Instantie: Fungerend president Rechtbank Haarlem, 29 april 1992

Instantie

Fungerend president Rechtbank Haarlem

Samenvatting


Dochter is in haar jeugd seksueel misbruikt door
haar vader. Zij eist in kort geding onder andere een
sectorverbod. Deze vordering wordt toegewezen, ondanks het
feit dat de voorlopige hechtenis van de vader is geschorst
onder de voorwaarde dat hij gedurende de proeftijd noch direct
noch indirect contact zal opnemen met zijn dochter. De
rechtbank vindt dat zijn enkele lijfelijke tegenwoordigheid
ten opzichte van zijn dochter en zijn ex-echtgenote in
beginsel al als onrechtmatig moet worden aangemerkt.

Volledige tekst

1. Verloop van de procedure

1.1. Ter terechtzitting van 27 april 1992 hebben eiseressen,
overeenkomstig de inleidende dagvaarding gesteld en gevorderd
als hierna sub 2.2 vermeld.

1.2. Gedaagde heeft zich tegen de vordering verweerd. Na
verder debat in tweede termijn hebben partijen onder
overlegging van de stukken vonnis gevraagd. De uitspraak
daarvan is bepaald op heden.

2. Het geschil van partijen

2.1. De vaststaande feiten

In dit geding kan van het volgende worden uitgegaan.

– Eiseres sub 1, X, is de dochter en eiseres sub 2 de ex-
echtgenote van gedaagde.

– Gedaagde heeft X vanaf haar vijftiende jaar tot haar
achttiende jaar seksueel misbruikt. Eiseressen hebben in juli
1991 daarvan aangifte gedaan bij de politie.

Tevens is eiseres sub 2 in juli 1992 een
echtscheidingsprocedure begonnen tegen gedaagde. De
echtscheiding is op 18 februari 1991 ingeschreven in de
registers van de burgerlijke stand. Bij vonnis is bepaald dat
eiseres huurster is van de echtelijke woning.

– Gedaagde is in voorlopige hechtenis gesteld. De voorlopige
hechtenis is bij beschikking van de rechtbank te Haarlem met
ingang van 16 oktober 1991 geschorst onder onder meer de
voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd noch direct,
noch indirect contact zal opnemen met zijn dochter. Gedaagde
woont thans op het adres …

2.2. De vordering met de grondslag ervan

Eiseressen vorderen een sectorverbod en een contactverbod.
Eiseres sub 1 vordert een bedrag van ƒ 1.500,- als
vergoeding van immateriele schade.

Zij leggen daaraan ten grondslag dat zij het gebeuren nog niet
hebben verwerkt, en dat zij zich gespannen en onveilig voelen
en de wraak vrezen van gedaagde die al jaren alcohol gebruikt
en dan regelmatig agressief wordt. Hun angst en nervositeit
zijn de laatste tijd verergerd als gevolg van confrontaties
met gedaagde.

Gedaagde heeft bekend in de strafzaak, zodat zijn onrechtmatig
gedrag vaststaat. Gedaagde is daarom schadeplichtig. Het
gevraagde voorschot op de schadevergoeding is voor eiseres sub
1 een erkenning van het haar aangedane leed en kan
therapeutisch werken en daardoor de uiteindelijke schade
verminderen.

2.3. Het verweer

Gedaagde betwist dat hij zich gedraagt in strijd met de hem
opgelegde voorwaarde en stelt dat hij ontmoetingen met zijn
ex-vrouw en dochter zoveel mogelijk probeert te vermijden.
Daarom zijn de gevraagde verboden overbodig. Indien opgelegd
zal het gevorderde straatverbod hem onredelijk in zijn
vrijheid van beweging belemmeren. Tegenover de woning waar
eiseressen wonen, woont een broer van hem. Hij is aangewezen
op die broer omdat hij als gevolg van het gebeuren in een
sociaal isolement dreigt te geraken, en omdat zijn huidige
woning geen functionerende douche heeft, zodat hij genoodzaakt
is nu en dan bij zijn broer te komen douchen.

3. Beoordeling van het geschil

3.1. In dit geding staat het – door gedaagde erkende – feit
vast dat hij ongeveer drie jaar lang seksueel misbruik heeft
gemaakt van zijn dochter. In de overgelegde brief van de
psychotherapeut B, verbonden aan de afdeling Jeugdzorg van het
Riagg Zuid Kennemerland, wordt een overduidelijk verband
gelegd tussen het seksueel misbruik dat van de dochter is
gemaakt, en de klachten die eiseressen ondervinden. Bij de
dochter, maar ook bij de moeder komen nare herinneringen
boven. Zij voelen zich vaak zeer gespannen, hebben last van
psychosomatische klachten (vooral hoofdpijn) en slapen slecht.
De moeder gebruikt kalmerende tabletten. Gedaagde heeft niet
tegengesproken dat dat zo is.

