Instantie: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 30 december 1992

Instantie

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch

Samenvatting


Een jaar na inwerkingtreding van de herziene
zedelijkheidswetgeving heeft het hof in Den Bosch geoordeeld
dat het binnendringen met een vibrator in de vagina niet viel
onder de definitie van seksueel binnendringen. Het hof beroept
zich op de wetsgeschiedenis en zelfs op de rapportage van de
Commissie Melai, waarin juist expliciet het binnendringen met
vele verschillende voorwerpen als voorbeeld van seksueel
binnendringen wordt genoemd. Uitspraken, waarin de rechter van
mening is, dat seksueel binnendringen niet alleen met het
mannelijk geslachtsdeel kan plaatsvinden zijn Rechtbank
Zutphen 13 januari 1993, parketnummer 6-19520-92, Rechtbank
‘s-Gravenhage 26 januari 1993, NJ 1993.341, Rechtbank Arnhem
(militaire kamer) 25 mei 1993, parketnummer 26-031724-92. De
Rechtbank Breda 14 februari 1992, parketnummer 2-7145-92
bracht ook het steken van vingers in de anus van een jongen
onder de twaalf jaar door een man onder art. 242 Sr. De
Rechtbank Utrecht 5 november 1992, parketnummer 16-70244-92
volgde dezelfde lijn als het onderhavige arrest van het Hof
Den Bosch. Rechtbank Arnhem 30 maart 1993, partketnummer 05-
070003-93 en Hof Arnhem 19 juli 1993, parketnummer 21-002633-
92 motiveren hun uitgebreide interpretatie van seksueel
binnendringen. Volgens de rechtbank is ‘het zich met geweld
toegang verschaffen’ het doorslaggevende criterium en volgens
het Hof Arnhem staat ‘het zoveel mogelijk uitbannen van het
verschil tussen mannen en vrouwen’ centraal bij de beoordeling
van het begrip seksueel binnendringen.

Volledige tekst

Verdachte (F) heeft in prima o.a. terechtgestaan
terzake dat
1. hij in of omstreeks de nacht van 12 op 13 jan. 1992 in de
gem. D door geweld of (een) (andere) feitelijkehe(i)d(en)
en/of bedreiging met geweld of (een) (andere)
feitelijkhe(i)d(en) Z, althans een persoon heeft gedwongen tot
het ondergaan van (een) handeling(en) die (mede) bestond(en)
uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die Z,
hebbende hij, verdachte, toen aldaar (opzettelijk) een
vibrator, althans een voorwerp in de vagina van die Z gestoken
en/of met een/die vibrator, althans met dat/een voorwerp in
haar, Z’s, vagina op en neer heeft bewogen en/of zijn,
verdachtes vinger(s) in haar, Z’s anus heeft gestopt en
bestaande dat geweld of die (andere) feitelijkhe(i)d(en)
hierin, dat hij, verdachte, toen aldaar (opzettelijk) de
handen van die Z (strak) samengebonden en/of die Z aan haar
samengebonden handen van de grond gehesen en/of laten hangen
(en/of (aldus) voor die Z een bedreigende situatie heeft doen
ontstaan).

Overwegende met betrekking tot de geldigheid van het onder
parketnr. 02-025088-92 sub 1 primair ten laste gelegde: dat de
hierboven aangehaalde telastlegging kennelijk beoogt aan
verdachte te verwijten enig handelen in strijd met art. 242
Sr, zoals dit artikel is komen te luiden na de wijziging bij
wet van 9 okt. 1991, Stb. 519;
dat art. 242, zoals het voor die wijziging luidde, strafbaar
stelde hem die door geweld of bedreiging met geweld een vrouw
dwingt met hem buiten echt vleselijk gemeenschap te hebben;
dat noch in de wet, noch in de parlementaire geschiedenis van
voormelde wetswijziging het delictsbestanddeel ‘seksueel
binnendringen’ nader is gedefinieerd;
dat uit de parlementaire geschiedenis en het daaraan
voorafgaande rapport van de Commissie-Melai evenwel blijkt dat
de wetgever als uitgangspunt heeft genomen het binnendringen
van het mannelijk geslachtsdeel in het geslachtsdeel van een
vrouw, zoals dat onder het vroegere recht al strafbaar was
gesteld, en – mede vanwege het vervallen van de eis dat het
slachtoffer een vrouw is – bij het begrip ‘seksueel
binnendringen’ het oog heeft gehad op het oraal of anaal
binnendringen van het lichaam door het mannelijk geslachtsdeel
als uitbreiding naast het reeds strafbaar gestelde vaginaal
binnendringen;
dat het binnendringen van het lichaam met een vibrator,
althans een voorwerp, respectievelijk met een of meer
vingers – zoals hier ten laste gelegd – niet begrepen kan
worden onder ‘seksueel binnendringen van het lichaam’ in de
zin van art. 242 Sr, mede gelet op het in art. 1 eerste lid Sr
neergelegde beginsel, dat noopt tot een strikte
wetsuitlegging;
dat het hof, gelet op het voorgaande, nu is ten laste gelegd,
dat het seksueel binnendringen heeft bestaan uit het in de
vagina van Z steken en/of op en neer bewegen van een vibrator
althans een voorwerp en/of in haar anus stoppen van vinger(s),
het sub 1 primair ten laste gelegde innerlijk tegenstrijdig
oordeelt;
dat de inleidende dagvaarding voor wat betreft het onder
parketnr. 02-025088-92 sub 1 primair ten laste gelegde
derhalve nietig moet worden verklaard.

Rechters

Mrs. Pijls, Langemeijer, Bonneur