjarige van ƒ 300,- per maand.
Het verweer op het tegenverzoek:
De vrouw voert verweer tegen het verzoek van de man om hem te benoemen tot
voogd over de minderjarige.
Zij acht het in het belang van het kind dat zij wordt benoemd tot voogdes.
Voor het overige handhaaft zij haar verzoek als omschreven in haar
verzoekschrift.
De beoordeling:
De essentie van een huwelijk ligt in de bereidheid van beide
huwelijkspartners om op een voor elke van beiden bevredigende wijze van
samenleven inhoud te geven. Indien deze bereidheid bij een van beide
huwelijkspartners komt te ontbreken moet het ervoor gehouden worden dat
het huwelijk is ontwricht. Partijen wonen sedert september 1993 niet meer
samen omdat de vrouw de samenleving met de man niet meer wenste voort te
zetten. De vrouw heeft, ook in rechte, duidelijk en herhaaldelijk te
kennen gegeven dat zij de samenleving met de man niet wil hervatten. Gelet
hierop moet dan ook worden aangenomen dat het huwelijk van partijen is
ontwricht en dat deze ontwrichting een duurzaam karakter heeft. De
rechtbank zal het verzoek tot echtscheiding dan ook toewijzen.
Partijen zijn verdeeld over de toewijzing van het gezag over de
minderjarige. Zij hebben beide het beste voor met hun dochter. De
spanningen die ontstonden toen zij nog samenwoonden en waaronder de
minderjarige leed, waren het gevolg van hun emoties.
De minderjarige verblijft sedert het uiteengaan van partijen bij de vrouw.
Zij gaat in op school en heeft daar haar vriendinnetjes. De
minderjarige heeft thans rust en veiligheid gevonden.
Uit het onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming is niet gebleken
dat de vrouw de verzorging en opvoeding van de minderjarige niet op de
juiste wijze zou uitoefenen. De rechtbank is, gelet op het vorenstaande,
van oordeel dat in het belang van de minderjarige geen verandering dient
te worden gebracht in de huidige situatie en dat de vrouw moet worden
belast met de voogdij over het kind en de man met de toeziende voogdij,
zodat aldus wordt beslist.
Partijen zijn ter terechtzitting de navolgende omgangsregeling
overeengekomen.
De rechtbank acht deze regeling in het belang van de minderjarige, zodat
wordt beslist als volgt.
De man heeft geen bezwaar tegen de door de vrouw verzochte bijdrage in de
kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, zodat dat verzoek
wordt toegewezen.
De man stelt dat partijen er steeds van uitgingen dat ieder voor zichzelf
zou zorgen en dat de vrouw in staat moet worden geacht in haar eigen
kosten voor het levensonderhoud te kunnen voorzien. Hij is van mening dat
de verzochte bijdrage overigens beantwoordt aan de aan te leggen
maatstaven.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de vrouw geen eigen inkomen heeft en
in verband met de zorg voor de minderjarige ook niet in staat is zich dat
te verwerven, zij behoefte heeft aan een bijdrage in de kosten van haar
levensonderhoud. Het aangaan van een huwelijk voorts roept een
verplichting voor beide partners in het leven om voor elkaar te zorgen,
welke zorgplicht na echtscheiding, in weliswaar gewijzigde vorm,
voortleeft. Afspraken tussen partijen in de door de man gestelde vorm
kunnen daar niet op afdoen, zodat, gelet op voormeld standpunt van de man,
de verzochte bijdrage zal worden toegewezen.
De rechtbank acht deze bijdrage in overeenstemming met de wettelijke
maatstaven.
De proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te melden wijze, omdat
zij zijn gemaakt tussen echtelieden.
De beslissing:
De rechtbank:
Spreekt uit de echtscheiding tussen de vrouw en de man, op met elkaar
gehuwd.
Veroordeelt de man om, vanaf de dag waarop deze beschikking zal zijn
ingeschreven in de desbetreffende registers van de Burgerlijke Stand, aan
de vrouw voor levensonderhoud te betalen de som van ƒ 535,-
(vijfhonderdenvijfendertig gulden) per maand, telkens bij vooruitbetaling
te voldoen.
Benoemt over het minderjarige kind: geboren te op
.
tot voogdes: de vrouw, wonende te , en tot toeziend voogd: de man,
wonende te .
Beveelt dat de minderjarige, indien zij zich niet reeds bevindt in de
feitelijke macht van de met het gezag beklede ouder, aan deze zal worden
afgegeven.
Bepaalt dat de man, met ingang van de dag waarop de voogdij zal aanvangen,
als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige
aan de vrouw zal betalen ƒ 300,- (driehonderd gulden) per maand, voor de
toekomst telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
Regelt het recht van omgang tussen de man en de minderjarige aldus
dat deze minderjarige eens in de drie weken van vrijdagmiddag tot
zondagmiddag bij de man zal verblijven. Bepaalt dat de vrouw op deze
weekeinden de minderjarige op vrijdagmiddag om 15.00 uur bij de familie
in zal brengen en dat zij weer bij deze familie op zondagmiddag
16.00 uur zal ophalen en dat bij de overdracht van het kind de ouders
schriftelijke informatie zullen verstrekken betreffende het kind en elkaar
daar niet ontmoeten.
Bepaalt voorts dat de minderjarige in haar schoolvakanties die langer dan
twee weken duren bij ieder der ouders de helft zal doorbrengen en dat zij
de andere schoolvakanties om en om bij een der ouders zal verblijven.
Verklaart deze beschikking voor wat betreft de beslissing over het gezag
over genoemde minderjarige, de bijdrage ten behoeve van de vrouw en de
minderjarige en de omgangsregeling tussen de man en de minderjarige
uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Compenseert de kosten van dit geding aldus, dat iedere echtgenoot met de
eigen kosten belast blijft, behoudens dat de executiekosten ten laste van
de man komen, indien niet vrijwillig wordt voldaan aan de bij deze
beschikking opgelegde alimentatieplicht.
Veroordeelt mitsdien de man in dat geval te dier zake te betalen
rechtstreeks aan de procureur van de vrouw het onder nakosten vallende
salaris en rechtstreeks aan de executerende deurwaarder de nakomende
verschotten.
Rechters
Mr. H.E. de Boer