3.2. Eveneens heeft gedaagde niet weersproken dat er nog
geregeld confrontaties plaatsvinden tussen hem en zijn dochter
of zijn voormalige echtgenote. Gedaagde heeft gemotiveerd als
verweer aangevoerd, dat hij maatregelen neemt om dergelijke
confrontaties zoveel mogelijk te vermijden, en dat hij zich
indien zo’n confrontatie toch plaats vindt, zo snel mogelijk
verwijdert, mede om de schorsing van zijn voorlopige hechtenis
niet door overtreding van de voorwaarden in gevaar te
brengen.

3.3. Uit de bovengenoemde brief van B blijkt dat eiseressen de
confrontatie met gedaagde niet aan kunnen. Zij vrezen de wraak
van gedaagde, die in het verleden alcohol gebruikte en
daardoor agressief kan worden. Hun angst en nervositeit loopt
als gevolg van die confrontaties hoog op. X trekt zich steeds
meer terug. De moeder is op van de zenuwen en volgens de
therapeut nog maar net in staat de verantwoordelijkheid en de
zorg voor haar drie kinderen te dragen. De gegrondheid van
deze mededelingen is naar het oordeel van de fungerend-
president des te meer vast komen te staan omdat ter
terechtzitting kon worden waargenomen dat de behandeling van
de feiten vooral bij de dochter hevige emoties heeft
opgeroepen.

3.4. Op grond van deze feitelijke omstandigheden, gelet op de
strafrechtelijke aansprakelijkheid van gedaagde, moet
gedaagdes lijfelijke tegenwoordigheid ten opzichte van zijn
dochter en zijn voormalige echtgenote in beginsel als
onrechtmatig worden aangemerkt. Daarbij kan er evenmin aan
worden voorbij gegaan dat op gedaagde een onmiskenbare morele
verplichting rust om zoveel als in zijn macht ligt, bij te
dragen aan de verwerking door zijn dochter van het misbruik
dat hij van haar heeft gemaakt. Daarvoor is het gewenst dat
gedaagde geheel uit haar buurt blijft. Het is daarom
bepaaldelijk onvoldoende dat gedaagde zich beperkt tot een
vermijdingsgedrag en daarbij het risico neemt dat er nog meer
confrontaties tussen hem en eiseressen zullen plaatsvinden.

3.5. Gedaagde kan ook in zijn woning contact met zijn broer
houden. Evenmin is aannemelijk dat hij is aangewezen op de
woning van zijn broer om zich daar te douchen. Het ligt voor
de hand dat hij de douche in zijn eigen woning kan laten
repareren als die niet functioneert.

3.6. Na afweging van de wederzijdse in het geding zijnde
belangen is de vordering derhalve toewijsbaar in voege als na
te melden. De duur van het te geven sectorverbod behoort te
worden beperkt tot zes maanden. Indien daarvoor aanleiding is
kunnen eiseressen na het verloop van die termijn vragen om die
te verlengen.

3.7. Gedaagde heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering
tot schadevergoeding, welke overigens gegrond en rechtmatig
voorkomt.

3.8. De proceskosten zullen, gelet op de familieverhoudingen,
worden gecompenseerd.

4. Beslissing

De Fungerend-President, rechtdoende in kort geding:

4.1. Verbiedt gedaagde, om zich na betekening van dit vonnis
tot zes maanden daarna te begeven in de wijken Parkwijk en
Zuiderpolder, dat is het gebied binnen de Schipholweg, de
Prins Bernhardlaan, de Amtserdamse Vaart en de Ringvaart en de
Buitenliede, te Haarlem;

4.2. Beveelt gedaagde om eiseressen met rust te laten en geen
contact meer te zoeken op welke wijze dan ook;

4.3. Bepaalt dat gedaagde een dwangsom verbeurt van ƒ 250,-
voor elke afzonderlijke overtreding van een der hier boven
genoemde verboden;

4.4. Machtigt eiseressen om deze verboden zonodig ten uitvoer
te doen leggen met behulp van de sterke arm van politie en
justitie;

4.5. Veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van
kwijting een bedrag van ƒ 1.500,- te betalen aan eiseres sub
1.

4.6. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

4.7. Compenseert de proceskosten van deze procedure, aldus dat
elke partij de eigen kosten draagt.

Rechters

Mr. G.H. Zweers