Instantie
Commissie gelijke behandeling
Samenvatting
Personeelsadvertentie waarin om een ‘offsetdrukker- Sormz’ wordt
gevraagd zonder vermelding van ‘m/v’ levert strijd op met de Wet. In de
advertentie is niet zowel de mannelijke als vrouwelijke functiebenaming
gebruikt en is niet uitdrukkelijk vermeld dat zowel mannen als vrouwen in
aanmerking komen.
Volledige tekst
1. HET VERZOEK
1.1. Op 21 januari 1991 verzocht Druk en Papier FNV (hierna: verzoeker)
de Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid haar
oordeel uit te spreken over de vraag of door te Rotterdam
(hierna: wederpartij) bij het aanbieden van een betrekking onderscheid is
gemaakt in strijd met de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (WGB;
Stb. 1989, 168).
1.2. Verzoeker heeft een personeelsadvertentie van de wederpartij
gesignaleerd. In deze advertentie vraagt de wederpartij om een
‘offsetdrukker-Sormz’.
Verzoeker is van mening dat deze advertentie in strijd is met de WGB.
2. DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET VERZOEK
2.1. Verzoeker is een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, met
een doelstelling zoals bedoeld in artikel 14 lid 2e. Hiermee voldoet
verzoekster aan de eisen die de Wet aan een groepsactie stelt.
3. DE LOOP VAN HET ONDERZOEK
3.1. De voorzitter van de Commissie (hierna: de voorzitter) heeft het
verzoek in behandeling genomen en op grond van artikel 36 van het
Procedureglement besloten om in deze zaak de vereenvoudigde behandeling toe te
passen. De wederpartij is in de gelegenheid gesteld tegen die beslissing
bezwaar aan te tekenen. De wederpartij heeft hiervan echter geen gebruik
gemaakt.
De wederpartij is eenmaal in de gelegenheid gesteld om op het standpunt
van verzoeker te reageren.
3.2. Het oordeel is namens de Commissie vastgesteld door de voorzitter.
4. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
4.1. Verzoeker heeft een personeelsadvertentie van de wederpartij
gesignaleerd in het het tijdschrift ‘Pers’ van 24 oktober 1991.
In de advertentie vraagt de wederpartij om een ‘offsetdrukker- Sormz’.
In de advertentie is niet uitdrukkelijk vermeld dat zowel mannen als
vrouwen in aanmerking komen voor de aangeboden functie.
4.2. Verzoeker is van mening dat de wederpartij hiermee bij het
aanbieden van de betrekking onderscheid heeft gemaakt tussen mannen en vrouwen
en daarmee in strijd heeft gehandeld met de WGB.
4.3. De wederpartij stelt dat het verzuimen van het opnemen van de
toevoeging m/v berust op een misverstand en dat het haar ten zeerste spijt.
Ten eerste gezien de ongelijkheid en ten tweede gezien de schaarste op de
arbeidsmarkt. Normaliter neemt zij de toevoeging m/v wel op in haar
personeelsadvertenties en zij zal dit ook in de toekomst weer doen.
5. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE
5.1. In geding is de vraag of de wederpartij bij de aanbieding van de
betrekking onderscheid heeft gemaakt tussen mannen en vrouwen en daarmee in
strijd heeft gehandeld met de WGB, door in de onderhavig advertentie om een
‘offsetdrukker-sormz’ te vragen, terwijl zij niet uitdrukkelijk vermeld heeft
dat zowel mannen als vrouwen voor de functie in aanmerking komen.
5.2. Artikel 3 lid 1 van de WGB verbiedt het maken van onderscheid naar
geslacht bij de aanbieding van een betrekking. Uit tekst en vormgeving van een
advertentie moet duidelijk blijken dat zowel mannen als vrouwen in aanmerking
komen.
Alleen in geval van een wettelijke uitzondering mag van dit verbond
worden afgeweken.
Ingevolge artikel 5 lid 1 WGB mag van het bepaalde in artikel 3 lid 1
worden afgeweken, indien het gemaakte onderscheid beoogt vrouwen in een
bevoorrechte positie te plaatsen teneinde feitelijke ongelijkheden op te
heffen.
Ook mag op grond van artikel 5 lid 2 WGB voor zover het betreft de
toegang tot de beroepsactiviteiten of de hiervoor noodzakelijke opleidingen
van artikel 3 lid 1 WGB worden afgeweken in die gevallen, waarin het geslacht
bepalend is voor de functie.
De reden van de afwijking van het verbond van artikel 3 lid 1 WGB moet
in de advertentie worden vermeld.
De wederpartij heeft geen beroep gedaan op een van de wettelijke
uitzonderingen. De Commissie beschikt niet over aanwijzingen dat deze zich
hier voordoen.
5.3. In artikel 3 lid 3 WGB wordt het algemene verbod om onderscheid te
maken naar geslacht bij de aanbieding van een betrekking nader uitgewerkt.
Artikel 3 lid 3 schrijft voor dat uit de tekst en vormgeving van een
advertentie duidelijk moet blijken dat zowel mannen als vrouwen in aanmerking
komen.
In het vierde lid van artikel 3 wordt deze eis vervolgens verder
toegespitst op het gebruik van functiebenamingen. Hierin is bepaald dat ofwel
de mannelijke en vrouwelijke functiebenaming wordt vermeld ofwel in andere
gevallen uitdrukkelijk wordt aangegeven dat zowel mannen als vrouwen in
aanmerking komen.
In de onderhavige advertentie wordt slechts een functiebenaming namelijk
‘drukker’ vermeld terwijl ook, bijvoorbeeld door de toevoeging m/v, niet op
andere wijze uitdrukkelijk blijkt dat vrouwen en mannen in aanmerking komen.
Daarmee staat vast dat de wederpartij in strijd heeft gehandeld met
artikel 3 lid 4 en daarmee tevens in strijd met artikel 3 lid 1.
5.4. Met betrekking tot het verweer van de wederpartij, merkt de
Commissie nog het volgende op.
De Commissie spreekt haar waardering uit voor het feit, dat de
wederpartij normaliter wel de toevoeging m/v opneemt in haar
personeelsadvertenties en dat zij dit ook in de toekomst zal doen.
Verzoeker heeft een oordeel gevraagd over de in paragraaf 4.1.
beschreven advertentie. De Commissie kan dan ook geen uitspraak doen over het
wervingsbeleid van de wederpartij in het algemeen.
6. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE
De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat te Rotterdam bij de
aanbieding van de betrekking onderscheid naar geslacht heeft gemaakt in strijd
met artikel 3 lid 1 en lid 4 van de Wet gelijke behandeling van mannen en
vrouwen.
Rechters
Mr. C.H.S. Evenhuis, voorzitter en drs. C.M. Sjerps, secretaris