Instantie
Commissie gelijke behandeling
Samenvatting
Verzoekster is werkzaam in een automatiseringsfunctie. Zij wordt lager
beloond dan haar mannelijke collega’s die arbeid van (nagenoeg) gelijke waarde
verrichten. Criteria opleiding en ervaring (dit laatste weerspiegeld in het
laatstgenoten salaris) op zichzelf sekse-neutraal. Vraag of sprake is van
indirect onderscheid. In zaken als de onderhavige -verzoekster is
herintreedster- dient de werkgever van geval tot geval en van tijd tot tijd na
te gaan of belang van ontbrekende ervaring/opleiding nog aanwezig is.
Beloningsverschil objectief gerechtvaardigd in beginfase dienstverband, echter
niet meer vanaf moment waarop verzoekster haar functie op adequate wijze
vervult.
Volledige tekst
Uit het onderzoek van de Commissie is echter wel gebleken, dat
verzoekster na de beginfase haar functie op adequate wijze is gaan vervullen.
Dit betekent, dat verzoekster haar achterstand op beide maatmannen, in
elk geval voor een aanzienlijk deel, heeft ingelopen en dat de invloed van
haar slechtere startpositie op de uitoefening van de werkzaamheden aldus is
verdwenen of in elk geval beduidend afgenomen.
De rechtvaardiging voor het langdurig handhaven van een groot
beloningsverschil is daarmee naar het oordeel van de Commissie vervallen.
Hieraan kan niet afdoen hetgeen door de wederpartij is aangevoerd.
Weliswaar biedt zij verzoekster de mogelijkheid om versneld door de schalen te
lopen, maar zij stelt daarbij aan verzoekster voor bevordering naar schaal 8
een extra eis – namelijk het bezit van de nieuwe module HB1- die voor dezelfde
bevordering van de maatmannen geen voorwaarde is geweest en die evenmin tot de
basiseisen voor de functie van systeembeheerder behoort.
In dit verband merkt de Commissie nog op -zij het ten overvloede- dat de
opleidingseisen in de loop van verzoeksters dienstverband diverse malen
veranderd zijn en dat ook aan de maatmannen diverse andere -ook onderling
afwijkende- opleidingseisen zijn gesteld. Indien de stelling van de
wederpartij, dat de functie snel verandert en daarmee samenhangend de
opleidingseisen, juist is, had de wederpartij aan het verschil in opleiding
niet zodanige beloningsverschillen kunnen verbinden als is geschied, nu ook de
beide maatmannen niet aan die -later gestelde- opleidingseisen voldeden.
Tenslotte heeft de wederpartij gewezen op de betere taakinvulling door
de beide maatmannen. Het komt de Commissie echter voor dat de wederpartij hier
niet zozeer doelt op het minder functioneren van verzoekster alswel op het
beter dan gemiddeld functioneren van de maatmannen. De Commissie sluit niet
uit dat dit reden kan zijn voor een extra beloning van maatmannen. Zij merkt
daarbij echter op dat ook dit de omvang van het beloningsverschil niet kan
verklaren. Bovendien heeft de wederpartij niet aangevoerd dat het
beloningsverschil in dit kader dient te worden geplaatst.
Op grond van bovenstaande overwegingen komt de Commissie tot de
conclusie dat de wederpartij geen deugdelijke verklaring heeft gegeven voor
het bestaande beloningsverschil tussen verzoekster en beide maatmannen.
5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE
De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat de Minister van Justitie
in door de Commissie onderzochte perioden indirect onderscheid heeft gemaakt
naar geslacht jegens mevrouw … te Heerhugowaard, en daarmee heeft gehandeld
in strijd met artikel 1 Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de
burgerlijke openbare dienst, respectievelijk artikel 1a Wet gelijke
behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid.
Rechters
mr. E.F.A. van Buitenen, kamervoorzitter; drs. C.M. Sjerps, secretaris