Instantie
Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing
Samenvatting
Een gedetineerde vrouw, geplaatst in de gevangenis Maastricht, verzocht
overplaatsing naar de gevangenis Zwolle gezien de reisafstand voor haar
kinderen. Wegens plaatsgebrek werd dit verzoek afgewezen, een beslissing
die in beroep standhield.
Volledige tekst
Bevindingen en overwegingen:
1. De stukken De beroepscommissie heeft kennis genomen van de navolgende
stukken: het beroepschrift van appellant d.d. 28 maart 1994, waarbij zij
in beroep komt tegen haar overplaatsing vanuit de half open inrichting
(hoi) “Ter Peel” te Sevenum, via de penitentiaire inrichting voor vrouwen
(p.i.v.) te Breda, naar de gevangenis voor vrouwen van de penitentiaire
inrichtingen (p.i.en) “Overmaze” te Maastricht, welk beroepschrift is
ingekomen op het secretariaat op 30 maart 1994; de op de
herselectiebeslissing gegeven toelichtingen d.d. 22 april 1994 en 18 mei
1994 van de voorzitter van de selectiecommissie (s.a.c.) voor vrouwen met
bijlagen, waaronder het herselectieadvies d.d. 1 maart 1994 van de
directeur van de p.i. “Ter Peel” te Sevenum.
2. De feiten Na verblijf in de penitentiaire inrichting ‘Overmaze’ te
Maastricht en de p.i.v. te Breda werd appellante in het kader van het
project ‘moeder en kind’ op 15 juli 1993 geplaatst in de half open
inrichting (h.o.i.) ‘Ter Peel’ te Sevenum. Haar kind dat vanaf 12 juli
1993 aldaar verbleef liet zij na haar weekendverlof op 23 oktober 1993 bij
familie thuis achter. Op 25 februari 1994 werd appellante, na een
positieve uitslag van een urinecontrole, ter herselectie overgebracht naar
de p.i.v. te Breda, van waaruit zij op 22 maart 1994 werd overgeplaatst
naar de gevangenis voor vrouwen te Maastricht. Appellante ondergaat een
gevangenisstraf van twee jaar en negen maanden met aftrek, welke is
ingegaan op 9 juli 1993 en zal eindigen op 9 juli 1995. De wettelijk
vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 9 augustus 1994.
3. De standpunten 3.1. In haar beroepschrift geeft appellante te kennen
dat zij zich niet kan verenigen met haar overplaatsing naar de gevangenis
te Maastricht, aangezien haar kinderen, woonachtig te Nijmegen, haar
vanwege de te grote reisafstand daar niet kunnen bezoeken. Bij voorkeur
zag zij zich geplaatst in de gevangenis te Zwolle, waartoe het B.S.D.
evenwel geen medewerking wilde verlenen.
3.2. De voorzitter van de Selectieadviescommissie (s.a.c.) voor vrouwen
brengt in zijn toelichting naar voren dat appellante wegens het gebruik
van cocaine ter herselectie is weggeplaatst uit de h.o.i. ‘Ter Peel’.
Gelet op het terzake uitgebrachte herselectieadvies en gegeven de
omstandigheid dat in de gevangenis te Maastricht juist enige cellen
vrijkwamen, terwijl voor de andere gevangenissen een wachtlijst bestond,
is appellante overgeplaatst naar Maastricht. Een verzoek van haar om op
sociale indicatie te worden overgeplaatst naar de gevangenis te Zwolle is
in de vergadering van de s.a.c. d.d. 7 april 1994 besproken. Op grond van
het feit dat appellante nu in een gevangenis zit en anders op een
wachtlijst (voor plaatsing in Zwolle) zou komen te staan is in voor haar
negatieve zin beslist.
3.3. In het over appellante uitgebrachte herselectieadvies wordt vermeld
dat zij reeds eerder (in 1991) in de h.o.i. te Sevenum heeft verbleven en
dat dit ook toen tot terugplaatsing in het gesloten circuit heeft geleid.
Haar gedrag in ‘Ter Peel’ wordt grensverleggend in negatieve zin genoemd;
zij heeft diverse rapporten gehad. Haar deelname aan arbeid en
vormingsactiviteiten waren matig. Geconcludeerd wordt dat appellante
ongeschikt is voor het regime van ‘Ter Peel’. Geadviseerd wordt haar te
plaatsen in een (gesloten) gevangenis voor langgestraften.
4. Ontvankelijkheid Het beroep is tijdig ingesteld zodat appellante hierin
kan worden ontvangen.
5. Inhoudelijke beoordeling 5.1. Gelet op haar leeftijd en werkelijke
strafduur behoort appellante tot de categorie langgestrafte vrouwen, voor
opneming van wie zijn bestemd de gevangenis voor vrouwen paviljoen B te
Maastricht, de gevangenis voor vrouwen te Zwolle en de gevangenis
‘Amerswiel’ II te Heerhugowaard, alle met een regime van algehele
gemeenschap.
5.2. Het feit dat appellante niet is geselecteerd voor de gevangenis te
Zwolle is het gevolg van plaatsgebrek in (onder andere) deze inrichting.
Deze omstandigheid treft haar in gelijke mate als andere langgestrafte
vrouwen.
5.3. De beslissing haar te herselecteren voor de (gesloten) gevangenis
voor vrouwen paviljoen B te Maastricht kan, nu zij voldoet aan de voor die
inrichting geldende criteria, niet onredelijk of onbillijk worden geacht.
Bovendien is de reisafstand naar Maastricht voor haar bezoek vanuit
Nijmegen niet veel langer dan wanneer zij in de gevangenis te Zwolle zou
zijn geplaatst.
Op grond van het bovenstaande komt de beroepscommissie tot de volgende
beslissing:
zij verklaart het beroep ongegrond.
Rechters
Mrs. Meijeringh, Nijborg, Vegter